ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0426 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 509.2009

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0426
Datum uitspraak: 31-08-2010
Datum publicatie: 24-09-2010
Zaaknummer(s): 509.2009
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie: Belagvrije voet. Door de gerechtsdeurwaarder is uitgegaan van onjuiste gegevens. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder rijmt niet met de in het exploot opgenomen gegevens. De klacht wordt op twee onderdelen gegrond verklaard en er wordt de maatregel van berisping opgelegd.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 31 augustus 2010 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderwet inzake de klacht met nummer 509.2009 ingediend door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

gemachtigde: [     ],

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief met bijlagen van 12 augustus 2009, ingekomen op 14 augustus 2009, heeft klaagster een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna: de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief met bijlagen ingekomen op 24 september 2009 heeft de gerechtsdeurwaarder op de klacht gereageerd.

Klaagster en de gerechtsdeurwaarder hebben schriftelijk medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 11 mei 2010.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is nader bepaald op 31 augustus 2010.

1. De feiten

a)      De gerechtsdeurwaarder heeft bij exploot van 10 maart 2009 ten laste van klaagster beslag gelegd onder de Belastingdienst op de voorlopige teruggave 2009. In het beslagexploot is onder meer de volgende zinsnede opgenomen: ”dat ingevolge de mij thans ten dienste staande gegevens, de beslagvrije voet van [     ] voornoemd, voor wat betreft dit beslag, 0,00 per maand bedraagt;” .

b)      De gerechtsdeurwaarder heeft op 24 april 2009 ten laste van klaagster beslag gelegd onder de UWV op de ww-uitkering van klaagster en daarbij de beslagvrije voet gehalveerd.

c)      Bij brief van 15 juli heeft de gemachtigde van klaagster bij de gerechtsdeurwaarder bezwaar gemaakt tegen de gelegde beslagen.

d)     Bij brief van 24 juli 2009 heeft de gerechtsdeurwaarder de gemachtigde van klaagster onder meer geschreven: ”Allereerst hebben wij 10 maart jl. beslag gelegd onder de Belastingdienst op de voorlopige toeslag. Voor deze beslagen geldt geen beslagvrije voet en telt niet mee bij het inkomen! In de tussentijd waren wij nog doende om het inkomen van mevrouw [     ] te achterhalen. Pas in april 2009 kwamen wij erachter dat mevrouw [     ] een ww uitkering van het UWV geniet. (…..). De beslagvrije voet m.b.t. het beslag op het inkomen (UWV) is –achteraf- niet geheel juist gegaan. De beslagvrije voet is gehalveerd –ervan uitgaande dat mevrouw [     ] een partner  heeft en derhalve nog een inkomen zou zijn. Dit blijkt nu niet het geval te zijn. De beslagvrije voet zal dan ook aangepast worden met terugwerkende kracht. (…..)”.

e)      Bij brief van 24 juli 2010 heeft de gerechtsdeurwaarder het UWV de nieuwe door hem vastgestelde beslagvrije voet medegedeeld.

2. De klacht

Verkort samengevat verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarder dat deze ervan uit gaat dat er voor de voorlopige teruggave geen beslagvrije voet zou gelden hetgeen onjuist is (klachtonderdeel 1). Daarnaast verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarder dat deze door zowel beslag op haar inkomen als beslag op de voorlopige teruggave te leggen onnodige kosten maakt (klachtonderdeel 2). Door het beslag op de voorlopige teruggave daalt het voor beslag vatbare deel van het inkomen. Als laatste verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarder dat hij de regels van de beslagvrije voet onjuist heeft gehanteerd (klachtonderdeel 3).

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd bestreden. Voor zover nodig wordt hierna op dat verweer ingegaan.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Alvorens tot beoordeling van de klacht over te gaan, wordt overwogen dat op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet gerechtsdeurwaarders (waarnemend gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders inbegrepen) aan tuchtrechtspraak zijn onderworpen.

Het gerechtsdeurwaarderskantoor [     ]kan daarom niet worden aangemerkt als beklaagde. Gerechtsdeurwaarder [     ] heeft zich opgeworpen als beklaagde en wordt als zodanig aangemerkt. Hiermee is in de aanhef van de beslissing al rekening gehouden.

4.2 Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Ten aanzien van het eerste onderdeel van de klacht heeft de gerechtsdeurwaarder erkend dat er wel een beslagvrije voet van toepassing is op het onder de belastingdienst gelegde beslag. Naar het oordeel van de Kamer is de zinsnede in zijn brief van 24 juli 2009 die daarop betrekking heeft in die zin onjuist.

4.4 Op grond van de wet is het bepalen van een beslagvrije voet op nihil in beginsel slechts mogelijk indien er een inkomen bekend is waarop geen beslag ligt en dat inkomen meer bedraagt dan de beslagvrije voet. De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat hij niet bekend was met de gezinssituatie van klaagster en eerst in april 2009 bekend is geraakt met de (andere) inkomstenbron van klaagster. De stelling van de gerechtsdeurwaarder dat hij niet bekend was met de inkomenssituatie valt moeilijk te rijmen met hetgeen in het beslagrekest staat vermeld, namelijk dat de beslagvrije voet op nihil is gesteld op grond van de op dat moment ten dienste van de gerechtsdeurwaarder staande gegevens. Dit klachtonderdeel is naar het oordeel van de Kamer terecht voorgesteld.

4.4 Ten aanzien van het tweede onderdeel van de klacht geldt dat een schuldenaar met heel zijn vermogen instaat voor betaling van zijn schulden. Op grond daarvan is de gerechtsdeurwaarder gerechtigd beslag te leggen op meerdere bronnen van inkomsten. Dit klacht onderdeel van de klacht treft daarom geen doel.

4.5 Het derde klachtonderdeel is terecht voorgesteld. Naar de letter van de wet (art. 475g lid 2 Rv) is halvering van de beslagvrije voet als sanctie mogelijk indien de beslaglegger (of de gerechtsdeurwaarder) de debiteur verzoekt om op te geven hoeveel het inkomen van zijn partner bedraagt en de debiteur dat niet doet. Daarvan kan alleen sprake zijn indien de gerechtsdeurwaarder een redelijk vermoeden heeft dat de debiteur een partner heeft. Enig redelijk vermoeden daartoe is gesteld noch gebleken.

5. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de klacht op twee onderdelen terecht is voorgesteld. De Kamer acht termen aanwezig om voor de gegrond te verklaren klachtonderdelen tot het opleggen van na te melden maatregel over te gaan.

6. Beslist wordt daarom als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-          verklaart de klachtonderdelen 1 en 3 gegrond;

-          legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;

-          verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, mr. G.H.I.J.J. Hage en mr. A.C.J.J.M. Seuren leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 augustus 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.