ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0381 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 730.2009verzet

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0381
Datum uitspraak: 23-02-2010
Datum publicatie: 03-09-2010
Zaaknummer(s): 730.2009verzet
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie: Beslissing op verzet. De voorzitter is van oordeel dat bij betalingen duidelijk dient te worden aangegeven op welk dossier welk bedrag dient te worden afgeboekt. In de brieven aan klager waarmee de betalingsregelingen zijn bevestigd staat ook vermeld dat betalingen dienen te worden verricht onder vermelding van het dossiernummer. Als er door klager voortdurend andere aanduidingen worden gebruikt, komt het risico dat de bedragen niet conform de bedoeling van klager worden afgeboekt, voor rekening van klager. De Kamer is het niet met de voorzitter eens omdat op de gerechtsdeurwaarder een plicht rust zijn administratie zo in te richten dat afgesproken regeling zowel bij de dossierbehandelaars als de boekhouding bekend zijn. Het had op de weg van de (medewerkers van) de gerechtsdeurwaarder gelegen om helderheid te verkrijgen over de vraag voor welke dossiers de betalingen bedoeld waren. De klacht wordt gegrond verklaard en er wordt een maatregel van berisping opgelegd. De gerechtsdeurwaarder heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM

Beslissing van 23 februari 2010 zoals bedoeld in artikel 39, vierde lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de beslissing van de voorzitter van 3 november 2009 met nummer 443.2009 en het daartegen ingestelde verzet met nummer 730.2009 ingesteld door:

[     ],

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

waarnemend-gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

1. Verloop van de procedure

Voormelde beslissing van de voorzitter is bij brief van 11 november 2009 aan klaagster verzonden. Op 24 november 2009 is het verzetschrift van klaagster bij de Kamer ontvangen.

Het verzetschrift is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 januari 2010. Van de behandeling ter zitting is een afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt dat aan deze beslissing is gehecht.

2. De gronden van het verzet

Klaagster stelt in verzet – samengevat – dat bij iedere betaling is aangegeven voor welke dossiers het geld werd overgemaakt, onder vermelding van het dossiernummer of de naam van de schuldeiser. De werkwijze van de gerechtsdeurwaarder om de betalingen desondanks naar rato te verdelen leidt ook binnen zijn eigen kantoor tot verwarring. Dit blijkt onder meer doordat een zaak opnieuw is betekend terwijl er een betalingsregeling was afgesproken die werd nagekomen.

3. De ontvankelijkheid van het verzet .

Klaagster heeft het verzet tegen voormelde beslissing van de voorzitter ingesteld binnen veertien dagen na de dag van verzending van een afschrift van voormelde beslissing van de voorzitter, zodat het verzet ontvankelijk is.

4. De inleidende klacht

In de inleidende klacht stelt klaagster – samengevat – dat de gerechtsdeurwaarder de betalingen verdeelt over de drie dossiers in plaats van het afgesproken bedrag per dossier af te boeken. Klaagster is van mening dat de gerechtsdeurwaarder het laatste had moeten doen en dat het dossier [     ] volledig is afbetaald.

5. De beslissing van de voorzitter

De voorzitter heeft overwogen:

‘4.2 Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Dat is niet het geval. Het is in beginsel zo dat betalingen die worden verricht, dienen te worden afgeboekt in het dossier dat bij de betaling wordt vermeld. Daarom dient duidelijk te worden aangegeven op welk dossier welk bedrag dient te worden afgeboekt. In de brieven aan klager waarmee de betalingsregelingen zijn bevestigd staat ook vermeld dat betalingen dienen te worden verricht onder vermelding van het dossiernummer. Als er door klager voortdurend andere aanduidingen worden gebruikt, komt het risico dat de bedragen niet conform de bedoeling van klager worden afgeboekt, voor rekening van klager. De wijze waarop de gerechtsdeurwaarder de betalingen heeft afgeboekt is niet evident onjuist. In elk geval is het niet gedaan op een tuchtrechtelijk laakbare wijze.

5. Nu tuchtrechtelijk laakbaar handelen niet is gebleken wordt op grond van het voorgaande beslist als volgt.’

6. De beoordeling van de gronden van het verzet

6.1 Met de voorzitter is de Kamer van oordeel dat het op de weg van een schuldenaar ligt om duidelijk aan te geven op welk dossier welk bedrag dient te worden afgeboekt.

6.2 In situaties als deze, waarin verschillende betalingsregelingen zijn afgesproken rust echter ook op de gerechtsdeurwaarder de plicht om zijn administratie zodanig in te richten dat de afgesproken betalingsregelingen zowel bij de dossierbehandelaarals bij de boekhouding bekend zijn.

6.3 Uit de door de gerechtsdeurwaarder overgelegde betaaloverzichten blijkt inderdaad dat door klaagster afwisselend dossiernummers of namen werden vermeld. In die situatie had het op de weg van de (medewerkers van) de gerechtsdeurwaarder gelegen om helderheid te verkrijgen over de vraag voor welke dossiers de betalingen bedoeld waren.

6.4 Dat de organisatie van de gerechtsdeurwaarder zodanig is ingericht dat de boekhouding niet is geïnformeerd over afgesproken betalingsregelingen, is een onwenselijke situatie die niet ten nadele van een schuldenaar moet werken.

Voorts had het op de weg van de gerechtsdeurwaarder om, zodra hij bekend werd met de klacht, ervoor te zorgen dat de betalingen alsnog op de juiste wijze werden afgeboekt.

6.5 Gelet op wat hiervoor is overwogen wordt geoordeeld dat de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld. De beslissing van de voorzitter kan dan ook niet in stand blijven. De klacht zal gegrond worden verklaard. Voorts ziet de Kamer aanleiding voor het opleggen van na te melden maatregel.

7. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-                     verklaart het verzet gegrond;

-                     vernietigt de beslissing van de voorzitter van 3 november 2009;

-                     verklaart de klacht gegrond;

-                     legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, voorzitter, mr. G.H.I.J. Hage, plaatsvervangend voorzitter en M.J.-M.L. Baudoin, lid en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 februari 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.