ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0370 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2009.431

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2010:YB0370
Datum uitspraak: 26-01-2010
Datum publicatie: 25-02-2010
Zaaknummer(s): 2009.431
Onderwerp: Incassotraject
Beslissingen: Een berisping met aanzegging
Inhoudsindicatie: De Kamer acht de tekst in een door de gerechtsdeurwaarder gebruikte brief niet toelaatbaar, misplaatst en onzorgvuldig. Klacht gegrond.

KAMER VOOR GERECHTSDEURWAARDERS TE AMSTERDAM 1,4

Beschikking van 26 januari 2010 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met nummer 431.2009 van:

[     ],

wonende te [     ],

klager,

tegen:

[     ],

gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde: [     ].

Ontstaan en loop van de procedure

Bij brief van 14 juli 2009, ingekomen op 17 juli 2009, heeft klager een klacht ingediend tegen (het kantoor van) beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief van 7 augustus 2009 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 15 december 2009, alwaar namens de gerechtsdeurwaarder [     ] is verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt. De uitspraak is bepaald op 26 januari 2010.

1. De feiten

a)      De gerechtsdeurwaarder heeft van [     ] een vordering ten laste van klager ontvangen, waarna klager tot betaling is gesommeerd.

b)       Bij brief van 13 juli 2009 heeft de gerechtsdeurwaarder klager een brief verzonden waarin onder meer het volgende staat vermeld:

”KENNISGEVING VOORGENOMEN GERECHTELIJKE PROCEDURE GEVOLGD DOOR BESLAG ROEREND EN/OF ONROERENDE GOED

Onlangs bent u door ons gesommeerd het daarin verschuldigde te voldoen. Tot heden is door U hieraan niet voldaan, zodat thans moet worden overgegaan tot verkrijging van een vonnis en mocht U hierop niet betalen, gevolgd door betekening der titel door de daartoe bevoegde gerechtsdeurwaarder en beslag op Uw roerende en/of onroerende goederen en op Uw bank- en/of girorekening.

Thans heeft U de laatste gelegenheid OM BINNEN VIJF DAGEN NA HEDEN het verschuldigde te voldoen bij gebreke waarvan het voormelde zal worden geëffectueerd. Mocht tijdens de beslaglegging niemand aanwezig zijn, dan zal het beslag worden gelegd middels forcering van de deuren, zulks met assistentie van justitie en politie, krachtens art. 444 Rv…..”

2. De klacht

Klager klaagt kort gezegd over de toonstelling van de brief, die zeer agressief is en waarin nodeloos wordt gedreigd met rechtzaken en het leeghalen van de woning met behulp van de politie. Na telefonisch contact over deze brief werd klager zeer onbeschoft te woord gestaan en werd de hoorn op de haak gegooid.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

3.1 De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat hij een opdracht heeft gekregen een vordering op klager te incasseren Nadat klager was aangemaand heeft klager telefonisch contact opgenomen met zijn kantoor. Het dossier is stilgelegd in afwachting van een door klager toegezegde brief. Omdat niets van klager werd ontvangen is op 13 juli 2009 de bewuste brief gestuurd. Op dezelfde dag werd een brief van klager met bewijsstukken ontvangen. De opdrachtgever is verzocht inhoudelijk hierop te reageren. De brief van 13 juli 2009 is een gebruikelijke, heldere en al eerder door de Kamer getoetste en akkoord bevonden brief waarin de te volgen gang van zaken in heldere bewoordingen uit de doeken wordt gedaan. De medewerkster die klager te woord heeft gestaan voelde zich na het gesprek met klager onbehagelijk door de toon van het gesprek. Volgens die medewerkster ging klager “ door het lint” waardoor zij zich gedwongen voelde het gesprek te beëindigen.

3.2 Ter zitting heeft de gerechtsdeurwaarder hier aan toegevoegd dat het een ferme, maar wel een correcte brief is, die redelijkerwijs ook geen irritatie kan opwekken. Er wordt nadrukkelijk niet gedreigd met beslaglegging. Het commentaar van de medewerker bij het telefoongesprek was ironisch bedoeld. Zij voelde zich bovendien door klager bedreigd.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Alvorens tot beoordeling van de klacht over te gaan, wordt overwogen dat op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet slechts gerechtsdeurwaarders (waarnemend gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders inbegrepen) aan tuchtrechtspraak zijn onderworpen.

Het gerechtsdeurwaarderskantoor [    ] kan daarom niet worden aangemerkt als beklaagde. Gerechtsdeurwaarder [     ] heeft zich opgeworpen als beklaagde en wordt als zodanig aangemerkt. Hiermee is in de aanhef van deze beschikking al rekening is gehouden.

4.2 Ter beoordeling staat of er sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen in de zin van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet.

4.3 Niet kan worden vastgesteld dat klager onheus is bejegend. Ook al omdat een nadere toelichting van klager ontbreekt, omdat hij ter zitting niet verschenen is.

4.4De Kamer acht de gebruikte tekst in de brief van 13 juli 2009 door de gerechtsdeurwaarder niet toelaatbaar, misplaatst en onzorgvuldig, omdat in strijd met de waarheid de indruk wordt gewekt dat er al sprake is van een toewijzende titel tegen klager en de gerechtsdeurwaarder bij niet betaling al na vijf dagen ten laste van klager over kan gaan tot beslaglegging. Uit de toelichting van de gerechtsdeurwaarder blijkt dat hij zich onvoldoende bewust is van het feit dat de meerderheid van de geadresseerden van een dergelijke brief niet juridisch onderlegd is. De brief is onnodig intimiderend en heeft kennelijk de bedoeling om de daardoor geïmponeerde leek te bewegen tot buitengerechtelijke betaling.

4.5 Dat een dergelijke brief reeds eerder door de Kamer is getoetst, zoals door de gerechtsdeurwaarder is gesteld, is niet gebleken. Door een dergelijke brief wekt de gerechtsdeurwaarder ten onrechte de indruk dat hij maatregelen kan treffen, terwijl hij die nog niet kan nemen. Het staat de gerechtsdeurwaarder vanzelfsprekend vrij om de gebruikelijke gang van zaken uiteen te zetten, maar dat dient dan te geschieden op een niet intimiderende wijze en zodanig dat - ook voor een leek - duidelijk is dat pas na een voor de schuldeiser gunstig vonnis executiemaatregelen mogelijk zijn.

4.6 De Kamer acht de klacht gegrond en ziet gelet op de ernst van de verweten gedragingen aanleiding na te noemen maatregel op te leggen.

BESLISSING

De Kamer voor gerechtsdeurwaarders:

-          verklaart de klacht gegrond;

-          legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op met aanzegging, dat indien andermaal door hem een van de in artikel 34, eerste lid, van de Gerechtsdeurwaarderswet bedoelde handelingen of verzuimen wordt gepleegd, een geldboete, schorsing of ontzetting uit met ambt zal worden overwogen.

-                      

Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, plaatsvervangend-voorzitter, mr. A.C.A. Wildenburg en M.J.-M.L. Baudoin (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 januari 2010 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.