ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0074 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2007.313

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0074
Datum uitspraak: 15-01-2008
Datum publicatie: 27-01-2009
Zaaknummer(s): 2007.313
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie: Het ligt op de weg van de gerechtsdeurwaarder  om een debiteur tijdig in kennis te stellen van het niet doorgaan van een beslag of het niet doorgaan van een executoriale verkoop. Indien een eenmaal aangekondigde beslaglegging of executoriale verkoop wordt uitgesteld, dan dient dit kenbaar te worden gemaakt aan degene onder wie het beslag gelegd zou worden of degene ten laste van wier de executoriale verkoop zou worden gehouden (Gerechtshof Amsterdam 22 juli 2004 LJN AQ8882 en 19 januari 2006 LJN AV0589).

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beschikking van 15 januari 2008 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met het nummer 313.2007 van:

[     ]

wonende te [     ],

klaagster,

tegen:

[     ],

waarnemend-gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde,

gemachtigde [     ].

Verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen van 12 juni 2007 heeft klaagster een klacht ingediend tegen het kantoor van beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij brief met bijlagen van 11 juli 2007 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 27 november 2007 alwaar klaagster en de gemachtigde van de gerechtsdeurwaarder zijn verschenen.

Van de behandeling ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 15 januari 2008.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden.

a)      De  gerechtsdeurwaarder heeft op 8 september 2006 een door het CJIB uitgevaardigd dwangbevel aan klaagster betekend met bevel tot betaling van € 191,83 waarvan € 56,25 aan hoofdsom.

b)      Op 26 september 2006 heeft de gerechtsdeurwaarder ten laste van klaagster beslag roerende zaken gelegd voor een bedrag van € 303,49.

c)      Op 23 oktober 2006 is de openbare verkoop van deze zaken aangekondigd door middel van een aanplakbiljet. Op dat biljet is vermeld dat de kosten hiervan € 83,87 bedroegen. Klaagster heeft op 30 oktober 2006 een bedrag van € 303.49 betaald.

d)      De gerechtsdeurwaarder heeft klaagster tweemaal de kosten van publicatie in rekening gebracht. Klaagster heeft deze niet betaald.

e)      De openbare verkoop is aangezegd tegen 17 januari 2007. Namens de gerechtsdeurwaarder is die dag niemand verschenen.

f)        Op 25 april 2007 is ten laste van klager executoriaal derdenbeslag gelegd. Dit beslag heeft geen doel getroffen.

g)      Op 7 juni 2007 is meegedeeld dat werd overwogen het faillissement van klaagster aan te vragen.

2. De klacht

2.1 Het is klaagster na 26 september 2006 gebleken dat zij de vordering niet had betaald. Zij heeft op 25 oktober 2006 gebeld met een medewerker van de gerechtsdeurwaarder en aan haar is toen meegedeeld dat zij het bedrag van € 303,49 maar beter kon betalen ter voorkoming van het verder oplopen van de kosten. Op 30 oktober 2006 heeft klaagster de gerechtsdeurwaarder gemaild dat zij het gehele bedrag had betaald. Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder, kort samengevat, dat deze haar desondanks meer kosten in rekening heeft gebracht voor de aankondigingen van de openbare verkoping. Klaagster was niet op de hoogte van deze extra kosten en is door de medewerker daarover ook niet geïnformeerd.

2.2 Klaagster is het er ook niet mee eens dat in december 2006 opnieuw de openbare verkoop van de in beslag genomen zaken is aangekondigd op 17 januari 2007 om 10.30 uur. Klaagster is de gehele dag thuis geweest, maar er is niemand gekomen. Klaagster heeft hierdoor schade geleden want zij heeft een gehele dag niet kunnen werken.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder hebben de klacht gemotiveerd bestreden. Voor zover van belang wordt hierna op hun verweer ingegaan.

4. De beoordeling van de klacht

4.1 Alvorens tot beoordeling van de klacht over te gaan, wordt overwogen dat op grond van het bepaalde in artikel 34, eerste lid van de Gerechtsdeurwaarderswet slechts gerechts-deurwaarders aan tuchtrechtspraak zijn onderworpen. Het gerechtsdeurwaarderskantoor [     ], waartegen de klacht is gericht, kan daarom niet als beklaagde worden aangemerkt. Uit de stukken blijkt dat de aan het kantoor verbonden waarnemend-gerechtsdeurwaarder [     ] voor de door klaagster verweten handelingen verantwoordelijk moet worden geacht. Hij wordt daarom als beklaagde aangemerkt. Hiermee is in de aanhef en de verdere inhoud van deze beschikking al rekening gehouden.

4.2 Ten aanzien van het eerste klachtonderdeel geldt dat klaagster op het moment dat de vordering door haar werd voldaan ook de kosten van de aankondiging tot openbare verkoop ad € 83,97 verschuldigd was. Die kosten stonden vermeld op het biljet dat bij klaagster was aangeplakt. Dat klaagster het biljet door de regen niet goed kon lezen en van haar raam heeft gehaald, kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden tegengeworpen. De executie is daarom terecht voortgezet. Dat de medewerker van de gerechtsdeurwaarder klaagster heeft medegedeeld dat kon worden volstaan met betaling van een bedrag ad € 303,49 is door de gerechtsdeurwaarder bestreden en niet vast komen te staan. Het eerste klachtonderdeel is daarom ongegrond.

4.3 Ten aanzien van het tweede onderdeel van de klacht dient tot uitgangspunt dat het op de weg van de gerechtsdeurwaarder ligt om een debiteur tijdig in kennis te stellen van het niet doorgaan van een beslag of het niet doorgaan van een executoriale verkoop.

Indien een eenmaal aangekondigde beslaglegging of executoriale verkoop wordt uitgesteld, dan dient dit kenbaar te worden gemaakt aan degene onder wie het beslag gelegd zou worden of degene ten laste van wier de executoriale verkoop zou worden gehouden (Gerechtshof Amsterdam 22 juli 2004 LJN AQ8882 en 19 januari 2006 LJN AV0589). Door dat niet te doen, heeft de gerechtsdeurwaarder klaagster ten onrechte en onnodig hieromtrent in spanning gelaten. Dit klachtonderdeel is gegrond.

5. Op grond van het voorgaande dient één klachtonderdeel gegrond te worden verklaard. Gezien de ernst van het verwijt is de Kamer van oordeel dat na te melden maatregel aan de gerechtsdeurwaarder dient te worden opgelegd.

6. Beslist wordt als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders;

-                     verklaart het tweede klachtonderdeel gegrond;

-                     verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

-                     legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op;

Aldus gegeven door mr. S.G. Ellerbroek, voorzitter, mr. H.C. Hoogeveen en J.P.J.J. Timmermans, (plaatsvervangend) leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 januari 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na de dag van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.