ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0027 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam 2008.267

ECLI: ECLI:NL:RBAMS:2008:YB0027
Datum uitspraak: 02-12-2008
Datum publicatie: 27-01-2009
Zaaknummer(s): 2008.267
Onderwerp: Ambtshandelingen (art. 2 Gdw)
Beslissingen: Een berisping
Inhoudsindicatie: Wel of geen mededeling aan derde om het beslag op te heffen. Gebruik maken van uit eigen kennis verkregen wetenschap over vermogensbestanddelen. Intrekken van de klacht als voorwaarde tot opheffing van het beslag.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

Beslissing van 2 december 2008 zoals bedoeld in artikel 43 van de Gerechtsdeurwaarderswet inzake de klacht met het zaaknummer 267.2008 van:

De besloten vennootschap [     ] B.V.,

klaagster,

gemachtigde: mr. M. Neve-van der Leden,

advocaat, gevestigd te Middelburg,

tegen:

[     ],

toegevoegd kandidaat-gerechtsdeurwaarder te [     ],

beklaagde.

Verloop van de procedure

Bij brief met bijlagen ingekomen op 19 juni 2008 heeft klaagster een klacht ingediend tegen beklaagde, hierna de gerechtsdeurwaarder.

Bij aangehechte brief met bijlagen ingekomen op 11 augustus 2008 heeft de gerechtsdeurwaarder een verweerschrift ingediend.

Bij brief van 17 oktober 2008 heeft de gemachtigde van klaagster gereageerd op het verweer van de gerechtsdeurwaarder en medegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen.

De gerechtsdeurwaarder heeft op 21 oktober 2008 gereageerd op de brief van de gemachtigde van klaagster van 17 oktober 2008.

De klacht is behandeld ter openbare terechtzitting van 21 oktober 2008 alwaar niemand is verschenen.

Van de behandeling ter zitting is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De uitspraak is bepaald op 2 december 2008.

1. De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten en omstandigheden.

a)      Ten laste van klaagster heeft de gerechtsdeurwaarder conservatoir derdenbeslag gelegd onder een Stichting op een vordering van klaagster op deze stichting. De gerechtsdeurwaarder handelde in opdracht van de advocaat van een vennootschap. Tussen klaagster en deze vennootschap was een procedure aanhangig.

b)      Op 15 mei 2008 is tussen klaagster en de vennootschap een schikking getroffen. Onderdeel daarvan was royement van de procedure en opheffing van het beslag.

c)      De gemachtigde van klaagster heeft bij brief van 19 mei 2008 de Stichting hiervan op de hoogte gebracht met het verzoek om na opheffing van het beslag de factuur van klaagster zo spoedig mogelijk over te maken op haar derdengeldenrekening.

d)      Bij fax van 26 mei 2008 heeft de advocaat van de vennootschap de gerechtsdeurwaarder opgedragen om zorg te dragen voor opheffing van het beslag. De advocaat van de vennootschap heeft diezelfde dag aan de Stichting kenbaar gemaakt dat het beslag was opgeheven.

e)      De gerechtsdeurwaarder heeft dinsdagmiddag 27 mei 2008 gebeld met de gemachtigde van klaagster. Hij heeft geëist dat de bestuurder van klaagster hem zou berichten dat het vrijkomende bedrag over gemaakt mocht worden op de derdengeldenrekening. Dat is bij e-mail nog dezelfde middag gebeurd.

f)        Bij email van 27 mei 2008 heeft de gerechtsdeurwaarder de Stichting onder meer het volgende medegedeeld:" Bijgaand doe ik je de mail toekomen zoals ik die zoeven ontving van [     ]. Ik heb vandaag namelijk met de raadslieden van beide partijen telefonisch contact gehad en met name tegen de raadsvrouw van [     ] heb ik gezegd dat ik een schriftelijke bevestiging wilde dat het geld naar [     ] overgemaakt mocht worden. Aangegeven dat ik haar uiteraard wel vertrouwde, maar dat ik gezien mijn ervaringen uit het verleden met de heer [     ] daarentegen, deze schriftelijke bevestiging geraden achtte. Alvorens je het getroffen restantsaldo aan [     ] Advocaten laat overmaken, moet je je vergewissen dat er geen andere beslagen meer onder jouw instelling lopen ten laste van [     ]! Stel namelijk dat dat het geval is, dan heb je straks in weerwil van een gelegd beslagafdrachten gedaan, met als gevolg dat AMW-Z.VI. als derde-gearresteerde aansprakelijk is en alsnog tot betaling dient over te gaan. Tot slot, zoals ik gisteren reeds meedeelde zou ik gewoon hetgeen de stichting  thans nog onder zich heeft aan [      ] overmaken, (…..)."

g)      Omdat het bedrag op 29 mei 2008 nog niet was ontvangen heeft de gemachtigde van klaagster gebeld met het gerechtsdeurwaarderskantoor. De gerechtsdeurwaarder was niet aanwezig. Hij heeft niet teruggebeld.

h)      Op verzoek van klaagster heeft de advocaat van de vennootschap op 30 mei 2008 gebeld met de gerechtsdeurwaarder. Die deelde mee dat het beslag was opgeheven.

i)        Op vrijdag 30 mei 2008 heeft de gerechtsdeurwaarder opnieuw conservatoir derdenbeslag gelegd op dezelfde vordering.

j)        Op maandag 2 juni 2008 heeft de gemachtigde gebeld met de gerechtsdeurwaarder. Die deelde toen mee dat hij die vrijdagmiddag conservatoir derdenbeslag had gelegd bij de stichting op dezelfde vordering ten behoeve van een andere opdrachtgever.

k)      Op 5 juni 2008 heeft de gerechtsdeurwaarder aan de gemachtigde onder meer het volgende geschreven: "Zojuist heb ik telefonisch overleg met mijn cliënt gevoerd en deze gaat accoord met betaling van Euro 10.000,-- tegen finale kwijting uit het getroffen saldo. Gaarne ontvang ik nog wel van u de schriftelijke bevestiging dat eerder genoemde klacht bij de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders hiermee officieel van de baan is. Bovendien dat er door u en/of uw kantoor, noch uw cliënten, i.c. [     ] en-of de heer en mevrouw [     ], alsnog een klacht ingediend zal worden. Voor alle duidelijkheid, zolang ik deze bevestiging niet van u heb ontvangen, handhaaf ik het beslag en zal ik de derde-gearresteerde niet berichten omtrent de schikking en opheffing van het beslag (…..)". Na protest van klaagster is het beslag nog dezelfde dag opgeheven.

 

2. De klacht

Op gronden als in de klachtbrief vermeld verwijt klaagster de gerechtsdeurwaarder, kort samengevat, dat:

1)      hij gebruik/misbruik heeft gemaakt van zijn kennis (dat het beslag op de vordering van klaagster was opgeheven) en zijn invloed heeft aangewend (door vervolgens de stichting niet te berichten dat het beslag was opgeheven en deze tot betaling kon overgaan) om opnieuw beslag te kunnen leggen op de vordering van klaagster op de stichting;

2)      de gerechtsdeurwaarder op de hoogte was van de liquiditeitsproblemen van klaagster. Onder druk van het nieuw gelegde, in de ogen van klaagster onrechtmatige beslag, heeft klaagster zich genoodzaakt gezien de volledige vordering te voldoen uit het beslag. Daarmee was de kwestie tussen klaagster en haar schuldeiser finaal geëindigd en kon het beslag worden opgeheven. Tot haar grote verbazing ontving klaagster een brief d.d. 5 juni 2008 met het bericht dat het beslag uitsluitend zou worden opgeheven als de klacht zou worden ingetrokken. Daarmee heeft de gerechtsdeurwaarder zijn eigen belangen laten prevaleren boven de belangen van partijen. Dat is volstrekt in strijd met zijn onafhankelijke taak.

3. Het verweer van de gerechtsdeurwaarder

3.1 De gerechtsdeurwaarder heeft de klacht gemotiveerd bestreden. Op 26 mei 2008 ontving hij van zijn opdrachtgever opdracht het beslag op te heffen. Dat is onmiddellijk schriftelijk aan de Stichting kenbaar gemaakt. Zij heeft dat bij brief van 4 juni 2008 ook bevestigd. Ook is verklaard dat op zijn snelst door de Stichting binnen een week betaald zou kunnen worden.

Vóór die brief heeft de gerechtsdeurwaarder de Stichting bij email van 27 mei 2008 doorgegeven dat het saldo kon worden overgemaakt op de derdengeldenrekening van de gemachtigde van klaagster, nadat ook de advocaat dat aan de Stichting duidelijk had gemaakt.

3.2 De door hem gehanteerde formulering betreffende de klacht in zijn fax verdient geen schoonheidsprijs, maar is niet klachtwaardig aldus de gerechtsdeurwaarder. De onderliggende gedachte was louter dat met het tot stand komen van een regeling er geen reden meer was tot het indienen van een klacht.

4. Beoordeling van de klacht

4.1 Op grond van artikel 34 van de Gerechtsdeurwaarderswet zijn gerechtsdeurwaarders en kandidaat-gerechtsdeurwaarders onderworpen aan tuchtrechtspraak ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met die wet of in strijd met hetgeen een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt. Ter beoordeling staat of de handelwijze van de gerechtsdeurwaarders een tuchtrechtelijk verwijtbare gedraging in de zin van dit artikel oplevert.

4.2 Dat is ten aanzien van het eerste klachtonderdeel niet het geval. Vast staat dat de opdrachtgever van de gerechtsdeurwaarder op 26 mei 2008 aan de Stichting onder wie beslag was gelegd heeft medegedeeld dat het beslag was opgeheven. Vast staat ook dat door de gerechtsdeurwaarder op 27 mei 2008 aan de Stichting is medegedeeld dat hetgeen de Stichting nog onder zich had aan de gemachtigde van klaagster kon worden overgemaakt.

Uit de email blijkt ook dat de gerechtsdeurwaarder die laatste mededeling al op 26 mei 2008 had gedaan. Dat de Stichting gezien hun procedure met betrekking tot het betalen van rekeningen het geld pas na een week zou kunnen overmaken zoals uit de brief van de Stichting van 4 juni 2008 blijkt, kan niet aan de gerechtsdeurwaarder worden tegengeworpen. Terecht heeft de gerechtsdeurwaarder aangevoerd dat hij geen zicht of zeggenschap heeft over de interne afwikkeling van het beslag bij de derde gearresteerde. Op grond van het voorgaande kan dan ook niet worden volgehouden, als door de gemachtigde van klaagster betoogd, dat de Stichting nooit formeel van de gerechtsdeurwaarder te horen heeft gekregen dat er mocht worden uitbetaald. Daarom is niet gebleken is dat het beslag onnodig lang in stand is gebleven door toedoen van de gerechtsdeurwaarder. Van het aanwenden van invloed om het beslag in stand te houden evenmin.

4.3 Terecht is door de gerechtsdeurwaarder aangevoerd dat kennis van vermogensbestanddelen inherent is aan de functie van een gerechtsdeurwaarder. In de praktijkvoering van een gerechtsdeurwaarder zal altijd sprake zijn van een zekere overloop van ambtshalve verkregen informatie uit het ene dossier dat in een ander dossier kan worden gebruikt. Het gebruik maken van de aan de gerechtsdeurwaarder uit eigen kennis verkregen wetenschap omtrent vermogensbestanddelen is daarom naar het oordeel van de Kamer tuchtrechtelijk niet laakbaar.

4.4 Ten aanzien van het tweede klachtonderdeel geldt het volgende. De brief van de gerechtsdeurwaarder is niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. De Kamer is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder, door aan het zijnerzijds opheffen van het beslag de voorwaarde te verbinden dat de tegen hem ingediende klacht wordt ingetrokken, niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk gerechtsdeurwaarder betaamt.

4.5 Het staat een ieder immers vrij om, in overeenstemming met het bepaalde in de Gerechtsdeurwaarderswet, een klacht in te dienen tegen een gerechtsdeurwaarder indien men meent dat het handelen of nalaten van de betrokken gerechtsdeurwaarder hiertoe aanleiding geeft. Het past een gerechtsdeurwaarder tegen wie een klacht is ingediend niet om, via oneigenlijke middelen, een dergelijke klacht ingetrokken te krijgen. Het tweede klachtonderdeel is daarom terecht voorgesteld.

5. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de klacht deels ongegrond deels gegrond dient te worden verklaard. De Kamer acht termen aanwezig om voor het gegronde deel van de klacht tot het opleggen van na te melden maatregel over te gaan.

6. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De Kamer voor Gerechtsdeurwaarders:

-        verklaart het eerste onderdeel van de klacht ongegrond;

-        verklaart het tweede onderdeel van de klacht gegrond;

-        legt aan de gerechtsdeurwaarder de maatregel van berisping op.

Aldus gegeven door mr. M.M. Beins, plaatsvervangend-voorzitter, mr. N.C.H. Blankevoort en J. Smit (plaatsvervangend) leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 december 2008 in tegenwoordigheid van de secretaris.

Coll.:

Tegen deze beslissing kan binnen dertig dagen na dagtekening van verzending van het afschrift van de beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.