Zoekresultaten 11-20 van de 182 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2022:172 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4284

    Klacht tegen verzekeringsarts. Klager is betrokken geweest bij een auto-ongeval, waarbij zijn auto in botsing kwam met een andere auto. Omdat klager diverse klachten had, heeft beklaagde, op verzoek van de verzekeringsmaatschappij van de bestuurder van de andere auto, driemaal een medisch advies uitgebracht. Klager stelt zich op het standpunt dat beklaagde bij de beoordeling van het door klager opgelopen letsel niet als een arts handelt, maar als een tegenpartij. Uit de medische adviezen die zij heeft geschreven blijkt volgens klager dat zij niet onafhankelijk is en niet professioneel handelt. Haar adviezen stoelen volgens klager niet op conclusies van behandelaren, maar op haar eigen ongefundeerde aannames. Het college volgt dit niet. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2022:170 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4298

    Klacht tegen verzekeringsarts kennelijk ongegrond. Gelet op de vraagstelling is voldoende lichamelijk onderzoek gedaan. Niet gebleken dat dit onderzoek niet onafhankelijk is uitgevoerd. De rapportage voldoet aan de daaraan te stellen eisen.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2022:169 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3377

    Klacht tegen ambulanceverpleegkundige, inhoudende dat beklaagde teveel fentanyl heeft toegediend en daardoor een medische fout heeft gemaakt welke niet is gemeld bij de instanties. Verder verwijt klaagster beklaagde dat zij als gevolg van het toedienen van fentanyl een hartstilstand heeft gekregen en dat beklaagde niet direct is begonnen met reanimeren. Het college oordeelt dat beklaagde bij het toedienen van fentanyl het protocol pijnbestrijding in acht heeft genomen en daarbij het lichaamsgewicht en de door klaagster gemelde pijnscore heeft meegewogen. De door beklaagde gehanteerde hoeveelheid fentanyl valt binnen de maximaal toegestane hoeveelheid en op grond daarvan is van een overdosering of een medische fout geen sprake. Het college oordeelt dat sprake was van een bradycardie en niet van een hartstilstand. Dat als gevolg van een hartstilstand hart- en nierfalen is opgetreden wordt niet door klaagster onderbouwd. Verder is beklaagde direct begonnen met kapbeademing en heeft hij de afweging gemaakt door te rijden naar de SEH. Aldaar heeft beklaagde het SEH-team verzocht naar de ambulancehal te komen om ondersteuning te bieden bij de reanimatie van klaagster. Het geheel overziend heeft beklaagde adequate zorg verleend en is niet gebleken van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. De klacht is kennelijk ongegrond.  

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2022:166 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3381

    Klacht tegen MDL-arts, inhoudende dat hij de galkoliekpijnaanvallen heeft gediagnosticeerd als psychische stoornis, dat hij het verzoek tot verwijdering van de galblaas heeft genegeerd en dat hij klaagster onheus heeft bejegend, niet serieus heeft genomen en haar dossier niet heeft willen vernietigen. Naar het oordeel van het college is de eventuele mogelijkheid van een psychische stoornis enkel door de arts-assistent neergelegd in een werknotitie en heeft beklaagde daar geen beleid op gemaakt. Voor het verwijderen van de galblaas bestond op grond van de vele onderzoeken geen indicatie of noodzaak. Verder heeft klaagster niet onderbouwd dat beklaagde haar onheus heeft bejegend en kunnen de feiten hieromtrent door het college niet worden vastgesteld. Beklaagde heeft voorts geen betrokkenheid gehad bij het verzoek tot vernietiging van het medisch dossier en het college oordeelt dat beklaagde ook niet onzorgvuldig heeft gehandeld met betrekking tot het medisch dossier. De klacht is kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2022:167 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3380

    Klacht tegen MDL-arts, inhoudende dat beklaagde de galkoliekpijnaanvallen heeft gediagnosticeerd als psychische stoornis, het verzoek tot verwijdering van de galblaas heeft genegeerd, ten onrechte informatie heeft uitgewisseld met de afdeling MPU en het informed consent heeft geschonden en klaagster onheus heeft bejegend. Naar het oordeel van het college is de eventuele mogelijkheid van een psychische stoornis enkel door de arts-assistent neergelegd in een werknotitie en heeft beklaagde daar geen beleid op gemaakt. Voor het verwijderen van de galblaas bestond op grond van de vele onderzoeken geen indicatie of noodzaak. Voorts oordeelt het college, dat als gevolg van een moeizame relatie tussen klaagster en verschillende zorgverleners is besloten een moreel beraad te houden met behandelaren van verschillende disciplines om afspraken te maken in het geval klaagster opnieuw in dit ziekenhuis zou worden opgenomen. Besloten werd klaagster tijdens kantooruren op te nemen op de afdeling MPU. Het voorgaande geeft naar het oordeel van het college echter geenszins blijk dat beklaagde eigenhandig een plan heeft opgesteld om klaagster te laten opnemen op de afdeling MPU. Dit verwijt wordt voorts ook niet onderbouwd door klaagster. Het college oordeelt verder dat beklaagde de klachten van klaagster serieus heeft genomen, dat beklaagde geen betrokkenheid heeft gehad bij het verzoek tot verwijdering van het medisch dossier en dat beklaagde niet onzorgvuldig heeft gehandeld met betrekking tot het medisch dossier. De klacht is kennelijk ongegrond. 

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2022:168 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2021/3379

    Klacht tegen MDL-arts, inhoudende dat beklaagde een verkeerde diagnose heeft gesteld, de galblaasoperatie heeft tegengehouden, klaagster heeft laten rondlopen met bloedarmoede en klaagster onnodig met koliekpijn heeft laten lijden. Naar het oordeel van het college heeft beklaagde veelvuldig onderzoek in gang gezet om achter de oorzaak van de klachten te komen. Ook is klaagster herhaaldelijk gezien door de chirurg en internist. Verder bestond er voor het verwijderen van de galblaas geen indicatie. De onderzoeken, welke door een chirurg zijn beoordeeld, gaven ook geen blijk van aanwezigheid van galstenen of gruis. Met betrekking tot de anemie heeft beklaagde meerdere onderzoeken ingesteld en naar de uitslagen gehandeld. Niet is komen vast te staan dat beklaagde klaagster heeft laten rondlopen met bloedarmoede. Voorts onderbouwt klaagster niet dat de zorgvraag van de endocrinoloog niet zou zijn opgepakt en is het college van oordeel dat beklaagde de zorg - na de opname van klaagster in het ziekenhuis in het buitenland - weer heeft opgepakt en vervolgonderzoek heeft ingezet. De klacht is kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2022:164 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4466

    Klaagster is een GGZ instelling waar beklaagde in dienst was. Beklaagde heeft met een patiënte die in zorg is bij klaagster een affectieve relatie gekregen die zeven maanden heeft geduurd. Beklaagde heeft zich aan het begin van deze periode teruggetrokken als case-manager van patiënte. Hij heeft de relatie met patiënte altijd verzwegen, ook toen hier naar gevraagd werd. Beklaagde heeft de relatie met patiënte beëindigd toen zij haar zorgverleners op de hoogte had gebracht van de relatie. Hij heeft zich uitgeschreven uit het BIG-register en is in therapie gegaan. Hij is niet meer werkzaam bij klaagster.Klaagster verzoekt het college beklaagde ex artikel 48 lid 4 BIG het recht te ontzeggen zich wederom in het BIG-register in te schrijven. Beklaagde heeft de klachtonderdelen erkend en is het eens met de conclusie dat hij niet meer het recht heeft zich wederom in te schrijven in het BIG-register.Het college stelt vast dat de klacht gegrond is en legt aan beklaagde de maatregel van een verbod tot herschrijving op.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2022:165 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4364

    Huisarts (op dat moment werkzaam op huisartsenpost) betrekt onvoldoende informatie, onder meer de grote bezorgdheid van de echtgenoot van de patiënte en de voorgeschiedenis van de patiënte, bij haar oordeelsvorming om de betrokken patiënte niet naar het ziekenhuis te laten gaan. Verder is zij naar het oordeel van het college tekortgeschoten in haar communicatie. Het college legt een waarschuwing op.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2022:200 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1285

    Klacht tegen oogarts. Na een staaroperatie viel de gezichtsscherpte in het linkeroog tegen en had klaagster pijn- en irritatieklachten aan dat oog. Tijdens het controleconsult vond de TOA geen afwijkingen. De zoon van klaagster, zelf oogarts, heeft met instemming van de TOA zelf het oog bekeken en gaf aan cellen in het oog te zien. De TOA heeft deze bevindingen vervolgens met de behandelend oogarts besproken. De behandelend oogarts heeft niet zelf het oog van klaagster bekeken. De conclusie van de behandelend oogarts was dat het postoperatieve beleid en het druppelschema moesten worden afgemaakt. Klaagster verwijt de oogarts dat hij haar onheus heeft bejegend door haar niet zelf te onderzoeken, zijn eigen verantwoordelijkheid heeft miskend door af te gaan op de onderzoeksresultaten van de TOA, een onjuiste diagnose heeft gesteld en een verkeerde behandeling heeft ingezet en onvoldoende notities in het dossier heeft gemaakt. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht ongegrond verklaard. Het beroep van klaagster slaagt deels. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat de oogarts tuchtrechtelijk verweten kan worden dat hij niet zelf het oog van klaagster is komen onderzoeken en dat hij daarbij de slechte verstandhouding met de zoon van klaagster een rol heeft laten spelen. Het Centraal Tuchtcollege verklaart de klacht op dit deel gegrond zonder oplegging van een maatregel.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2022:163 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/3895

    Klager verbleef in TBS kliniek voor de uitvoering van een aan hem opgelegde TBS-maatregel. Beklaagde was in de kliniek werkzaam als sociotherapeut/verpleegkundige.Klager verwijt beklaagde dat hij klager een onjuiste behandeling heeft gegeven door hem in het weekend niet door te verwijzen naar de noodtandarts, althans geen overleg heeft gevoerd met de noodtandarts, maar slechts pijnmedicatie heeft verstrekt.Het college verklaart de klacht ongegrond nu is gebleken dat er door een collega van beklaagde al een afspraak was gemaakt voor na het weekend, zodat beklaagde niet verplicht was de situatie en klachten met de noodtandarts te bespreken. Daarnaast was er geen sprake van koorts en/ of zwelling die direct ingrijpen noodzakelijk maakten.