Zoekresultaten 1-10 van de 2804 resultaten

  • ECLI:NL:TNORSHE:2024:9 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2023/29 en 30

    Klachten tegen een notaris en een oud-notaris. De klachten van klaagster gaan in de kern over de (afwikkeling van de) beëindigde samenwerking tussen partijen. De kamer gaat onder andere in op de vraag of de beklaagde (oud-)notarissen tuchtrechtelijk aansprakelijk moeten worden gehouden voor hun handelwijze als (voormalige) bestuurders-aandeelhouders van de BV/samenwerkingspartners van klaagster.De klachten tegen de (oud-)notarissen zijn gedeeltelijk gegrond. Aan de oud-notaris wordt een berisping opgelegd en aan de notaris wordt een berisping en een geldboete van € 1.000,-- opgelegd

  • ECLI:NL:TNORSHE:2024:8 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2023/41

    Klacht tegen een notaris over de afwikkeling van een nalatenschap. Voor zover de notaris als boedelnotaris zou moeten worden aangemerkt, zou het een omissie zijn dat zij zich niet als zodanig heeft ingeschreven in het boedelregister. Gelet op de betrekkelijk geringe ernst hiervan, ziet de kamer in dat geval echter geen aanleiding voor een gegrond tuchtrechtelijk verwijt. Dit geldt temeer nu het voor klaagster altijd duidelijk is geweest dat de notaris betrokken was bij de afwikkeling van moeders nalatenschap en zij ook op de hoogte was van de door de notaris verrichte werkzaamheden.Klacht is voor een deel niet-ontvankelijk wegens het verstrijken van de klachttermijn (artikel 99 lid 21 Wna). Voor het overige is de klacht ongegrond

  • ECLI:NL:TNORSHE:2024:7 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2023/44

    Klacht tegen notaris. De notaris heeft de door haar aanvaarde opdracht niet voortvarend uitgevoerd en zij heeft nagelaten daarover te communiceren met klager. Schending zorgplicht. Aan de notaris wordt een waarschuwing opgelegd

  • ECLI:NL:TNORSHE:2024:6 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2023/49

    Uitvoering van laatste wil door oud-notaris, die bij testament was benoemd tot executeur van de nalatenschap en medebestuurder van de stichting die erflaatster bij testament had opgericht. Erflaatster overleed in 2009 en de stichting was haar enige erfgename. Het BFT heeft in 2016 geconstateerd dat de oud-notaris de stichting nog niet had ingeschreven in het Handelsregister en nog geen bankrekening op naam van de stichting had geopend. Vanaf 2020 heeft de oud-notaris jaarlijks donaties gedaan overeenkomstig het doel van de stichting. In 2022 heeft het BFT geconstateerd dat de stichting nog altijd niet was ingeschreven in het Handelsregister, dat nog geen bankrekening op naam van de stichting was geopend en dat het bestuur van de stichting niet overeenkomstig de statuten was samengesteld en in oktober 2023 heeft het BFT een klacht ingediend over het gestelde voortdurende nalaten van de oud-notaris vanaf 2010. De kamer verklaart die klacht niet-ontvankelijk voor zover deze ziet op de handelwijze vanaf 2010 tot oktober 2020 en vanaf 8 mei 2023, omdat de oud-notaris voor gedragingen na die datum niet meer aan tuchtrechtspraak onderworpen is. De kamer verklaart de klacht verder gegrond en overweegt dat het ervoor moet worden gehouden dat de oud-notaris feitelijk jarenlang het enige bestuurslid is geweest van de (slapende) stichting en dat hij in die hoedanigheid en/of als executeur geheel naar eigen inzicht invulling heeft gegeven aan de door hem veronderstelde wensen van erflaatster en dat hij het aanzienlijke vermogen dat erflaatster aan de stichting had nagelaten buiten de openbaarheid heeft gehouden waardoor hij geen verantwoording hoefde af te legen over de wijze waarop hij dat vermogen had besteed. Daardoor heeft de oud-notaris het vertrouwen geschaad dat rechtzoekenden in het notariaat moeten kunnen stellen en dit rekent de kamer hem ernstig aan. Geldboete van € 4.000,00 en proceskostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2024:5 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2023/38

    Klager verwijt de notaris dat:1) hij heeft verzuimd het splitsingsverbod in de akte van levering op te nemen;2) hij weigert het onder 1 genoemde gebrek in de akte van levering te helen door klager een kopie van de gespreksaantekeningen van de passeerafspraak te verstrekken of door schriftelijk te bevestigen dat het splitsingsverbod/de publiekrechtelijke belemmering op zijn kantoor is besproken met klager en de BV.De kamer gaat voorbij aan de stelling van de notaris dat het oogmerk van klager om door middel van de tuchtprocedure zijn civiele positie jegens de BV te versterken misbruik van tuchtrecht oplevert. Klager is dus ontvankelijk in zijn klacht.De kamer is van oordeel dat het vermeende splitsingsverbod geen informatie betrof die de notaris op grond van artikel 11 lid 2 Vgb 2011 of een andere (wettelijke) bepaling in de akte van levering had moeten opnemen. Klachtonderdeel 1 wordt daarom ongegrond verklaard.De motivering van klachtonderdeel 2 bouwt voort op de onderbouwing van klachtonderdeel 1. Aangezien de kamer ten aanzien van klachtonderdeel 1 tot het oordeel is gekomen dat van een gebrek in de akte van levering geen sprake is, mist het in klachtonderdeel 2 aan de notaris gemaakte verwijt dat hij weigert om het gebrek in de akte van levering te “helen” feitelijke grondslag. Ook klachtonderdeel 2 wordt daarom ongegrond verklaard

  • ECLI:NL:TNORSHE:2024:4 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2023/47

    De klacht gaat over het in het kader van de herstructurering van een bedrijf door de notaris gegeven advies en over haar communicatie. Klagers verwijten de notaris dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door het belang van klagers als opdrachtgevers niet te dienen. De kamer heeft de klacht ongegrond verklaard

  • ECLI:NL:TNORSHE:2024:3 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2023/39

    Klacht over gedeeltelijke wijziging van het testament van een 89-jarige testateur, waarbij een legaat van het recht van gebruik en bewoning ten behoeve van zijn partner wordt gewijzigd van bepaalde tijd naar onbepaalde tijd, terwijl zijn kinderen/erfgenamen de (hypotheek)lasten van deze woning moeten blijven voldoen. De kamer oordeelt dat de notaris in het voortraject en bij het passeren van de akte onvoldoende invulling heeft gegeven aan de op hem rustende zwaarwegende zorgplicht om zich ervan te overtuigen dat de testateur wilsbekwaam was en niet op ongewenste wijze werd beïnvloed door derden, onder meer omdat het initiatief tot dienstverlening en de instructies over de wijziging afkomstig waren van de gezamenlijke financieel adviseur van de testateur en de partner. De notaris heeft geen aantekeningen gemaakt van het (enige) gesprek met de testateur bij het passeren van de akte. Waarschuwing en kostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2024:2 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2023/31

    Klacht van het BFT over onvoldoende invulling van de poortwachtersrol bij de levering van onroerende zaken. De kamer verklaart de klacht niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de vervaltermijn van drie jaren. Ruim tien maanden nadat de politie een schriftelijk signaal aan het BFT had gegeven over de handelwijze van de notaris, is het BFT een onderzoek gestart. Ten aanzien van de inhoud van dat signaal beroept het BFT zich op zijn geheimhoudingsplicht. De kamer acht het in de gegeven omstandigheden voldoende aannemelijk dat het signaal van de politie zodanig concreet was dat aangenomen mag worden dat het BFT door de ontvangst daarvan kennis heeft genomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten dat het de notaris in deze klacht verwijt. Daarom oordeelt de kamer dat de vervaltermijn is gaan lopen op de dag nadat het signaal van de politie is ontvangen. Daarbij neemt de kamer in aanmerking dat dit signaal niet op zichzelf stond, maar dat het BFT kort daarvoor een soortgelijk signaal van de politie had ontvangen over de betrokkenheid van twaalf notariskantoren in dezelfde regio, terwijl eerder al in de media aandacht was besteed aan de verdenking van grootschalige criminaliteit en witwassen waar mogelijk ook notarissen hun medewerking aan hadden verleend. Voor zover het BFT naar voren heeft gebracht dat het jaarlijks vele signalen ontvangt en dat aan hem als toezichthouder een redelijke termijn moet worden gegund om deze signalen te onderzoeken en zo nodig een eigen onderzoek te starten, overweegt de kamer dat het gevolg van deze redenering is dat het BFT na ontvangst van een concreet signaal over (mogelijk) tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen of nalaten door de latere datum van het start van het onderzoek in feite zelf kan bepalen wanneer de vervaltermijn gaat lopen. Naar het oordeel van de kamer druist dit in tegen de rechtszekerheid die de wetgever heeft beoogd met het stellen van die termijn.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2024:17 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2023/51

    De klacht gaat over de handelwijze van de notaris die mede is opgetreden in zijn hoedanigheid van bestuurder van een Stichting Administratiekantoor (STAK), die de aandelen houdt in een familiebedrijf. De (inmiddels overleden) echtgenoot van klaagster was de grondlegger van dat familiebedrijf. Door onder andere de (advocaat)kosten van de eerder door klaagster en de dochter tegen de notaris gestarte klachtprocedures bij de holding van het familiebedrijf in rekening te brengen en een bestuursbesluit van de STAK vanaf een bepaald moment niet meer uit te voeren, heeft de notaris het vertrouwen geschaad dat klaagster mag stellen in het notariaat. De klacht is in zoverre gegrond verklaard. Aan de notaris wordt een waarschuwing opgelegd. Daarbij heeft de kamer in aanmerking genomen dat klaagster eerder een klacht tegen de notaris heeft ingediend en dat deze klachtprocedure op een eerdere klachtprocedure voortborduurt. In de eerste klachtzaak is aan de notaris al een berisping opgelegd. Verder neemt de kamer in aanmerking dat partijen elkaar op meerdere vlakken in de haren vliegen. Los van de eerdere klachtprocedure heeft klaagster de notaris vanaf 2019 in verschillende civiele procedures betrokken, in welke procedures haar vorderingen en verzoeken steeds zijn afgewezen.

  • ECLI:NL:TNORSHE:2024:16 Kamer voor het notariaat 's-Hertogenbosch SHE/2024/01 en SHE/2024/02

    De klachten gaan over de gepasseerde (levens)testamenten van erflaatster, de handelwijze van de beide notarissen als gevolmachtigde van erflaatster en/of hun feitelijk handelen (namens een executeur-afwikkelingsbewindvoerder) bij de afwikkeling van erflaatsters nalatenschap. De klacht tegen notaris 2 is ongegrond verklaard. Ten aanzien van notaris 1 is de klacht - voor zover die betrekking heeft op het testament van erflaatster en op het verkooptraject van de woning - gegrond verklaard. Notaris 1 heeft dus op twee verschillende vlakken onzorgvuldig gehandeld. Hij heeft de kamer niet kunnen overtuigen dat hij voldoende aan eigen waarneming heeft gedaan om de wilsbekwaamheid en onafhankelijke wilsvorming van erflaatster naar behoren te kunnen beoordelen. Daarnaast is hij onvoldoende zorgvuldig geweest tijdens het verkooptraject van de woning. Notaris 1 heeft onvoldoende oog (gehad) voor de voorzienbare nadelige gevolgen die zijn tekortschieten voor erflaatsters nalatenschap heeft gehad. Mede in aanmerking genomen het blanco tuchtrechtelijk verleden van notaris 1 is volstaan met een waarschuwing.