Zoekresultaten 2531-2540 van de 2763 resultaten

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2009:YC0225 Kamer van toezicht Breda Kl 19/2008

    Naar uit de standpunten van beide partijen daaromtrent naar voren is gekomen, beperkt bedoeld civielrechtelijk geschil zich tot de rechtvraag of er al dan niet sprake is geweest van een tussen klaagster en [naam] in april 1996 mondeling tot stand gekomen overeenkomst, waarbij het bij akte van 27 juni 1991 gevestigde voorkeursrecht is bestendigd. In dat geschil staat niet ter discussie het oorspronkelijk bij die akte van 27 juni 1991 vastgelegde voorkeursrecht, ten aanzien waarvan klaagster zich, zoals hiervoor is vermeld, primair   op het standpunt stelt dat de notaris hiermee ten tijde van het passeren van de leveringsakte van 20 maart 2006 volledig bekend was en wat voor hem reden had moeten zijn zich hierover bij klaagster duidelijkheid te verkrijgen.    Voor haar stelling baseert klaagster zich op een drietal getuigenverklaringen. Weliswaar kan de in de hiervoor genoemde procedure onder ede afgelegde verklaring van [naam], de directeur van de [naam], in samenhang bezien met de verklaringen van [naam] en [naam], voor de juistheid van die stelling een serieuze aanwijzing opleveren, nu deze daarin verklaart dat hij in het kader van de voorgenomen levering van het registergoed door [naam] aan de [naam] de akte van 27 juni 1991 ter bestudering van de geldigheid van het daarbij gevestigde voorkeursrecht aan de eigen notaris heeft voorgelegd, waarbij hij de naam van de notaris heeft genoemd.                                                  [naam] heeft echter die verklaring naar blijkt uit zijn door de notaris overlegde nadere schriftelijke verklaring op die essentiële onderdelen herroepen. Voor die herroeping heeft hij voldoende plausibele redenen aangevoerd. De kamer vindt hierin geen aanleiding [naam] op de voet van artikel 102 Wna zelf als getuige te horen.  

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2007:YC0251 Kamer van toezicht Breda Kl 16/2006

    Door, zoals door klaagster in haar onderzoek heeft geconstateerd, een levering- en hypotheekakte op 29 december 2005 te verlijden, zonder dat de betreffende gelden op de derdengeldrekening waren ontvangen, heeft de notaris in strijd met deze regel (artikel 3, lid 1 Verordening beroeps- en gedragsregels) gehandeld.   Daaraan doet niet af de toezegging van de hypotheekbank dat die gelden zouden worden gestort. De notaris heeft hiermee bewust het risico genomen dat de koper niet aan zijn betalingsverplichting jegens de verkoper zou kunnen voldoen.  

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2007:YC0232 Kamer van toezicht Breda Kl 6/2007

    De kamer kan thans niet vaststellen of cliënte, zoals klager stelt, ten tijde van het verlijden van de akte wel of niet leed aan de ziekte van Alzheimer. Een medische verklaring met die inhoud is niet overgelegd. Dat in mei 2006, enkele maanden daarna een verpleeghuisarts heeft verklaard dat cliënte toen daaraan leed vormt wel een indicatie maar geeft onvoldoende uitsluitsel. Onvoldoende weersproken, en daardoor aannemelijk, is dat de GGZ in 2005 aan de familieleden, kinderen, heeft meegedeeld dat dit zo zou zijn. Dit vestigt, in onderling verband het ernstige vermoeden dat cliënte inderdaad op 9 februari 2006 aan Alzheimer leed  Naar het oordeel van de kamer is in dit kader niet van belang of dit ernstige vermoeden in deze tuchtprocedure al of niet kan worden omgezet in een vaststaand feit. De notaris behoorde op basis van de hem kenbare feiten en omstandigheden meer onderzoek te verrichten teneinde tegenover iedereen, toen en later, het vertrouwen in het zorgvuldig handelen van het notariaat te handhaven

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2006:YC0239 Kamer van toezicht Breda Kl 1/2006

    Van een eenzijdig handelen en van een tekortschieten van de notaris in zijn informatieplicht is dan ook niet gebleken, noch is dit door klager aannemelijk gemaakt. Dat klager, zo hij nog aanvoert, bij dit alles toch -voor de notaris kenbaar-zou hebben gedwaald, is evenmin aannemelijk geworden. In ieder geval kan de notaris gelet op de door hem als hiervoor verstrekte informatie dit niet worden aangerekend. 

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2007:YC0245 Kamer van toezicht Breda Kl 9/2006

    In de voorliggende klacht  staat centraal de vraag of de notaris heeft mogen overgaan tot het passeren van de akte van levering van het betreffende appartementsrechts, nu daags daarvoor de verkoper met een beroep op artikel 24 van de koopovereenkomst. naast betaling van koopsom door klager, nog een bedrag van f. 5.000,-- had geëist, waartegen door klager bezwaar werd gemaakt.   Deze vraag dient naar het oordeel van de kamer ontkennend te worden beantwoord

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2008:YC0226 Kamer van toezicht Breda Kl 13/2008

    Door notaris gehanteerde algemene voorwaarden .Deze niettemin door de notaris gehanteerde clausule is niet alleen in dit geval, maar ook in zijn algemeenheid strijdig met de hiervoor gegeven parlementaire uitleg, maar tevens met de eer en waardigheid van het notarisambt. De notaris creëert daarmee op oneigenlijke gronden een aan hem niet toekomend voordeel.   Ten aanzien van de in die algemene voorwaarden mede opgenomen klachtenclausule moet met klagers worden geconstateerd, dat de notaris daarin ten aanzien van declaratiegeschillen niet wijst op de bij artikel 55, lid 2 Wna gecreëerde rechtsgang bij de ringvoorzitter. De notaris volstaat slechts met het vermelden van een ten aanzien van die geschillen zelf gecreëerde procedure, bestaande uit een gemotiveerde betwisting binnen een termijn van 30 dagen, bij gebreke waarvan de declaratie tussen de notaris en de opdrachtgever als juist geldt en als door de opdrachtgever erkend verschuldigd.      

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2006:YC0246 Kamer van toezicht Breda Kl 6/2006

    Onbetwist staat vast dat met de levering van [naam] aan zijn zoon van aanvankelijk een deel van de schuur van het ouderlijk huis en later van het ouderlijk huis zelf, en vervolgens met de doorlevering daarvan door die zoon op dezelfde dagen en tegen dezelfde prijs aan derden, niet zijnde afstammelingen van [naam], niet anders is beoogd dan met die constructie het in de akte van 1961 opgenomen boetebeding te omzeilen.   Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de notaris ook verklaard dat het de vooropgezette bedoeling was van [naam] om aan derden te kunnen leveren zonder daarbij de boete ingevolge het boetebeding verschuldigd te worden en dat hij -de notaris- [naam] in dat kader heeft geadviseerd om tot deze constructie over te gaan.   De kamer is van oordeel dat de notaris daarbij is uitgegaan van een lezing van het geciteerde beding uit de akte van 1961 die een redelijk bekwaam notaris niet kon volgen.  

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2007:YC0252 Kamer van toezicht Breda Kl 17/2006

    Onweersproken is gebleven dat de kandidaat-notaris het voor het tijdvak 2004 – 2005 vastgestelde aantal van 40 opleidingspunten niet heeft behaald, maar slechts het aantal van 21. Met de KNB moet worden geconstateerd dat het aantal van 40 punten te behalen in een tijdvak van 2 jaar het minimum is om de minimale kwaliteit van de beroepsuitoefening te kunnen garanderen en dat dit temeer geldt in de huidige tijd, waarin de kwaliteit van de dienstverlening in toenemende mate onder druk staat door de marktwerking, er daarnaast vele wijzigingen in wet- en regelgeving worden doorgevoerd en er een toenemende vraag is naar de ontwikkeling van management- en ondernemingsvaardigheden. Het door de kandidaat-notaris behaalde geringe aantal van 21 punten staat met dit minimaal te behalen aantal punten dan ook in schril contrast.  

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2007:YC0233 Kamer van toezicht Breda Kl 7/2007

    Ontijdige en onvolledige indiening jaarstukken

  • ECLI:NL:TNOKBRE:2008:YC0220 Kamer van toezicht Breda Kl 14/2008

    Klager maakt in dat kader terecht in onderdeel a. van zijn klacht aan de notaris het verwijt dat hij de boedelbeschrijving pas na meer dan 21 maanden na het openvallen van de nalatenschap heeft opgemaakt, terwijl bij testament daarvoor een termijn van 3 maanden is bepaald. Weliswaar vond, naar de notaris onweersproken heeft aangevoerd, het eerste contact van de executeur met de notaris pas op 6 januari 2006 plaats, zodat op dat tijdstip voor hem slechts nog een uiterst korte tijd resteerde om binnen die termijn de boedelbeschrijving op te maken, wat dit ondoenlijk maakte, vaststaat echter dat de boedelbeschrijving eerst op 29 mei 2007 is gerealiseerd en dus bijna anderhalf jaar na zijn eerste contact met de executeur.   De notaris heeft dan ook niet die voortvarendheid betracht die van hem verwacht mocht worden. Daarbij dient echter wel de kanttekening te worden geplaatst dat de notaris werd geconfronteerd met tussen de erfgenamen, met name klager, diens broer en zusters ter ene zijde, en de executeur ter andere zijde bestaande meningverschillen over de waarde van de boedelbestanddelen en dat klager en zijn zusters blijkens hun (in kopie overgelegde) brief van 9 september 20096 hebben ingestemd met zijn in zijn brief van 3 juli 2006 (eveneens in kopie overgelegd) onder meer gedaan verzoek om uitstel van het opmaken van de boedelbeschrijving (bij akte) totdat alle schulden, waaronder met name het verschuldigde successierecht en de eventueel nog verschuldigde inkomstenbelasting, bekend waren en vaststonden. Verder is gebleken dat de notaris, die erkent te weinig oog te hebben gehad voor de bij testament vastgestelde termijn, daarvoor zijn excuses heeft aangeboden.