Zoekresultaten 10161-10170 van de 12872 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2730 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2011.099

    Klacht tegen tandarts. Klager verwijt de tandarts, die destijds werkzaam was in de penitentiaire inrichting waar klager verbleef, dat deze (1) is tekortgeschoten in de behandeling door o.a. geen wortelkanaalbehandeling uit te voeren terwijl sprake was van een ontstoken pulpa en (2) heeft nagelaten klager tijdig te verwijzen naar de endodontoloog. Regionaal Tuchtcollegewijst de klacht af. Klager komt in hoger beroep. Centraal Tuchtcollege verklaart klachtonderdeel (1) gegrond en legt de maatregel van waarschuwing op.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2724 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.302

      Klaagster is vanaf 2007 regelmatig bij verweerder, chirurg, op de mammapoli op consult geweest naar aanleiding van de uitslag van een mammografie en van andere onderzoeken. Verweerder heeft klaagster regelmatig (ongeveer halfjaarlijks) onderzocht. Klaagster heeft, ondanks aandringen van verweerder, na 2007 geen mammografie meer laten maken. In 2011 bleek klaagster een borsttumor in de rechterborst te hebben. Klaagster verwijt verweerder de tumor niet eerder ontdekt te hebben en meer in het bijzonder verwijt zij verweerder dat hij 1) zijn bevindingen bij lichamelijk onderzoek onvoldoende heeft neergelegd, 2) heeft geweigerd om palpabele afwijkingen nader te onderzoeken, 3) bij de stelselmatige weigering van klaagster om een mammografie te ondergaan heeft nagelaten om uit eigen beweging klaagster vervolgens een alternatieve vorm van beeldvorming aan te bieden, te weten echografie en/of een MRI-scan. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond en wijst deze af. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het hoger beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2731 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.301

    .

  • ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2725 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.226

    Klacht tegen uitslaggevend keuringsarts. Klaagster verwijt de keuringsarts dat hij niet is ingegaan op haar verzoek om een volledige medische herkeuring te doen plaatsvinden en dat hij de herkeuring niet heeft uitgesteld. Voorts klaagt klaagster erover dat zij als gevolg van de krachttest en een fietstest die zij in het kader van de herkeuring heeft moeten doen lichamelijk letsel heeft opgelopen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege heeft deze beslissing bevestigd.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2726 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.191

    Klaagster klaagt over de hinderlijke aanwezigheid van twee grote ventilatoren tijdens het keuringsgesprek met de arts. Voorts vindt klaagster dat de uitkomst van de keuring niet deugdelijk is omdat de arts er onjuiste medische gegevens bij heeft betrokken en een oud rapport van het ziekenhuis in Rotterdam uit 2008 heeft gebruikt. Klaagster stelt tot slot vraagtekens bij de geschiktheid van de arts voor het afnemen van keuringen. De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg, zodat het beroep moet worden verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2727 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.257

    C E N T R A A L  T U C H T C O L L E G E voor de Gezondheidszorg Beslissing in de zaak onder nummer C2012.257 van: A., wonende te B., appellante, klaagster in eerste aanleg, gemachtigde: C. te B., tegen D., bedrijfsarts, werkzaam te B., verweerder in beide instanties, gemachtigde: mr. drs. D.W.M. Weesie, werkzaam bij E. te Utrecht. 1.         Verloop van de procedure A. - hierna klaagster - heeft op 3 augustus 2011 bij het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam tegen D. - hierna de bedrijfsarts - een klacht ingediend. Bij beslissing van 24 april 2012, onder nummer 11/278 heeft dat College de klacht afgewezen. Klaagster is van die beslissing tijdig in hoger beroep gekomen. De bedrijfsarts heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend. De zaak is in hoger beroep behandeld ter openbare terechtzitting van het Centraal Tuchtcollege van 8 januari 2013, waar zijn verschenen klaagster, bijgestaan door C., en de bedrijfsarts, bijgestaan door mr. D.W.M. Weesie. Mr. Weesie heeft de standpunten van de bedrijfsarts toegelicht aan de hand van pleitnotities die aan het Centraal Tuchtcollege zijn overgelegd. 2.         Beslissing in eerste aanleg Het Regionaal Tuchtcollege heeft aan zijn beslissing het volgende ten grondslag gelegd. “2. De feiten Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan: 2.1 Klaagster is voltijds werkzaam als kamermeisje/roomattendent. Zij is in wisselende mate (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt vanwege schouderklachten. 2.2 In een arbeidskundige rapportage herbeoordeling van 29 juni 2009 van het UWVstaat vermeld … de mate van arbeidsongeschiktheidspercentage ligt in de klasse van 15-25%.  Afspraak: re-integreren en afspraken maken met de werkgever. 2.3 In een deskundigenoordeel passende arbeid - aanbod werkgever van het UWV van 26 april 2010 staat als conclusie vermeld dat de aangeboden arbeid niet passend is. 2.4 Verweerder heeft klaagster op 7 oktober 2010 op het spreekuur gezien. In het verslag staat vermeld dat klaagster op basis van haar lichamelijke beperkingen instemt met werkhervatting voor 5 dagen per week waarbij zij per dag twaalf kamers zal schoonmaken.  Er wordt een herstelmelding gedaan. De begeleiding wordt gestaakt. 2.5 Bij een evaluatie van 16 maart 2011 staat ondermeer vermeld dat wordt geadviseerd " de 38-urige werkweek (in horeca CAO opgenomen) terug te brengen naar 30,4 uur en dit over 5 dagen per week te verdelen waarbij naar rato het aantal kamers wordt gedaan  Gemaakte afspraken : Er is geen afspraak met betrokkene gemaakt . Werkgever zal dit advies met betrokkene bespreken Prognose : n.v.t." 2.6 Op 3 april 2011 heeft klaagster zich ziek gemeld met als reden arbeidsconflict.   Zij is op 4 april 2011 door een andere bedrijfsarts gezien. In de probleemanalyse staat vermeld dat klaagster aangeeft dat een meningsverschil met haar werkgever bestaat over het aantal contractsuren. Advies: Problemen bespreken met werkgever, eventueel ook met mediation. Klaagster is voor 75% geschikt voor eigen arbeid met aanpassingen.  3. De klacht en het standpunt van klaagster De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder een verkeerde interpretatie heeft gegeven aan de conclusies van het UWV dat klaagster voor 15 tot 25% arbeidsongeschikt is.  Dit betekent dat zij in 8 uur twaalf kamers kan schoonmaken in plaats van vijftien. Verweerder heeft gesteld dat zij in 6 uur twaalf kamers moet schoonmaken.  4. Het standpunt van verweerder. Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan. 5. De overwegingen van het college Het verwijt van klaagster dat verweerder de conclusies van het UWV verkeerd heeft geïnterpreteerd, speelt in deze geen rol, nu niet is gebleken van enig verschil van inzicht tussen verweerder en het UWV ten aanzien van het arbeidsongeschiktheids-percentage van klaagster in de klasse van 15 tot 25%. Verweerder heeft blijkens het verslag van het spreekuurconsult van 7 oktober 2010 rekening gehouden met de medische beperkingen van klaagster en haar voorgesteld de werkbelasting aan te passen en in 5 dagen twaalf kamers per dag schoon te maken in plaats van zeventien kamers, de normale werkbelasting, aldus verweerder. Klaagster heeft daarmee ook ingestemd. Verweerder heeft vervolgens terecht een hersteldmelding gedaan en de begeleiding gestaakt. Het is verweerder niet aan te rekenen, dat klaagster in een later stadium kennelijk geen overeenstemming heeft kunnen bereiken met haar werkgever over de werkbelasting en het aantal schoon te maken kamers. Vaststaat dat klaagster op basis van haar beperkingen recht had op een aanpassing van haar werkbelasting. Daarover bestond ook geen meningsverschil. Het was ook terecht om klaagster, bij een hernieuwde ziekmelding op 3 april 2011 met als reden arbeidsconflict inzake een discrepantie over het aantal contractsuren, te verwijzen naar een andere bedrijfsarts, temeer nu - volgens verweerder-  een vertrouwensbreuk was ontstaan tussen hem en klaagster. Verweerder heeft zich in deze in voldoende mate gekweten van zijn taak als bedrijfsarts. De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is en zonder verder onderzoek in raadkamer zal worden afgewezen. Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.” 3.         Vaststaande feiten en omstandigheden Voor de beoordeling van het hoger beroep gaat het Centraal Tuchtcollege uit van de feiten en omstandigheden zoals weergegeven in de beslissing in eerste aanleg, welke weergave in hoger beroep niet is bestreden. 4.         Beoordeling van het hoger beroep 4.1              In hoger beroep heeft klaagster haar klacht herhaald en nader toegelicht. 4.2              De bedrijfsarts heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot verwerping van het beroep. 4.3       Op grond van de stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, komt het Centraal Tuchtcollege tot de conclusie dat de klacht zoals deze bij het Regionaal Tuchtcollege is  ingediend, uitsluitend het verwijt betreft dat de bedrijfsarts een verkeerde interpretatie heeft gegeven aan de conclusie van het UWV dat klaagster voor 15 tot 25% arbeidsongeschikt is. De behandeling van deze klacht in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg in de bestreden beslissing onder “5. De overwegingen van het college” eerste zin, welke overweging het Centraal Tuchtcollege overneemt. Voor zover het Regionaal Tuchtcollege in zijn beoordeling verdere overwegingen heeft gewijd aan de door klaagster ingediende klacht neemt het Centraal Tuchtcollege deze niet over, nu het Regionaal Tuchtcollege met deze overwegingen buiten de oorspronkelijke klacht is getreden. 5.         Beslissing Het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg: verwerpt het beroep. Deze beslissing is gegeven door: mr. E.J. van Sandick, voorzitter, mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. P.J. Wurzer, leden-juristen en drs. J.A.F. Leunisse-Walboomers en mr.drs. M.J. Kelder, leden-beroepsgenoten en mr. R. Blokker, secretaris, en uitgesproken ter openbare zitting van 5 maart 2013.                Voorzitter   w.g.         Secretaris  w.g.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2721 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2011.413

    Klacht: Verweerster, verpleegkundige, heeft op de afdeling chirurgie in de maand november 2009 enkele malen dienst gehad ten tijde van het verblijf aldaar van de moeder van klaagster, patiënte, nadat deze aan haar heup geopereerd was. Patiënte is op 3 december 2009 naar een andere afdeling (neurologie) overgeplaatst alwaar zij op 29 december 2009 is overleden. Klaagster stelt verweerster (mede) verantwoordelijk voor de nalatige behandeling van patiënte op de afdeling chirurgie voor en na de operatie. RTG Eindhoven: Klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. CTG verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2728 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.187

    Klacht tegen verzekeringsarts. Klaagster verwijt de verzekeringsarts dat zij (a) tijdens het spreekuurcontact op 11 maart 2010 onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de psychische gezondheidsklachten van klaagster en het onderliggende trauma (b) een onjuist, onvolledig en onzorgvuldig advies heeft uitgebracht, waarin zij onder andere het ziektebeeld van klaagster heeft miskend en onvoldoende is ingegaan op de voorwaarden voor verantwoorde uitzetting (c) een te beperkte opvatting van haar verantwoordelijkheid als arts ten opzichte van een patiënt heeft getoond. De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het Centraal Tuchtcollege geen aanleiding gegeven tot de vaststelling van andere feiten en tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van het Regionaal Tuchtcollege in eerste aanleg. Het beroep wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2716 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.217

    Klacht: Klaagsters moeder is overleden na een CVA. Klaagster verwijt verweerder, huisarts, dat hij in december 2010 geen actie ten aanzien van patiënte, klaagsters moeder, heeft genomen. Voorts verwijt klaagster de huisarts dat klaagster na het overlijden van haar moeder niets meer van hem heeft gehoord. RTG Amsterdam: Kennelijk ongegrond, Klacht afgewezen. CTG: Vernietiging bestreden uitspraak. De arts is zowel in gebreke gebleven door zonder enig eigen onderzoek patiënte via klaagster (haar dochter) naar een neuroloog te verwijzen, als door klaagster niets te laten horen na het overlijden van patiënte.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2710 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2012.211

    Klacht tegen huisarts. Klaagsters hebben klachten ingediend tegen alle tien leden van een huisartsengroep. Zij verwijten verweerder aan de ene klaagster geen zorg te hebben verleend en aan andere klaagster geen plaats in het roulatieschema te geven. Het Regionaal Tuchtcollege wijst de klacht als kennelijk ongegrond af. Het beroep van klaagsters wordt door het Centraal Tuchtcollege verworpen.