Zoekresultaten 1-10 van de 856 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2025:140 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7451

    Klacht tegen een arts deels gegrond, maatregel waarschuwing. Klaagster heeft een behandeling met fillers en botox ondergaan bij de kliniek waar verweerder als cosmetisch arts werkzaam was. Klaagster verwijt de arts dat de behandeling die hij heeft uitgevoerd onzorgvuldig was, dat de voorlichting/informed consent en de nazorg onvoldoende waren, en dat er onjuiste informatie op de website van zijn huidige kliniek staat. Het college komt tot het oordeel dat de klacht ontvankelijk is, omdat over het handelen waarover klaagster nu klaagt namelijk nog geen onherroepelijk geworden tuchtrechtelijke eindbeslissing genomen. Daarnaast oordeelt het college dat verweerder tekort is geschoten in zijn zorgverlening door onvoldoende voorlichting te geven over de behandeling en niet tijdig te reageren op de hulpverzoeken na de behandeling. Maatregel van waarschuwing passend en geboden gelet op alle omstandigheden.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2025:121 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2025/8311

    Gegronde klacht van de inspectie over een verpleegkundige. De verpleegkundige heeft in privétijd een ernstig beperkte vrouw meermaals seksueel misbruikt. De verpleegkundige is hiervoor strafrechtelijk veroordeeld. Dit handelen is zo zeer in strijd met wat van een verpleegkundige mag worden verwacht dat de verpleegkundige de zwaarste maatregel wordt opgelegd. Onvoldoende reflectie en zelfinzicht gebleken. De door het NFI ingeschatte lage recidivekans geeft het college geen vertrouwen dat de verpleegkundige in de functie van verpleegkundige ook een lage recidivekans zou hebben. Maatregel: doorhaling, schorsing en algeheel beroepsverbod.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2025:139 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2025/8021

    Klacht tegen een radioloog kennelijk ongegrond. Na verwijzing door de neuroloog werden MRI-scans van klaagster haar hersenen gemaakt. Verweerder beoordeelde de scans en maakte daarvan een verslag. Klaagster had bedenkingen ten aanzien van de verslaglegging van de MRI-scan. Zij vermoedde neuroborreliose (ziekte van Lyme). Klaagster verwijt de radioloog dat er niet adequaat is gecommuniceerd met de aanvragend neuroloog, waardoor een onbruikbare uitslag werd afgegeven. Na een gesprek met verweerder, het afdelingshoofd en een collega-neuroradioloog werd het verslag niet herzien. Het college kan niet vaststellen dat verweerder bij die beoordeling en verslaglegging onzorgvuldig en niet als een redelijk bekwaam en redelijk handelend radioloog te werk is gegaan. Het is aan verweerder, als zorgprofessional, om te bepalen wat er in zijn verslag wel of niet opgenomen wordt en of dit moet worden aangepast na herbeoordeling.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2025:137 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2025/8019

    Klacht tegen een radioloog ontvankelijk, maar kennelijk ongegrond. Na verwijzing door de neuroloog werden MRI-scans van klaagster haar hersenen gemaakt. Een collega-radioloog beoordeelde de scans en maakte daarvan een verslag. Klaagster had bedenkingen bij de beoordeling van de MRI-scan. Zij vermoedde neuroborreliose (ziekte van Lyme). Na een gesprek met de collega-radioloog en een collega-neuroradioloog werd het verslag niet aangepast. De klachtonderdelen zien niet op door verweerder aan klaagster verleende zorg binnen een behandelrelatie, maar op zijn handelen rondom de bespreking van de MRI-scan en de klachtafhandeling als afdelingshoofd. Het handelen van beroepsbeoefenaren in een leidinggevende functie kan in deze casus op grond van de tweede tuchtnorm tuchtrechtelijk worden beoordeeld. Hoewel verweerder als afdelingshoofd wel verantwoordelijk is voor het goed functioneren van de afdeling op medisch-inhoudelijk gebied, gaat deze verantwoordelijkheid niet zo ver dat verweerder in een individueel geval op eigen initiatief een MRI-scan opnieuw zou moeten beoordelen, nader onderzoek/ nadere informatie had moeten opvragen of een verslag had moeten aanpassen. Verder is niet gebleken dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2025:138 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2025/8020

    Klacht tegen een radioloog ontvankelijk, maar kennelijk ongegrond. Na verwijzing door de neuroloog werden MRI-scans van klaagster haar hersenen gemaakt. Een collega-radioloog beoordeelde de scans en maakte daarvan een verslag. Klaagster had bedenkingen ten aanzien van de verslaglegging van de MRI. Zij vermoedde neuroborreliose (ziekte van Lyme). Na een gesprek met de collega-radioloog en verweerder werd het verslag niet aangepast. De klachtonderdelen zien niet op door verweerder aan klaagster verleende zorg binnen een behandelrelatie, maar op zijn handelen binnen het klachtbemiddelingstraject als meest ervaren radioloog binnen de afdeling op het gebied van neuroradiologie. Het handelen van beroepsbeoefenaren in een leidinggevende functie kan in deze casus op grond van de tweede tuchtnorm tuchtrechtelijk worden beoordeeld. Verweerder was niet betrokken bij de beoordeling van de MRI-scan en het opstellen van het MRI-verslag, maar werd pas betrokken nadat klaagster een klacht had ingediend. De verantwoordelijkheid van verweerder als expert bij het klachtbemiddelingsgesprek niet zo ver dat hij op eigen initiatief de MRI-scan van klaagster opnieuw zou moeten beoordelen, nader onderzoek/ nadere informatie had moeten opvragen of een verslag had moeten aanpassen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:177 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2615

    Klacht tegen een verzekeringsarts. Het Regionaal Tuchtcollege is bij de beoordeling van de klacht uitgegaan van het conceptrapport inclusief medisch inhoudelijke onderbouwing. Klaagster beschikte niet over deze versie van het rapport en heeft hier in de procedure bij het Regionaal Tuchtcollege niet op kunnen reageren. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege en wijst de zaak terug.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:178 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2669

    Klacht tegen een specialist ouderengeneeskunde. Klagers, de tweelingzus en zwager van de overleden patiënte, dienen een klacht in tegen verweerster, de arts die betrokken was bij de zorg van patiënte. Ze beschuldigen haar van het actief beëindigen van het leven van patiënte, het volgen van de wensen van de echtgenoot zonder eigen medische verantwoordelijkheid, en het niet geven informatie. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege verklaart klagers niet ontvankelijk in hun klacht namens de patiënte. De echtgenoot en zoon van patiënte staan niet achter de klacht en de echtgenoot vertegenwoordigt in beginsel de wil van patiënte. De eigen klachten van klagers zijn deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond. De voorzitter heeft er begrip voor dat klagers hebben geleden onder het stervensproces van hun (schoon)zus maar de klacht die daarover gaat heeft geen betrekking op een handelen of nalaten tegenover klagers zelf op het gebied van het individuele gezondheidsrecht. Voorts acht de voorzitter het een juiste handelwijze dat verweerster haar informatieverplichtingen jegens de echtgenoot nakwam. Patiënte was niet meer wilsbekwaam en dan dienen op grond van de wet de verplichtingen jegens de echtgenoot te worden nagekomen. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klagers niet-ontvankelijk in hun klacht namens patiënte en verklaart de eigen klachten van klagers deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klagers.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:179 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2025/2797

    Ongegrond klacht tegen een verzekeringsarts. De klacht gaat over het door de verzekeringsarts verrichte onderzoek naar aanleiding van een aanvraag van de gemeente om een advies medische urenbeperking. Klager had één spreekuurcontact met de verzekeringsarts. De verzekeringsarts maakte naar aanleiding van dit contact een verzekeringsgeneeskundige rapportage waarin hij concludeerde dat er geen reden was om een medische urenbeperking bij klager aan te nemen. Klager is het daar niet mee eens. Hij verwijt de verzekeringsarts onder andere dat hij niet tot die conclusie had mogen komen en geen zorgvuldig onderzoek heeft gedaan. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met deze beslissing en verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:180 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2617

    Klager is op 3 februari 2022 door zijn huisarts doorverwezen naar D.-zorg, waarna op 3 juni 2022 een intakegesprek met de GZ-psycholoog volgde. Klager is ontevreden over zijn contact met deGZ-psycholoog. Hij verwijt haar dat zij hem niet in behandeling wilde nemen, dat zij hem onheus heeft bejegend en dat haar verslaglegging onjuist is. Het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Klager is het niet eens met dit oordeel en komt hiertegen in beroep. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:181 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2651

    Klacht tegen internist. Klager is de zoon van een patiënt die na een cystectomie in het ziekenhuis is overleden. Volgens klager is het overlijden te wijten aan ontoereikend medisch handelen. De internist was als voorzitter van de calamiteitencommissie belast met het oriënterend onderzoek naar de gang van zaken omtrent en de oorzaak van het overlijden van de patiënt, om te bepalen of het een calamiteit betrof. Klager verwijt de internist dat zij in haar onderzoek op meerdere fronten onzorgvuldig heeft gehandeld. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht gegrond voor zover dit onderdeel betrekking heeft op het niet naleven van het Maagretentieprotocol, verklaart de klacht voor het overige ongegrond en bepaalt dat aan de internist geen maatregel wordt opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat het handelen van de internist als voorzitter van de calamiteitencommissie niet valt onder de eerste tuchtnorm en ook niet valt onder de tweede tuchtnorm. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klager daarom alsnog niet-ontvankelijk in zijn klacht.