Zoekresultaten 1-10 van de 61 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:27 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1873

    Klacht tegen huisarts. Klager is in 2016 op consult geweest in de praktijk van de huisarts. Toen is geconcludeerd dat sprake was keelpijn en hoesten bij een viraal effect. Enkele maanden later is bij klager in het ziekenhuis een anaplastisch schildkliercarcinoom vastgesteld. Klager verwijt de huisarts – onder meer – dat onder zijn verantwoordelijkheid onvoldoende onderzoek is gedaan en een verkeerde diagnose is gesteld, dat hij onvoldoende supervisie heeft uitgeoefend ten opzichte van zijn coassistenten, heeft nagelaten (via zijn coassistenten) aan te geven dat klager bij het blijven bestaan van klachten binnen tien dagen moest terugkomen en dat hij klager ten onrechte niet heeft doorverwezen. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege roept de coassistent die klager gezien heeft als getuige op. Het beroep van klager wordt verworpen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:28 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1882

    Klacht tegen een huisarts. Klager is de vader van een meisje van tien jaar oud (hierna: de dochter). Samen met zijn ex-vrouw (hierna: de moeder) heeft hij het ouderlijk gezag over haar. Er is geen ouderschapsplan. Er is sprake van complexe echtscheidingsproblematiek. De dochter staat sinds 2014 ingeschreven bij de praktijk die de huisarts voert, samen met de beklaagde huisarts in de zaak met kenmerk C2023/1883. De klacht van klager komt er in de kern op neer dat hij door de beide huisartsen onvoldoende wordt geïnformeerd. Ook wordt hij onvoldoende in de gelegenheid gesteld mee te beslissen over medische behandelingen van de dochter. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klachtonderdelen a. (gedeeltelijk) en d gegrond, legt aan de huisarts de maatregel van waarschuwing op en verklaart de klacht voor het overige ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt zowel het beroep van klager als het incidenteel beroep van de huisarts tegen deze beslissing en bepaalt dat deze beslissing zal worden gepubliceerd in de Staatscourant en ter publicatie zal worden aangeboden aan het tijdschrift Medisch Contact.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:29 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1883

    Klacht tegen een huisarts. Klager is de vader van een meisje van tien jaar oud (hierna: de dochter). Samen met zijn ex-vrouw (hierna: de moeder) heeft hij het ouderlijk gezag over haar. Er is geen ouderschapsplan. Er is sprake van complexe echtscheidingsproblematiek. De dochter staat sinds 2014 ingeschreven bij de praktijk die de huisarts voert, samen met de beklaagde huisarts in de zaak met kenmerk C2023/1882. De klacht van klager komt er in de kern op neer dat hij door de beide huisartsen onvoldoende wordt geïnformeerd. Ook wordt hij onvoldoende in de gelegenheid gesteld mee te beslissen over medische behandelingen van de dochter. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klachtonderdelen a. (gedeeltelijk) en d gegrond, legt aan de huisarts de maatregel van waarschuwing op en verklaart de klacht voor het overige ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt zowel het beroep van klager als het incidenteel beroep van de huisarts tegen deze beslissing en bepaalt dat deze beslissing zal worden gepubliceerd in de Staatscourant en ter publicatie zal worden aangeboden aan het tijdschrift Medisch Contact.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:30 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2016

    Klacht tegen een huisarts. Klaagster was jarenlang patiënt van de huisarts. Sinds 2015 hadden zij – na het overlijden van de echtgenoot van klaagster – ook een persoonlijke, vriendschappelijke relatie met elkaar. In de zomer van 2022 heeft een inbraak plaatsgevonden in de woning van de huisarts. Vanwege zijn vermoeden dat de dochter van klaagster de inbraak had gepleegd, heeft de huisarts de vriendschap met klaagster verbroken. Klaagster verwijt de huisarts dat hij a) het medisch beroepsgeheim heeft overtreden, b) de overeenkomst tot zorgverlening onjuist eenzijdig heeft opgezegd en c) na beëindiging van de zorgverlening (ten onrechte) nog vergoedingen heeft gedeclareerd. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat is komen vast te staan dat de huisarts zijn beroepsgeheim heeft geschonden, verklaart klachtonderdeel a gegrond en legt de huisarts een berisping op. Klachtonderdeel b wordt ongegrond verklaard en het beroep tegen klachtonderdeel c is ingetrokken door klaagster. De beslissing wordt gepubliceerd in de Staatscourant en ter publicatie aangeboden aan het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, Gezondheidszorg Jurisprudentie en Medisch Contact.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:31 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1989

    Klacht tegen een psychiater. Klager was onder behandeling bij het FACT-team van een GGZ-instelling. De psychiater was als zorgverantwoordelijke bij de behandeling van klager betrokken. In het kader van de aanvraag voor een zorgmachtiging op grond van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) heeft de psychiater een zorgplan opgesteld. Klager is van mening dat dit zorgplan feitelijke onjuistheden en onjuiste bevindingen bevat en dat de diagnose onvoldoende is onderbouwd. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:32 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1990

    Klacht tegen een psychiater. De psychiater heeft in het kader van de aanvraag van een zorgmachtiging, een medische verklaring opgesteld met betrekking tot klager. Klager verwijt de psychiater dat zij een onjuiste (‘bewust een valselijke’) medische verklaring over hem heeft afgegeven. Volgens klager is bijna elke zin in de medische verklaring onjuist. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:33 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2272

    Voorzittersbeslissing. Klacht tegen een tandarts. De voorzitter van het RTG heeft geoordeeld dat het handelen en nalaten van de tandarts, waarover in deze procedure wordt geklaagd, al is beoordeeld in een eerdere procedure. De voorzitter van het RTG heeft de klacht daarom kennelijk niet ontvankelijk verklaard.Naar het oordeel van de voorzitter van het CTG heeft de voorzitter van het RTG terecht het standpunt ingenomen dat er sprake is van de ‘ne bis in idem’ situatie en de klacht terecht niet ontvankelijk verklaard. Het beroep leidt daarom niet tot een andere beslissing dan die van het RTG en op die grond verwerpt de voorzitter van het CTG het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:34 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1865

    Klacht tegen een dermatoloog. Klaagster was doorverwezen naar het ziekenhuis waar de dermatoloog werkzaam is voor een laserbehandeling van littekens op haar wang. Er hebben verschillende behandelingen plaatsgevonden, waaronder een resurfacing behandeling. Klaagster verwijt de dermatoloog dat er tijdens de resurfacing behandeling iets mis is gegaan, waardoor zich een litteken heeft ontwikkeld op haar wang en dat klaagster op de spoedeisende hulp naar huis is gestuurd met zalf. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt dat de beide klachtonderdelen feitelijke grondslag missen. De dermatoloog heeft de resurfacing behandeling niet verricht en was hier ook verder niet bij betrokken. De dermatoloog heeft verklaard klaagster nooit gesproken en/of gezien te hebben tijdens zijn diensten op de spoedeisende hulp. Het Regionaal Tuchtcollege ziet geen reden om aan de verklaring van de dermatoloog te twijfelen. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:35 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1875

    Klacht tegen een fysiotherapeut. Klaagster is tijdens een revalidatietraject door de fysiotherapeut behandeld. Zij verwijt de fysiotherapeut onder meer het maken van ongepaste opmerkingen, het doen van ongewenste aanrakingen en het onzorgvuldig afhandelen van het evaluatiegesprek aan het einde van de behandelperiode. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:36 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1916

    Klacht tegen bedrijfsarts. Klager verwijt de bedrijfsarts dat hij a) geen juiste voorstelling van zaken heeft gegeven in zijn terugkoppeling van het spreekuur, b) informatievoorziening en correspondentie aan klager en zijn werkgever niet gelijktijdig naar deze partijen heeft gestuurd, en c) een passieve houding heeft aangenomen en een onduidelijk advies heeft verstrekt. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep tegen die beslissing.