Zoekresultaten 1-50 van de 60 resultaten
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2023:173 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5274
- Datum publicatie: 02-11-2023
- Datum uitspraak: 30-10-2023
- ECLI:NL:TGZRZWO:2023:173
Klacht tegen bedrijfsarts. Klaagster is ziek uitgevallen voor haar werk als wijkziekenverzorgende. De bedrijfsarts heeft haar vervolgens gedurende ongeveer anderhalf jaar begeleid in de re-integratie. Klaagster maakt de bedrijfsarts meerdere verwijten over de begeleiding en de door haar gegeven adviezen. Het college komt tot het oordeel dat de bedrijfsartsniet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:242 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5551
- Datum publicatie: 03-11-2023
- Datum uitspraak: 03-11-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:242
Gegronde klacht tegen een arts. Klager verwijt de arts dat hij geen vervangend cholesterolverlagend medicijn heeft voorgeschreven en dat hij hem te laat heeft doorverwezen naar de neuroloog. Daarnaast verwijt klager de arts dat hij de aansprakelijkheidstelling van klager niet heeft doorgestuurd naar zijn (beroepsaansprakelijkheid)verzekering. Het college is van oordeel dat de arts eerder en verder (neurologisch) onderzoek had moeten doen naar de aanhoudende klachten van klager. Nu hij dit niet heeft gedaan wordt de aanwezigheid van een indicatie om eerder door te verwijzen naar de neuroloog niet door de arts weerlegd. Dit klachtonderdeel is daarom gegrond. Ook het derde klachtonderdeel is gegrond. Het college overweegt dat van een arts mag worden verwacht dat hij correct en zorgvuldig omgaat met (schade)claims en klachten die naar aanleiding van zijn handelen worden ingediend door patiënten. Daaronder valt ook dat hij een aansprakelijkheidstelling tijdig meldt aan en doorgeleidt naar zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. Het college is verder van oordeel dat de arts ten aanzien van het staken van de statine zorgvuldig heeft gehandeld en volgens de “Praktische handleiding bij de NHG-Standaard CVRM”. Het college vindt het gezien de klachten van klager begrijpelijk dat de arts geen andere statine heeft voorgeschreven en dat hij heeft gewacht met het voorschrijven van een andere statine tot na het onderzoek bij de neuroloog. Dit klachtonderdeel is ongegrond. De arts is niet op de zitting verschenen en heeft geen verweer gevoerd. Het college heeft dan ook niet kunnen vaststellen of de arts de ernst van de hem gemaakte verwijten en de gegrond verklaarde klachtonderdelen inziet. Het college acht zijn gebrek aan reflectie en toetsbaar opstellen tijdens de gehele (tuchtklacht)procedure zorgelijk. Gelet hierop is het college van oordeel dat niet met een lichtere maatregel dan een berisping kan worden volstaan.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:243 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5514
- Datum publicatie: 03-11-2023
- Datum uitspraak: 03-11-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:243
Gegronde klacht tegen een huisarts. De huisarts heeft klager via zorgdomein verwezen. Deze verwijzing is nog dezelfde dag afgewezen. Klager verwijt de huisarts dat hij hem niet over de afwijzing op de hoogte heeft gesteld en hem niet verder heeft geholpen om een behandelaar te vinden voor zijn psychische klachten. Het college is van oordeel dat de huisarts klager had moeten informeren toen hij vernam dat zijn verwijzing niet werd geaccepteerd. De huisarts wist dat klager psychische hulp nodig had en dat klager voor die hulp dus niet bij deze behandelaar terecht kon. Daar komt bij dat de huisarts vond dat de behandelaar klager ten onrechte had afgewezen. De huisarts had direct contact met de behandelaar kunnen opnemen om te bespreken dat de afwijzing in zijn ogen onterecht was. De huisarts had dit ook nog kunnen doen toen klager contact opnam met zijn praktijk. Ook toen heeft de huisarts klager niet verder geholpen. De huisarts heeft later, nadat klager een klacht had ingediend, alsnog contact opgenomen met de behandelaar, waarna een intakegesprek met klager is ingepland. De behandeling van klager heeft door dit alles vertraging opgelopen, hetgeen mogelijk voorkomen had kunnen worden. De huisarts heeft ingezien dat hij anders had moeten handelen. De huisarts heeft tijdens het mondeling vooronderzoek zijn excuses aan klager aangeboden. Ook ter zitting heeft de huisarts zelfinzicht getoond. Gelet daarop acht het college een waarschuwing een passende maatregel.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:244 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5453
- Datum publicatie: 03-11-2023
- Datum uitspraak: 03-11-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:244
Gegronde klacht tegen een huisarts. Klaagster heeft toestemming gegeven aan de huisarts om bepaalde informatie te delen met een verzekeraar. Klaagster verwijt de huisarts dat hij ook niet relevante informatie, waarvoor zij geen toestemming heeft gegeven, heeft gedeeld. De huisarts erkent dat bepaalde informatie niet verstrekt had mogen worden. Hoewel hij zelf niet actief deze informatie heeft verstrekt (maar een ondersteunend medewerker van de praktijk) begrijpt hij wel dat hij hiervoor de verantwoordelijkheid draagt.Het college overweegt dat de klacht gegrond is, er is immers informatie verstrekt zonder toestemming van klaagster. Het college ziet desondanks geen aanleiding om de huisarts een maatregel op te leggen. De huisarts heeft op het moment dat hij ontdekte dat er in de praktijk niet conform de werkwijze en werkafspraken medische informatie was verstrekt, direct zijn verantwoordelijkheid genomen en alle benodigde stappen gezet om herhaling van deze situatie te voorkomen. Hij heeft daarbij niet alleen interne maatregelen genomen en een expert ingeschakeld, maar ook een melding bij de Autoriteit Persoonsgegevens gedaan. De huisarts heeft zich toetsbaar opgesteld en hij betreurt ten zeerste wat er is gebeurd en heeft aan klaagster zijn welgemeende excuses aangeboden. Gelet op dit alles is het college van oordeel dat het opleggen van een maatregel geen redelijk tuchtrechtelijk doel meer dient.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:245 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5381
- Datum publicatie: 03-11-2023
- Datum uitspraak: 03-11-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:245
Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. In het kader van een medische expertise voor een aanspraak op een verzekering was de huisarts gevraagd om het huisartsenjournaal te overleggen. Dit heeft de huisarts gedaan, maar later bleek dat een deel van de consultverslagen ontbraken.Klager verwijt de huisarts dat zij niet alle aanwezige informatie aan de medisch adviseur heeft overgelegd. De huisarts erkent dat zij per abuis een aantal consulten niet heeft meegenomen in haar brief aan de medisch adviseur, maar zij heeft de fout hersteld en klager heeft een nieuwe expertise gekregen waarvan de kosten door de verzekeraar van de huisarts zijn betaald.Het college is van oordeel dat er sprake is geweest van een administratieve fout die van onvoldoende gewicht is om tot een tuchtrechtelijk verwijt te kunnen leiden. Dit geldt te meer daar de fout meteen is hersteld door de huisarts zodra zij hiervan op de hoogte was gesteld door klager. De klacht is in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:246 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5407
- Datum publicatie: 07-11-2023
- Datum uitspraak: 07-11-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:246
Deels gegronde klacht tegen een chirurg. Klaagster is over de informatie en de gemaakte afspraken voorafgaand aan en na de operatie (laporoscopie) niet tevreden. Ook over de nazorg en het resultaat van de operatie is zij niet tevreden. De chirurg heeft niet aannemelijk kunnen maken dat hij klaagster voorafgaand aan de operatie adequaat heeft geïnformeerd over het operatieplan respectievelijk dat hij direct na de operatie klaagster adequaat heeft geïnformeerd over het operatiebeloop. Voor zover uit de door hem gemaakte summiere aantekeningen iets is af te leiden over de door hem gegeven informatie, steunen deze zijn stelling dat hij klaagster heeft geïnformeerd over de (voorgenomen) gefaseerde aanpak niet. De klacht is in zoverre gegrond verklaard. De overige klachtonderdelen zijn ongegrond verklaard. Het college is voor wat betreft de op te leggen maatregel van oordeel dat in dit geval mede gelet op de omstandigheden als maatregel passend is een waarschuwing als zakelijke terechtwijzing dat het qua informatieverstrekking niet goed is gegaan en dat de chirurg bij een volgende gelegenheid anders moet handelen. Klacht deels gegrond verklaard. Waarschuwing.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2023:174 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5013
- Datum publicatie: 07-11-2023
- Datum uitspraak: 03-11-2023
- ECLI:NL:TGZRZWO:2023:174
Klacht tegen een gz-psycholoog. Een journalist heeft een podcast gemaakt over klaagster. Zij heeft de gz-psycholoog gevraagd om in de uitzending gedragingen die aan klaagster worden toegeschreven, te duiden. Dit heeft de gz-psycholoog gedaan, zonder dat hij klaagster ooit gezien of gesproken heeft. Klaagster verwijt de gz-psycholoog zijn medewerking aan en uitlatingen tijdens de podcast. Het tuchtcollege verklaart de klacht gegrond en legt – mede vanwege het tuchtrechtelijk verleden van de gz-psycholoog – een voorwaardelijke schorsing van drie maanden op.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2023:176 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5275
- Datum publicatie: 09-11-2023
- Datum uitspraak: 03-11-2023
- ECLI:NL:TGZRZWO:2023:176
Klacht tegen een gz-psycholoog. De kinderen van klager en zijn ex-partner, wonen bij klager maar zijn in 2016 onder toezicht gesteld. De gz-psycholoog heeft in opdracht van de jeugdbescherming een forensisch psychologisch onderzoek ingesteld naar de gezinssituatie en de relatie tussen de kinderen en de ouders. De gz-psycholoog heeft een rapportage opgesteld met haar bevindingen. Klager is het niet eens met diverse zaken die in de rapportage staan. De gz-psycholoog heeft haar conclusies volgens hem gebaseerd op allerlei onjuistheden. Het college acht de verwijten van klager niet terecht en verklaart de klacht ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2023:149 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1803
- Datum publicatie: 09-11-2023
- Datum uitspraak: 08-11-2023
- ECLI:NL:TGZCTG:2023:149
Klacht tegen een internist. Klaagster klaagt over de wijze waarop haar begin december 2016 overleden echtgenoot (hierna: de patiënt) is behandeld. De internist is werkzaam in het ziekenhuis waar de patiënt is behandeld. Eind november 2016 meldde patiënt zich in de avond bij de SEH van het ziekenhuis en werd hij opgenomen onder verdenking van een longontsteking dan wel een galblaasontsteking. De beklaagde internist was toen de dienstdoende internist. Zij heeft in overleg met de patiënt besloten om onder andere te starten met antibiotica en het toedienen van vocht via een infuus. De volgende ochtend was bloed bij urine aanleiding om de antistolling te stoppen. De internist heeft na lichamelijk onderzoek besloten een longarts te vragen te patiënt te beoordelen. Ook is een chirurg om advies gevraagd. Patiënt heeft in de avond toch eenmalig 0,4 mg Fraxiparine toegediend gekregen door de verpleging. Klaagster verwijt de internist dat zij bloedverdunners aan de patiënt heeft voorgeschreven zonder eerst de trombosedienst of de longarts te raadplegen, en dat zij een bloed verdunnend middel heeft laten toedienen, onder weigering van de patiënt zelf en onder protest van klaagster. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht ongegrond vanwege het ontbreken van persoonlijke verantwoordelijkheid van de internist. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2023:177 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5096
- Datum publicatie: 09-11-2023
- Datum uitspraak: 06-11-2023
- ECLI:NL:TGZRZWO:2023:177
Klacht tegen orthopedisch chirurg. Klaagster is, na aanhoudende klachten aan haar rechterschouder na een ongeval in 2009, in 2012 geopereerd aan haar sleutelbeen. Ook hierna hield zij schouderklachten en heeft zij nog meerdere onderzoeken en behandelingen ondergaan. In 2019 heeft klaagster, in het kader van een aansprakelijkstelling van het ziekenhuis, de rechtbank verzocht om een deskundigenonderzoek te laten verrichten naar de in 2012 uitgevoerde operatie. Hierop is verweerder als deskundige benoemd. Verweerder heeft onderzoek verricht en op basis daarvan een rapport opgesteld. Concluderend acht hij de operatie in 2012 lege artis uitgevoerd. Klaagster maakt verweerder meerdere verwijten over zijn onderzoek en het door hem opgestelde rapport. Het college komt tot het oordeel dat de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond is.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2023:178 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/4972
- Datum publicatie: 09-11-2023
- Datum uitspraak: 06-11-2023
- ECLI:NL:TGZRZWO:2023:178
Klacht tegen chirurg. Klaagster heeft in 2009 een auto-ongeval gehad. Vanwege aanhoudende schouderklachten rechts en na diverse onderzoeken is zij in 2012 door verweerder geopereerd. Klaagster meent dat de chirurg niet de juiste operatie heeft uitgevoerd en maakt hem hierover diverse verwijten. Ook verwijt zij hem dat hij onjuiste declaraties heeft gedaan en dat een eerder geplande operatie niet is doorgegaan. Het college komt tot het oordeel dat de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond is.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2023:147 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1758
- Datum publicatie: 09-11-2023
- Datum uitspraak: 08-11-2023
- ECLI:NL:TGZCTG:2023:147
Klacht tegen verzekeringsarts. Klager heeft in juli 2019 in het kader van een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering een gezondheidsverklaring ingevuld. In november 2019 is de arbeidsongeschiktheidsverzekering bij de verzekeringsmaatschappij waar de verzekeringsarts aan verbonden is als medisch adviseur ingegaan. In november 2020 heeft klager zich ziek gemeld en een beroep op de verzekering gedaan. De verzekeringsarts heeft een acceptatie-advies uitgebracht. In dit advies heeft de verzekeringsarts geconcludeerd dat klager de verzekeringsmaatschappij niet volledig heeft geïnformeerd in de door hem ingevulde gezondheidsverklaring. In 2021 heeft de verzekeringsmaatschappij de verzekering beëindigd en de arbeidsongeschiktheidsclaim met terugwerkende kracht afgewezen. Klager klaagt over de inhoud en de wijze van totstandkoming van het advies van de verzekeringsarts. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Klager is in beroep gekomen tegen deze beslissing. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2023:175 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5361
- Datum publicatie: 09-11-2023
- Datum uitspraak: 03-11-2023
- ECLI:NL:TGZRZWO:2023:175
Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een plastisch chirurg. Klaagster verwijt de plastisch chirurg dat hij bij haar op 14-jarige leeftijd een labia reductie heeft uitgevoerd zonder adequate informatieverstrekking voorafgaand aan de operatie. Ook klaagt zij over de uitvoering van de operatie en de dossiervoering. Klaagster wenste deze labia reductie vanwege lichamelijke klachten en om esthetische redenen. Op grond van het toepasselijke Modelprotocol Labiumreductie had de plastisch chirurg voor psychologische counseling moeten zorgdragen, hetgeen niet heeft plaatsgevonden. Van de informatieverstrekking aan klaagster heeft de plastisch chirurg voorafgaand aan de operatie geen aantekeningen gemaakt waardoor het college niet kan vaststellen welke informatie de plastisch chirurg voorafgaand aan de operatie heeft gegeven. De dossiervoering in de eigen praktijk van de plastisch chirurg bestond ten tijde van de operatie uit een Word document van één A-4tje. Nu niet te achterhalen is wanneer deze aantekeningen zijn gemaakt en/of er wellicht op enig moment aanvullingen of wijzigingen in zijn aangebracht, is van adequate dossiervoering geen sprake. Het college kan niet vaststellen dat de operatie onjuist is uitgevoerd. De overige klachten zijn ongegrond. Gegeven de aard van de tuchtrechtelijke fouten en de gegeven omstandigheden, waaronder een kwetsbare minderjarige patiënt, zal het college de maatregel van berisping opleggen. Klacht gedeeltelijk gegrond. Berisping.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2023:148 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1591
- Datum publicatie: 09-11-2023
- Datum uitspraak: 08-11-2023
- ECLI:NL:TGZCTG:2023:148
Klacht tegen een vrijgevestigde gz-psycholoog die naast haar werkzaamheden binnen de basis GGZ in opdracht van een gezondheidsmanagementorganisatie werknemers met psychische klachten begeleidt bij hun arbeidsre-integratietraject. Klaagster is uitgevallen op haar werk in verband met psychische klachten. Zij heeft behandelsessies bij de gz-psycholoog gehad. De klacht houdt in dat de gz-psycholoog de door haar opgestelde verslagen niet zonder deze met klaagster te bespreken en zonder haar toestemming naar de organisatie had mogen sturen en de organisatie deze vervolgens ook niet had mogen doorsturen naar de bedrijfsarts. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht gegrond en legt de maatregel van berisping op. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep tegen deze beslissing.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2023:3 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/5215
- Datum publicatie: 10-11-2023
- Datum uitspraak: 23-10-2023
- ECLI:NL:TGZRSHE:2023:3
Klacht tegen internist over een gestelde gemiste diagnose en inadequaat onderzoek naar toenemende klachten van patiënte, die in korte tijd snel achteruitging en vervolgens is overleden. Klacht ongegrond. Beklaagde heeft patiënte een beperkt aantal malen gezien en bij die gelegenheid onderzoeken in gang gezet, de urgentie ervan onder ogen gezien en zorgvuldig gehandeld.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:248 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5579
- Datum publicatie: 10-11-2023
- Datum uitspraak: 10-11-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:248
Kennelijk ongegronde klacht tegen een verzekeringsarts. Klager heeft een aanvraag gedaan tot beoordeling van zijn arbeidsvermogen in het kader van zijn aanvraag tot toekenning van een Wajonguitkering. De verzekeringsarts was aanwezig bij de hoorzitting naar aanleiding van door klager ingediende bezwaar tegen de beslissing dat klager niet in aanmerking komt voor een Wajonguitkering. De conclusie van de verzekeringsarts dat bij klager ondanks mentale beperkingen arbeidsvermogen aanwezig was, is niet onjuist. Dat klager arbeidsongeschikt was verklaard, wil niet zeggen dat bij hem geen arbeidsvermogen aanwezig was. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2023:4 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/5216
- Datum publicatie: 10-11-2023
- Datum uitspraak: 10-11-2023
- ECLI:NL:TGZRSHE:2023:4
Klacht tegen een huisarts over een gestelde gemiste diagnose en inadequaat onderzoek naar toenemende klachten van patiënte, die in korte tijd snel achteruitging en is overleden. Patiënte was onder behandeling bij een internist. De klacht is gedeeltelijk gegrond en aan beklaagde wordt een berisping opgelegd. Hem wordt kwalijk genomen dat hij de toenemende klachten niet als aanleiding heeft gezien om te handelen en niet een volgende afspraak met de internist te laten afwachten. Hij had als huisarts, in tegenstelling tot de behandelend internist, zicht op de snelle achteruitgang van de algehele fysieke gesteldheid van patiënte en hem wordt kwalijk genomen te afwachtend te zijn geweest.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2023:5 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/5217
- Datum publicatie: 10-11-2023
- Datum uitspraak: 23-10-2023
- ECLI:NL:TGZRSHE:2023:5
Klacht tegen een huisarts die tijdens de dienst op de huisartsenpost klachten van patiënte onvoldoende serieus zou hebben genomen. De klacht is ongegrond. Hij heeft zorgvuldig gehandeld door de situatie als niet-acuut en niet-levensbedreigend te beoordelen en patiënte te adviseren zich de volgende dag wederom tot haar huisarts te wenden.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:247 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5578
- Datum publicatie: 10-11-2023
- Datum uitspraak: 10-11-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:247
Kennelijk ongegronde klacht tegen een verzekeringsarts. Klager heeft een aanvraag gedaan tot beoordeling van zijn arbeidsvermogen in het kader van zijn aanvraag tot toekenning van een Wajonguitkering. De verzekeringsarts is door ingeschakeld als primair beoordelend verzekeringsarts om de medische beoordeling in het kader van de Wajong uit te voeren. Er is beslist dat klager niet in aanmerking komt voor een Wajonguitkering. De conclusie is navolgbaar en niet onjuist. Aangezien klager geen stukken uit de referteperiode had aangeleverd heeft de verzekeringsarts terecht geconcludeerd dat klager niet aan de op hem rustende bewijslast had voldaan. Dat klager arbeidsongeschikt was verklaard, wil niet zeggen dat bij hem geen arbeidsvermogen aanwezig was. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2023:155 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1782
- Datum publicatie: 13-11-2023
- Datum uitspraak: 13-11-2023
- ECLI:NL:TGZCTG:2023:155
Verweerder is werkzaam bij de arbodienst van de werkgever van klaagster. Hij werkt onder supervisie van een bedrijfsarts. Klaagster is een week na ziekmelding bij verweerder op consult geweest. Klaagster verwijt verweerder dat hij:a. Zich in het plan van aanpak heeft uitgegeven voor bedrijfsarts terwijl hij dat niet is;b. Een gevaar vormt voor zieke werknemers door zich onbeschoft en intimiderend te gedragen;c. Aanvankelijk geen medewerking wilde verlenen aan het aanvragen van een second opinion;d. In documenten en verslagen onwaarheden heeft vermeld;e. Met andere medewerkers over klaagster heeft gesproken;f. De beroepsziekte van klaagster niet heeft erkend;g. Medewerkers heeft geïnstrueerd klaagster telefonisch lastig te vallen;h. Geen overleg heeft gehad met zijn supervisor;i. Ten onrechte op papieren heeft ingevuld dat er een arbeidsconflict speelt;j. Een week na de eerste ziektedag een uitnodiging heeft gestuurd voor een eerste spreekuur contact binnen vier weken;k. Haar privacy heeft geschonden.Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat de klacht ongegrond is. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster ingestelde beroep.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2023:156 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1837
- Datum publicatie: 13-11-2023
- Datum uitspraak: 13-11-2023
- ECLI:NL:TGZCTG:2023:156
Kopje: C2023/1837Klacht tegen huisarts. Klager verwijt de huisarts kort gezegd dat zij 1) het ouderlijk gezag van klager niet heeft gerespecteerd, 2) geen hoor en wederhoor heeft toegepast en 3) niet zorgvuldig een diagnose heeft gesteld bij de zoon van klager en niet heeft gezorgd voor een doorverwijzing. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege heeft de klachtonderdelen 1 en 2 kennelijk ongegrond verklaard en klachtonderdeel 3 niet-ontvankelijk verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2023:150 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1821
- Datum publicatie: 13-11-2023
- Datum uitspraak: 13-11-2023
- ECLI:NL:TGZCTG:2023:150
Klacht tegen een huisarts. Klaagster was begin september 2021 bij een collega van de huisarts geweest met klachten van tintelingen in haar lichaam en krampen in haar benen en armen, waarvoor zij is behandeld. Eind september 2021 belde klaagster de praktijk met toegenomen klachten van tintelingen en krampen, en met de nieuwe klacht van duizeligheid. De huisarts heeft na informatie van de assistent het dossier van klaagster geraadpleegd en de assistente de opdracht gegeven klaagster te bellen met de mededeling dat de Ropinirol gestopt moest worden vanwege duizeligheidsklachten en dat klaagster zou worden teruggebeld na contact met de neuroloog. Dit bleek die dag niet meer mogelijk en de huisarts heeft klaagster een dag later teruggebeld. Begin oktober 2021 is klaagster op consult bij de neuroloog geweest. Zijn conclusie was dat sprake was van een neurogene claudicatio sinds haar val drie maanden eerder. Drie dagen na dit consult is klaagster wegens sensibiliteitsstoornissen met de ambulance naar de SEH vervoerd, waar een lacunair herseninfarct werd geconstateerd. Zes dagen na het ontslag uit het ziekenhuis heeft klaagster de huisarts gevraagd of hij contact kon opnemen met haar behandelend neuroloog in verband met duizeligheidsklachten. De huisarts heeft dat diezelfde dag gedaan en het advies van de neuroloog was een afwachtend beleid te hanteren. Tijdens een huisbezoek twee dagen later heeft de huisarts klaagster onderzocht en besloten haar door te verwijzen naar een KNO-arts. Klaagster is ontevreden over de behandeling door de huisarts. Zij vindt dat hij slecht naar haar heeft geluisterd en zijn eigen draai heeft gegeven aan haar klachten. Zij voelt zich niet serieus genomen. Hij heeft haar niet tijdig doorverwezen naar de neuroloog en haar een dag laten wachten op de uitslag van een gesprek. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2023:157 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1891
- Datum publicatie: 13-11-2023
- Datum uitspraak: 13-11-2023
- ECLI:NL:TGZCTG:2023:157
Klacht tegen bedrijfsarts. De bedrijfsarts, destijds nog werkzaam als bedrijfsarts in opleiding, heeft in eerste instantie contact gehad met klager in het kader van een preventief traject, in de periode van eind 2020 tot medio 2021. Daarna heeft hij klager begeleid na diens ziekmelding. Ruim negen maanden later is de betrokkenheid van de bedrijfsarts beëindigd. Klager is ontevreden over de begeleiding van de bedrijfsarts en voelt zich door hem niet geholpen. Klager heeft meerdere klachten over het handelen van de bedrijfsarts. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat de klacht kennelijk ongegrond is. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2023:151 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1822
- Datum publicatie: 13-11-2023
- Datum uitspraak: 13-11-2023
- ECLI:NL:TGZCTG:2023:151
Klacht tegen een huisarts. Klaagster was van november 2021 tot en met januari 2022 ingeschreven in de praktijk van de huisarts. Tijdens het kennismakingsgesprek begin november 2021 gaf klaagster aan dat zij hoofdpijn-, duizeligheids- en misselijkheidsklachten had. Deze waren ontstaan sinds de beroerte begin oktober 2021. De huisarts heeft klaagster toen onderzocht. Tegen de misselijkheid heeft hij Metoclopramide voorgeschreven. Bestudering van het dossier gaf hem geen reden om contact op te nemen met de neuroloog, zoals door klaagster was verzocht. Voor de blijvende pijn in de rug en benen schreef de huisarts Pregabaline voor. Begin december 2021 heeft hij met klaagster besproken dat het eerder voorgeschreven medicijn Grepid mogelijk de hoofdpijn en duizeligheid kon veroorzaken. In overleg werd besloten dit te vervangen door Dipyridamol en Acetylsalicylzuur. Een dag later belt klaagster dat zij de Dipyridamol niet verdroeg. De huisarts heeft gezegd dat zij direct kon stoppen en terug kon gaan naar Grepid of het nog een weekje kon proberen. Klaagster besloot het nog te proberen. Zij is begin december 2021 door een cardioloog gezien op de SEH. De cardioloog heeft haar gerust gesteld dat er geen (acuut) hartprobleem was. Begin januari 2022 heeft de huisarts klaagster gezien en heeft hij de medicatie aangepast. Klaagster wilde ook een verwijzing naar de neuroloog. De huisarts heeft dit verzoek ingewilligd. Klaagster is niet tevreden over de behandeling van de huisarts en verwijt hem dat hij slecht heeft geluisterd, heeft nagelaten overleg te hebben met de neuroloog, heeft gezegd dat hij overleg heeft gehad met de neuroloog terwijl dat niet zo was en een medicijn heeft gestopt zonder overleg. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2023:152 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1823
- Datum publicatie: 13-11-2023
- Datum uitspraak: 13-11-2023
- ECLI:NL:TGZCTG:2023:152
Klacht tegen een huisarts. Klaagster was als patiënt van juli 2021 tot begin september 2021 ingeschreven bij één van de vijf huisartsenpraktijken die een overkoepelende organisatie exploiteert. De huisarts is in die praktijk werkzaam als vaste waarnemer. Klaagster heeft begin juli 2021 gevraagd om een consult. Dit consult heeft een dag later plaatsgevonden. De huisarts heeft klaagster verwezen naar het ziekenhuis voor beeldvormend onderzoek. Tegen de krampen die klaagster had, heeft de huisarts inhibin voorgeschreven. Klaagster heeft zich eind juli 2021 bij de huisarts gemeld met het vermoeden van een ontstoken piriformis. Hoewel de behandelend fysiotherapeut daar niet aan dacht, heeft de huisarts klaagster op haar verzoek verwezen naar een neuroloog van het ziekenhuis waar zij eerder naar was doorverwezen. Klaagster is niet tevreden over de behandeling van de huisarts en verwijt hem dat hij slecht heeft geluisterd, heeft nagelaten haar tijdig naar een neuroloog te verwijzen, haar niet serieus heeft genomen, onnodige onderzoeken heeft verricht, geweigerd heeft haar inzage in haar dossier te geven en haar gezondheidssituatie heeft doen verslechteren. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2023:153 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1952
- Datum publicatie: 13-11-2023
- Datum uitspraak: 13-11-2023
- ECLI:NL:TGZCTG:2023:153
Klacht tegen een psychiater. Klager is veroordeeld tot een TBS-maatregel met voorwaarden. Hij verbleef aanvankelijk in de FPA, beveiligingsniveau 2. Klager kon daar niet blijven. Klager is toen aangemeld voor zowel de FPK, beveiligingsniveau 3, als de FPA. Klager is als overbrugging geplaatst in de FPK met als doel klager door te laten stromen naar de FPA. De psychiater is werkzaam in de FPK. Klager stelt dat de psychiater zijn behandeling na overplaatsing heeft verzwaard zonder hem gesproken of gezien te hebben. Daarnaast stelt klager dat belangrijke betrokkenen niet voldoende zijn meegenomen en geïnformeerd en dat er tegen het advies van de eerdere psychiater in is gegaan, terwijl hij de casus beter kent. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht kennelijk ongegrond. De gemachtigde van klager stelt beroep in tegen deze beslissing, maar kan geen machtiging overhandigen waaruit blijkt dat klager hem heeft gemachtigd om dit beroep in te stellen en namens hem op te treden in de tuchtrechtelijke procedure in beroep. Omdat het beroepschrift afkomstig is van een persoon die niet bevoegd is tot instellen van beroep, verklaart het Centraal Tuchtcollege de indiener van het beroep niet-ontvankelijk.
-
ECLI:NL:TGZCTG:2023:154 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1835 en C2023/1836
- Datum publicatie: 13-11-2023
- Datum uitspraak: 13-11-2023
- ECLI:NL:TGZCTG:2023:154
Klacht tegen huisarts werkzaam als arbo-arts. Klaagster verwijt de arbo-arts dat hij 1) onzorgvuldig heeft gehandeld tijdens de consulten, 2) zich heeft voorgedaan als bedrijfsarts en niet onder supervisie van een geregistreerde bedrijfsarts heeft gehandeld, 3) een datalek heeft veroorzaakt en 4) zijn beroepsgeheim heeft geschonden door het dossier met de werkgever van klaagster te bespreken. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klachtonderdelen 1, 2 en 3 gegrond verklaard, klachtonderdeel 4 ongegrond verklaard, en aan de arbo-arts de maatregel van een voorwaardelijke schorsing van 1 maand opgelegd, met daaraan bijzondere voorwaarden gekoppeld. De arbo-arts en de IGJ hebben hiertegen beroep ingesteld. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klachtonderdeel 1 alsnog ongegrond, en legt aan de arbo-arts de maatregel van berisping op.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:249 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5200
- Datum publicatie: 14-11-2023
- Datum uitspraak: 14-11-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:249
Deels gegronde klacht tegen een orthopedisch chirurg. Klager is na een val gezien door een arts (niet in opleiding tot specialist). De arts werkte onder supervisie van verweerder. Klager verwijt verweerder een onjuiste diagnose te hebben gesteld door de breuk in het ellebooggewricht niet als een complexe breuk te kwalificeren en dat er is gekozen voor een conservatie behandeling. Daarnaast verwijt hij verweerder dat hij klager niet zelf heeft gezien en gesproken. Het college is van oordeel dat er weliswaar goede argumenten waren om klager te opereren, maar dat de beslissing om niet te opereren gelet op de omstandigheden van klager verdedigbaar was, zeker in samenhang met de afspraak die was gemaakt om klager na twee weken terug te zien voor de gipswissel. Dat verweerder klager niet zelf heeft gezien is wel tuchtrechtelijk verwijtbaar. Gezien de korte ervaring van de arts op de afdeling orthopedie, kon niet van hem worden verwacht dat hij alle risico’s van een operatie en van conservatief beleid voor klager voldoende overzag. Het lag dan ook op de weg van verweerder om klager hetzij hierover zelf voor te lichten, hetzij de arts ter zake goed te instrueren, te meer nu hij wist dat klager liever een operatie wilde. Klacht gedeeltelijk gegrond verklaard. Waarschuwing. Publicatie.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:250 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/5201
- Datum publicatie: 14-11-2023
- Datum uitspraak: 14-11-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:250
Ongegronde klacht tegen een arts (niet in opleiding tot specialist). De arts werkte onder supervisie van een orthopedisch chirurg. Klager verwijt de arts een onjuiste diagnose te hebben gesteld door een breuk in het ellebooggewricht niet als een complexe breuk te kwalificeren en dat er is gekozen voor een conservatieve behandeling. Het college overweegt dat de orthopedisch chirurg, gezien de nog zeer beperkte ervaring van de arts, verantwoordelijk was voor het handelen van de arts. De arts had daartegenover de verplichting om de diagnose en de behandeling met zijn supervisor te bespreken, wat hij ook heeft gedaan. De beslissing om klager niet te opereren was gelet op de omstandigheden verdedigbaar. Er waren voor de arts in ieder geval geen redenen om aan de beslissing van de superviserende orthopedisch chirurg te twijfelen of daarover nadere vragen aan hem te stellen. Klacht in al haar onderdelen ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2023:6 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/5215 Rectificatie
- Datum publicatie: 15-11-2023
- Datum uitspraak: 08-11-2023
- ECLI:NL:TGZRSHE:2023:6
Klacht tegen internist over een gestelde gemiste diagnose en inadequaat onderzoek naar toenemende klachten van patiënte, die in korte tijd snel achteruitging en vervolgens is overleden. Klacht ongegrond. Beklaagde heeft patiënte een beperkt aantal malen gezien en bij die gelegenheid onderzoeken in gang gezet, de urgentie ervan onder ogen gezien en zorgvuldig gehandeld.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2023:7 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/5216 rectificatiebeslissing
- Datum publicatie: 15-11-2023
- Datum uitspraak: 08-11-2023
- ECLI:NL:TGZRSHE:2023:7
Klacht tegen een huisarts over een gestelde gemiste diagnose en inadequaat onderzoek naar toenemende klachten van patiënte, die in korte tijd snel achteruitging en is overleden. Patiënte was onder behandeling bij een internist. De klacht is gedeeltelijk gegrond en aan beklaagde wordt een berisping opgelegd. Hem wordt kwalijk genomen dat hij de toenemende klachten niet als aanleiding heeft gezien om te handelen en niet een volgende afspraak met de internist te laten afwachten. Hij had als huisarts, in tegenstelling tot de behandelend internist, zicht op de snelle achteruitgang van de algehele fysieke gesteldheid van patiënte en hem wordt kwalijk genomen te afwachtend te zijn geweest.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2023:8 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/5217 rectificatiebeslissing
- Datum publicatie: 15-11-2023
- Datum uitspraak: 08-11-2023
- ECLI:NL:TGZRSHE:2023:8
Klacht tegen een huisarts die tijdens de dienst op de huisartsenpost klachten van patiënte onvoldoende serieus zou hebben genomen. De klacht is ongegrond. Hij heeft zorgvuldig gehandeld door de situatie als niet-acuut en niet-levensbedreigend te beoordelen en patiënte te adviseren zich de volgende dag wederom tot haar huisarts te wenden.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2023:10 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/4831
- Datum publicatie: 15-11-2023
- Datum uitspraak: 09-11-2023
- ECLI:NL:TGZRSHE:2023:10
Klacht tegen orthodontist over onvoldoende, ondeskundige en foutieve behandeling ongegrond. De methode/behandelwijze van de orthodontist is niet in strijd met een richtlijn of protocol binnen de orthodontie. Anders dan klager kennelijk veronderstelt is er ook geen sprake van slechts één geschikte methode om een overbeet als die van klager te behandelen. De behandeling door de orthodontist gedurende zeven maanden is ook te kort geweest om daar enige conclusie uit te trekken.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2023:9 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/4603
- Datum publicatie: 15-11-2023
- Datum uitspraak: 09-11-2023
- ECLI:NL:TGZRSHE:2023:9
Klager verwijt tandarts arrogant en agressief gedrag, waardoor klager zich genoodzaakt voelde zonder behandeling te vertrekken. Tandarts heeft geen verweer gevoerd en is ter zitting niet verschenen. Klacht als onweersproken gegrond. Waarschuwing, mede omdat tandarts zich niet toetsbaar heeft opgesteld.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2023:179 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5167
- Datum publicatie: 16-11-2023
- Datum uitspraak: 10-11-2023
- ECLI:NL:TGZRZWO:2023:179
Klacht tegen chirurg. Klager is door de chirurg geopereerd aan een ruptuur van zijn linkerbiceps. Vanwege aanhoudende klachten en beperkingen na de operatie is klager hierna onderzocht door een orthopedisch chirurg in een ander ziekenhuis. Deze concludeerde dat sprake was van een breuk in de linkerelleboog en dat de pees in de linkerarm op de verkeerde positie was teruggeplaatst. Hier gaat de klacht over. Daarnaast maakt klager de chirurg een verwijt ten aanzien van de verleende nazorg. Klager meent dat de chirurg na de operatie een controlefoto had moeten maken. Dit is niet gebeurd, terwijl dit volgens klager wel had gemoeten en klager hier op had aangedrongen. Het college komt tot het oordeel dat de klacht gedeeltelijk gegrond is. De chirurg heeft tijdens de operatie alarmsignalen gemist en daar niet naar gehandeld. Het college acht dit verwijtbaar. Het college legt aan de chirurg een waarschuwing op.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2023:11 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/4624
- Datum publicatie: 20-11-2023
- Datum uitspraak: 17-11-2023
- ECLI:NL:TGZRSHE:2023:11
“Klacht tegen een gz-psycholoog die forensisch psychologisch onderzoek bij klager heeft verricht en daarvan een rapportage heeft opgesteld.Klager verwijt de gz-psycholoog onder meer dat zij geen professionele houding richting hem heeft gehad, dat zij ondeugdelijk onderzoek heeft gedaan en een ondeugdelijk rapport heeft opgemaakt en dat zij hem onvoldoende heeft geïnformeerd over zijn rechten.Die klachtonderdelen zijn naar het oordeel van het college ongegrond.Klager verwijt de gz-psycholoog ook dat zij het conceptrapport onbeveiligd digitaal aan hem heeft toegestuurd.Dat aspect van de klacht is gegrond. Het college legt vanwege dit onzorgvuldige handelen een waarschuwing op aan de gz-psycholoog.”
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2023:12 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/4761
- Datum publicatie: 20-11-2023
- Datum uitspraak: 17-11-2023
- ECLI:NL:TGZRSHE:2023:12
“Klacht tegen een gz-psycholoog die werkzaam is in haar eigen praktijk en in loondienst van een stichting die ondersteuning biedt aan mensen met een verstandelijke beperking.Klager is door de gz-psycholoog behandeld voor traumaverwerking (EMDR). Klager verwijt de gz-psycholoog onder meer dat zij ervoor heeft gezorgd dat hij zich onveilig heeft gevoeld, tegen hem heeft gelogen over haar contacten met derden, zijn privacy heeft geschonden en ervoor heeft gezorgd dat hij bijna is opgesloten in een instelling.Het college oordeelt dat de klacht deels gegrond is en legt de maatregel van waarschuwing op.”
-
ECLI:NL:TGZCTG:2023:158 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1633
- Datum publicatie: 21-11-2023
- Datum uitspraak: 20-11-2023
- ECLI:NL:TGZCTG:2023:158
Klacht tegen kinderoncoloog. Bij de destijds 9-jarige zoon van klagers is operatief een kwaadaardige tumor in de kleine hersenen verwijderd. Conform het behandelprotocol is de zoon daarna voor een vervolgbehandeling met radiotherapie van het centrale zenuwstelsel en chemotherapie naar de kinderoncoloog verwezen. Het protocol bepaalt dat met radiotherapie moet worden begonnen binnen 31 dagen na de operatie. De kinderoncoloog heeft op enig moment een melding gedaan bij Veilig Thuis, omdat zij vond dat de ouders zodanig twijfelden over de standaardtherapie, dat zij het een reëel gevaar achtte dat de ouders de therapie niet zouden accepteren, wat voor de zoon fatale gevolgen kon hebben. De ouders verwijten de kinderoncoloog in de kern dat zij zonder goede reden bij Veilig Thuis een melding van kindermishandeling heeft gedaan en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan het onrechtmatig gebruik van een machtsmiddel, hetgeen voor de ouders en hun zoon tot ernstig nadeel heeft geleid. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht (ten aanzien van bovenstaand onderwerp) ongegrond verklaard. Klagers zijn van deze beslissing in beroep gekomen. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de kinderoncoloog de melding bij Veilig Thuis op een te vroeg moment heeft gedaan. Het betreft een voor klagers bijzonder moeilijke en ingrijpende beslissing en er was na het eerste fysieke consult nog tijd voor een vervolggesprek tussen ouders en de kinderoncoloog dan wel een collega van de kinderoncoloog. Indien ouders daarná nog niet zouden instemmen met de noodzakelijke vervolgbehandeling had mede gezien de grote tijdsdruk van het starten van radiotherapie een melding bij Veilig Thuis mogelijk voor de hand gelegen, afhankelijk van de concrete omstandigheden op dat moment. Het Centraal Tuchtcollege verklaart het beroep van klagers gedeeltelijk gegrond en legt aan de kinderoncoloog de maatregel van waarschuwing op.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:251 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5560
- Datum publicatie: 21-11-2023
- Datum uitspraak: 21-11-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:251
Kennelijk ongegronde klacht tegen een specialist ouderengeneeskunde. De specialist ouderengeneeskunde is werkzaam in het verpleeghuis waar de echtgenoot van klaagster opgenomen werd. De echtgenoot van klaagster is in het verpleeghuis overleden. Klaagster vindt dat zij ten onrechte niet onmiddellijk het medisch dossier toegestuurd heeft gekregen. Ook vindt zij dat het medisch dossier van haar echtgenoot niet klopt. Daarnaast is er een onjuist medicatiebeleid gevoerd. Het college oordeelt als volgt: verweerster heeft geen betrokkenheid gehad bij de afhandeling van het verstrekken van het medisch dossier door het verpleeghuis. Alleen al hierom valt verweerster geen (persoonlijk) tuchtrechtelijk verwijt te maken. Het college merkt voorts op dat de afhandeling van het verzoek door omstandigheden langer heeft geduurd dan wenselijk, maar dat de afhandeling wel zorgvuldig is geweest. Het college oordeelt verder dat er geen aanwijzingen zijn dat er achteraf nog aanpassingen in het medisch dossier zijn aangebracht. Het achteraf – na 24 uur – aanbrengen van aanpassingen in het dossier blijkt ook niet mogelijk te zijn in het systeem waar in het verpleeghuis mee wordt gewerkt. Wat betreft het derde klachtonderdeel oordeelt het college dat uit het medisch dossier is gebleken dat de oxazepam niet is gestaakt. Bij verdere aanpassingen in het medicatiebeleid is de specialist ouderengeneeskunde niet betrokken geweest. Klacht kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2023:180 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/3835
- Datum publicatie: 21-11-2023
- Datum uitspraak: 17-11-2023
- ECLI:NL:TGZRZWO:2023:180
Klacht tegen een verpleegkundige deels gegrond. Klagers verwijten de verpleegkundige dat zij de gezondheid en het leven van hun minderjarige tweeling in gevaar heeft gebracht c.q. (ernstig) heeft benadeeld door (stelselmatig) fenobarbital en/of andere coupeermedicatie toe te dienen en/of voorgeschreven medicatie niet toe te dienen. De verpleegkundige erkent dat zij op twee momenten (op 10 en op 21 december 2021) vanwege oververmoeidheid (om de tweeling en daarmee zichzelf een rustige nacht te bezorgen) zonder medische aanleiding een spuit fenobarbital heeft gevuld. Zij stelt echter dat zij zich beide keren heeft bedacht en niet is overgegaan tot toediening. Voor zover de klacht ervan uitgaat dat de verpleegkundige op 10 en 21 december 2021 daadwerkelijk fenobarbital heeft toegediend, acht het college de klacht ongegrond. Ook ontbreekt bewijs voor de klacht dat de verpleegkundige over een langere periode stelselmatig zonder indicatie fenobarbital en andere middelen heeft toegediend, of dat zij voorgeschreven medicatie structureel niet heeft toegediend. De klacht is wel gegrond voor zover deze inhoudt dat de verpleegkundige klachtwaardig heeft gehandeld door in een situatie van aanhoudende oververmoeidheid te blijven werken en onder die omstandigheid tot tweemaal toe medicatie heeft klaargemaakt om zonder indicatie aan de kinderen toe te dienen om zelf een rustige nacht te hebben. Als maatregel legt het college een verbod op wederinschrijving op met de bepaling dat deze maatregel onmiddellijk van kracht wordt.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2023:182 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5035
- Datum publicatie: 23-11-2023
- Datum uitspraak: 17-11-2023
- ECLI:NL:TGZRZWO:2023:182
Klacht tegen SEH-verpleegkundige ingediend door een nabestaande. Gemiste diagnose. Patiënte is ‘s nachts in het weekend naar de SEH gegaan wegens een pijnlijk en gezwollen bovenbeen. De verpleegkundige was tijdens die nachtdienst betrokken bij de zorg voor patiënte. Na onderling overleg zijn de artsen en SEH-verpleegkundigen, waaronder verweerster, tot de conclusie gekomen dat er hoogstwaarschijnlijk sprake was van veneuze insufficiëntie. Trombose en een arterieel vaatprobleem werden uitgesloten. Patiënte is doorverwezen naar de poli vaatchirurgie voor een spoedafspraak na het weekend. Vervolgens is zij naar huis gegaan. Een aantal uren hierna (in de ochtend) is patiënte onverwachts overleden, mogelijk als gevolg van een embolie bij een diep veneuze trombose (DVT). Klager verwijt de verpleegkundige dat zij niet adequaat heeft gehandeld door het stellen van een onjuiste diagnose en het tekortschieten in de consultvoering en informatieverwerking. Het college oordeelt dat de klachten ongegrond zijn. De verpleegkundige is niet verantwoordelijk voor het stellen van diagnoses en andere medische afwegingen die door de arts behoren te worden gemaakt. Het zou beter zou geweest als de verpleegkundige uitgebreider uitgevraagd en genoteerd zou hebben wat de medische voorgeschiedenis van patiënte was en welke medicatie zij slikte, zodat duidelijk was dat de standaard anamnese wel werd afgenomen. Dat zij dit niet heeft genoteerd is echter niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het college wijst nog op de bijzondere rol en invloed die de ervaren SEH-verpleegkundige had ten opzichte van de arts-assistent.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2023:183 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5034
- Datum publicatie: 23-11-2023
- Datum uitspraak: 17-11-2023
- ECLI:NL:TGZRZWO:2023:183
Klacht tegen chirurg ingediend door een nabestaande. Gemiste diagnose. Patiënte is ‘s nachts in het weekend naar de SEH gegaan wegens een pijnlijk en gezwollen bovenbeen. De chirurg trad op als supervisor van de arts-assistent die tijdens die nachtdienst werkzaam was op de SEH. De chirurg is na telefonisch overleg met de arts-assistent meegegaan in de conclusie dat er hoogstwaarschijnlijk sprake was van veneuze insufficiëntie bij patiënte. Trombose en een vaatprobleem werden uitgesloten. Patiënte is doorverwezen naar de poli vaatchirurgie voor een spoedafspraak na het weekend. Vervolgens is zij naar huis gegaan. Een aantal uren hierna (in de ochtend) is patiënte onverwachts overleden, mogelijk als gevolg van een embolie bij een diep veneuze trombose (DVT). Klager verwijt de chirurg onder andere dat hij als supervisor niet adequaat heeft gehandeld door het stellen van een onjuiste diagnose. Het college komt tot het oordeel dat de klacht gedeeltelijk gegrond is. De chirurg is zich onvoldoende bewust geweest van de belangrijke rol die hij als supervisor van een onervaren arts-assistent had. Ook is de chirurg in de invulling van de supervisie tekortgeschoten. De belangrijke bevindingen bleven buiten zijn zicht en hij is zonder dat te toetsen meegegaan in de aangedragen diagnose. Het college acht dit verwijtbaar en legt aan de chirurg een berisping op.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2023:13 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/4095
- Datum publicatie: 23-11-2023
- Datum uitspraak: 23-11-2023
- ECLI:NL:TGZRSHE:2023:13
Huisarts (in PI). Klachten: a) niets gedaan terwijl klager hernia heeft en regelgeving PI boven lichamelijke toestand klager gesteld, b) toezeggingen niet nagekomen, c) geen contact opgenomen met eigen huisarts klager.College: ongegrond. Huisarts had voldoende informatie en kon ondanks hernia advies één uur per dag aangepast werk binnen PI geven. Huisarts had beter kunnen volgen wat met advies werd gedaan, maar niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Huisarts gaat niet over regime van vrijheden en beperkingen binnen PI.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2023:14 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/5131
- Datum publicatie: 23-11-2023
- Datum uitspraak: 23-11-2023
- ECLI:NL:TGZRSHE:2023:14
Huisarts. Klachten: a) schenden beroepsgeheim door melden ziekte klager bij GGD, b) gelogen door informatie niet vertrouwelijk te houden, c) zonder vermoeden kindermishandeling en zonder toestemming melding bij Veilig Thuis gedaan, d) en nalatigheid bij behandeling homoseksuele patiënten.College: a) ongegrond: apenpokken meldingsplichtige ziekte, b) en d) ongegrond: niet vastgesteld, c) gegrond: KNMG-meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld niet gevolgd. Afgegaan op informatie die collega van de huisarts had gekregen van de ex-partner van klager. Informatie niet onderzocht, informatie niet besproken met betrokkenen en klager niet vooraf geïnformeerd over melding. Geen rechtvaardigingsgrond niet volgen stappenplan meldcode.Maatregel: melding bij Veilig Thuis ingrijpend middel. Ernstig verwijt dat huisarts zonder aanvaardbare reden duidelijke en in beroepsgroep algemeen aanvaarde norm heeft geschonden. Berisping.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2023:181 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5036
- Datum publicatie: 23-11-2023
- Datum uitspraak: 17-11-2023
- ECLI:NL:TGZRZWO:2023:181
Klacht tegen arts-assistent ingediend door een nabestaande. Gemiste diagnose. Patiënte is ‘s nachts in het weekend naar de SEH gegaan wegens een pijnlijk en gezwollen bovenbeen. De arts-assistent – bijgestaan door zijn supervisor– was tijdens die nachtdienst verantwoordelijk voor de SEH. De arts-assistent heeft de superviserend chirurg telefonisch geraadpleegd, die na anamnese, lichamelijk onderzoek en bloedonderzoek met de SEH-verpleegkundige tot de conclusie was gekomen dat er hoogstwaarschijnlijk sprake was van veneuze insufficiëntie bij patiënte. De chirurg onderschreef dit. Trombose en een vaatprobleem werden uitgesloten. Patiënte is doorverwezen naar de poli vaatchirurgie voor een spoedafspraak na het weekend. Vervolgens is zij naar huis gegaan. Een aantal uren hierna (in de ochtend) is patiënte onverwachts overleden, mogelijk als gevolg van een embolie bij een diep veneuze trombose (DVT). Klager verwijt de arts-assistent onder andere dat hij niet adequaat heeft gehandeld door het stellen van een onjuiste diagnose, het tekortschieten in de consultvoering en de informatieverstrekking. Naar het oordeel van het college zijn de klachten gegrond. De arts-assistent is tekort geschoten in zijn zorgverlening, door te volstaan met een summiere anamnese, door onvoldoende (lichamelijk) onderzoek te (laten) doen, te weinig in het dossier te noteren en onvoldoende overleg met zijn supervisor te voeren, waardoor hij de medische situatie van de patiënte niet juist heeft ingeschat en de patiënte niet de behandeling heeft gekregen die zij had moeten krijgen. Het college legt de arts-assistent een waarschuwing op.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:252 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5456
- Datum publicatie: 24-11-2023
- Datum uitspraak: 24-11-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:252
Kennelijk ongegronde klacht tegen een psychotherapeut. Klaagster verwijt de psychotherapeut dat zij er verantwoordelijk voor is dat klaagster al een jaar lang haar kind niet mag zien. Ook is klaagster van mening dat de psychotherapeut haar treitert door haar te verplichten elke dag haar medicatie op te halen. Het college is van oordeel dat niet is gebleken dat de psychotherapeut voorwaarden gesteld zou hebben aan het bezoek van klaagster aan haar kind. Het college is verder van oordeel dat de bevoegdheid en verantwoordelijkheid om over deze bezoeken te beslissen ook helemaal niet bij de psychotherapeut liggen. Het college is het verder met de psychotherapeut eens dat het medicatiebeleid wettelijk niet haar verantwoordelijkheid kan en mag zijn. Ook anderszins blijkt volgens het college niet dat de psychotherapeut verantwoordelijk was voor de medicatieverstrekking aan klaagster. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:253 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5516
- Datum publicatie: 24-11-2023
- Datum uitspraak: 24-11-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:253
Kennelijk ongegronde klacht tegen een gz-psycholoog. De gz-psycholoog heeft klaagster als begeleidend psycholoog behandeld in een traject tot geslachtsverandering. Klaagster verwijt de gz-psycholoog onder meer dat hij onjuiste diagnoses in haar medisch dossier heeft opgenomen en dit dossier heeft gedeeld met derden. Het college is van oordeel dat uit de stukken niet blijkt dat door de gz-psycholoog een andere diagnose is gesteld dan die van een genderidentiteitsstoornis. Ook blijkt niet dat hij verklaringen over een andere (vermeende) stoornis van klaagster in haar dossier heeft opgenomen, of dat hij anderszins op onzorgvuldige wijze dossier heeft gevoerd. Verder oordeelt het college dat de gz-psycholoog zich in de tuchtprocedure mag verdedigen met relevante informatie uit het medisch/psychologisch dossier van klaagster. Hiervoor was geen toestemming van klaagster vereist. Het college is van oordeel dat uit de stukken niet blijkt dat de gz-psycholoog zonder toestemming van klaagster (delen uit) haar medisch/psychologisch dossier heeft gedeeld met derden, anders dan in deze tuchtprocedure. Uit de stukken blijkt overigens nog wel dat klaagster toestemming aan de gz-psycholoog heeft gegeven om contact op te nemen met haar behandelend psychiater. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRAMS:2023:254 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5444
- Datum publicatie: 27-11-2023
- Datum uitspraak: 27-11-2023
- ECLI:NL:TGZRAMS:2023:254
Kennelijk ongegronde klacht tegen een internist. De echtgenoot van klaagster (de patiënt) is overleden in het ziekenhuis. Klaagster verwijt de internist onder andere dat hij zonder haar medeweten en toestemming palliatieve sedatie heeft gegeven aan de patiënt. Het college overweegt het volgende; dat de opname in het ziekenhuis vanwege de toestand van de patiënt alleen nog maar een palliatieve insteek kon hebben, heeft de internist besproken met de patiënt en klaagster, zoals voldoende blijkt uit de brief aan de huisarts. Het college acht het, mede gelet op de beschrijving in het dossier, aannemelijk dat de internist de tijd heeft genomen voor dit gesprek en dat hij heeft uitgelegd dat de behandeling volledig zou worden gericht op het welbevinden van de patiënt.Verder oordeelt het college dat de internist de patiënt, die in de terminale fase verkeerde, goede pijnstilling in de juiste dosering heeft gegeven. Het college ziet geen aanwijzingen dat sprake is geweest van palliatieve sedatie. Aangezien de patiënt ten tijde van de opname en ook op momenten daarna nog aanspreekbaar was, heeft de internist klaagster niet hoeven vragen om haar toestemming voor palliatieve pijnbestrijding. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRSHE:2023:18 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5440
- Datum publicatie: 27-11-2023
- Datum uitspraak: 24-11-2023
- ECLI:NL:TGZRSHE:2023:18
Voorzittersbeslissing in een klacht tegen een psychiater naar aanleiding van een Pro Justitia rapport. Klager verwijt de psychiater dat hij heeft geweigerd inzage te geven in zijn rapport en dat hij klagers leven kapot heeft gemaakt met zijn advies. Vaststaat dat klager heeft kennisgenomen van de inhoud van het rapport. Niet blijkt dat hij nadien nog verzocht heeft om inzage of een afschrift. De voorzitter is van oordeel dat het tweede klachtonderdeel feitelijke grondslag mist. De klacht is kennelijk ongegrond.
-
ECLI:NL:TGZRZWO:2023:184 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5174
- Datum publicatie: 27-11-2023
- Datum uitspraak: 24-11-2023
- ECLI:NL:TGZRZWO:2023:184
Klagers hebben de klacht ingediend namens hun minderjarige dochter. Zij is opgenomen geweest met ernstige problematiek in een instelling waar verweerster werkzaam was. Verweerster was destijds regiebehandelaar en gedurende een korte periode ook behandelaar van de dochter van klagers. Klagers verwijten verweerster, samengevat, dat zij als (regie)behandelaar ernstig heeft gefaald waardoor hun dochter met complexe problematiek niet de juiste hulp en zorg heeft gekregen. Verweerster heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Het college verklaart de klacht deels gegrond en legt aan verweerster de maatregel van berisping op.
- Pagina: 1
- Pagina: 2
- Volgende pagina zoekresultaten