Zoekresultaten 1-20 van de 60 resultaten

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:161 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1838

    Klacht tegen plastisch chirurg. In oktober 2012 heeft de plastisch chirurg klaagster geopereerd aan haar buik. Klaagster verwijt de plastisch chirurg dat hij ongevraagd een (volledige) buikwandcorrectie heeft uitgevoerd in plaats van (alleen) een rectus diastase te sluiten. Ook verwijt klaagster de plastisch chirurg dat hij de operatie niet zorgvuldig heeft uitgevoerd. Daarnaast verwijt klaagster de plastisch chirurg dat hij haar onvoldoende informatie heeft gegeven over de ingreep, zowel voorafgaand aan de operatie als over de nazorg. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart het klachtonderdeel ten aanzien van de informatieverstrekking voorafgaand aan de operatie gegrond, verklaart de klacht voor het overige ongegrond en legt aan de plastisch chirurg de maatregel van waarschuwing op. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat uit de gegeven omstandigheden blijkt dat de plastisch chirurg klaagster naar de maatstaven van 2012 voldoende heeft geïnformeerd, zodat de klacht alsnog in zijn geheel ongegrond is. Waarschuwing vervalt.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:162 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1871

    Klacht tegen een neuroloog. Klaagster had na een operatie met een ruggenprik last van hevige pijnklachten in haar rug en uitstralende pijnscheuten met tevens krachtsverlies in haar rechterbeen. Zij werd voor onderzoek verwezen naar de neuroloog. Na neurologisch onderzoek concludeerde de neuroloog dat er geen sprake was van een zenuwbeknelling of -beschadiging en stelde zij de diagnose functionele neurologische stoornis. Klaagster is tegen het einde van het neurologisch consult uit haar rolstoel opgestaan en gevallen. Hierna is bij klaagster een complex regionaal pijnsyndroom ontstaan. Klaagster verwijt de neuroloog dat deze onzorgvuldig onderzoek heeft gedaan, dat deze een onjuiste diagnose heeft gesteld, dat klaagster is gevallen en dat klaagster geen nazorg heeft gekregen. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:163 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1825

    Klacht tegen een verpleegkundige. De verpleegkundige werkt als sociaal psychiatrischverpleegkundige bij een instelling waar de ex-partner van klager en moeder van zijn minderjarige kinderen, in behandeling is. Vanaf het moment van opname is er een behandelrelatie (geweest) tussen de ex-partner en de verpleegkundige en is de verpleegkundige op die manier betrokken geraakt bij het gezin van klager. In oktober 2021 heeft de verpleegkundige een voortgangsbrief geschreven over hoe het team van de verpleegkundige aankijkt tegen de psychiatrische en verslavingsproblematiek van de ex-partner. De verpleegkundige heeft na het eerste huisbezoek in augustus 2021 een melding gedaan bij Veilig Thuis. In november 2021 heeft de rechtbank onder meer bepaald dat de kinderen aan de ex-partner zullen worden toevertrouwd en bepaald dat een onderzoek moet worden verricht. De verpleegkundige heeft in het kader van dat onderzoek informatie verstrekt aan de onderzoekende instantie. Klager maakt de verpleegkundige meerdere verwijten over de voortgangsbrief en over de informatie die hij heeft verstrekt. Hij vindt onder meer dat de verpleegkundige een veel positiever beeld van zijn ex-partner heeft geschetst dan op dat moment de werkelijkheid was en klager in een kwaad daglicht heeft gesteld. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klachtonderdelen a en c gegrond, de overige klachtonderdelen ongegrond en legt aan de verpleegkundige op de maatregel van waarschuwing. Klager komt in beroep tegen de ongegrondverklaring van de klacht over de voortgangsbrief. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:185 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5494

    Klacht tegen een fysiotherapeut. Klaagster is onder behandeling geweest bij de fysiotherapeut. In die periode was er – ook buiten de behandelmomenten om – contact tussen beiden. Zij hadden ook meerdere malen seksueel contact. Klaagster verwijt de fysiotherapeut onder meer dat hij geen professionele houding heeft aangenomen en misbruik heeft gemaakt van haar gevoelens. De fysiotherapeut erkent dat hij in strijd met de voor hem als fysiotherapeut geldende normen heeft gehandeld. Hij verzoekt bij het opleggen van een maatregel rekening te houden met de inmiddels door hem gezette stappen en de door hem ondervonden gevolgen. De klacht wordt gegrond verklaard. Maatregel: schorsing van 12 maanden waarvan 9 maanden voorwaardelijk en drie maanden onvoorwaardelijk.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:159 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1827

    Klacht tegen oncologisch chirurg. Klaagster is eind november 2012 geopereerd door de oncologisch chirurg en een plastisch chirurg (ook aangeklaagd: C2023/1828). Deze operatie bestond uit een ablatio mammae (door de oncologisch chirurg) aan beide zijden en een directe reconstructie van de borst (door de plastisch chirurg) door middel van borstimplantaten. De operatie is ongecompliceerd verlopen. Begin december 2012 heeft klaagster contact opgenomen met de SEH vanwege een zwart rondje rondom de tepel. Na diverse ingrepen is het implantaat verwijderd en is een tissue expander aangebracht. Twee dagen na deze operatie is een infectie ontstaan rondom de tissue expander en is deze onder narcose verwijderd. Klaagster verwijt de oncologisch chirurg dat zij niet aan klaagster heeft meegedeeld wie de hoofdbehandelaar was voor en na de operatie, zij geen (hoofd)verantwoordelijkheid heeft genomen en niet adequaat heeft gehandeld naar aanleiding van het consult half december 2012, waardoor besparing van de rechterborst wellicht nog mogelijk was geweest. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:160 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1828

    Klacht tegen plastisch chirurg. Klaagster is eind november 2012 geopereerd door een oncologisch chirurg (ook aangeklaagd: C2023/1827) en de plastisch chirurg. Deze operatie bestond uit een ablatio mammae (door de oncologisch chirurg) aan beide zijden en een directe reconstructie van de borst (door de plastisch chirurg) door middel van borstimplantaten. De operatie is ongecompliceerd verlopen. Begin december 2012 heeft klaagster contact opgenomen met de SEH vanwege een zwart rondje rondom de tepel. Twee dagen daarna heeft klaagster de polikliniek van de collega chirurg bezocht. Zij heeft twee collega’s in consult gevraagd. In de namiddag die dag heeft de plastisch chirurg klaagster gezien. Hij achtte haar toestand niet acuut, in die zin dat een opname was geïndiceerd en antibiotica voor. De plastisch chirurg heeft de dag erna onder lokale verdoving de necrose van de rechtertepel verwijderd. Na diverse vervolgingrepen is ook het implantaat verwijderd en is een tissue expander aangebracht. Twee dagen na deze operatie is een infectie ontstaan rondom de tissue expander en is deze onder narcose verwijderd. Klaagster verwijt de plastisch chirurg dat hij niet aan klaagster heeft meegedeeld wie de hoofdbehandelaar was voor en na de operatie eind november 2012, dat hij de operatie eind november 2012 niet naar behoren heeft uitgevoerd en dat hij geen (hoofd)verantwoordelijkheid heeft genomen en klaagster niet naar behoren heeft behandeld. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:255 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5631

    Gegronde klacht tegen een openbaar apotheker. Klager (cosmetisch arts) heeft voor zichzelf een handgeschreven recept uitgeschreven voor een antibioticum. De apotheker heeft geweigerd de medicatie af te leveren omdat het recept handgeschreven was. Volgens klager heeft de apotheker op oneigenlijke gronden geweigerd de medicatie af te leveren waardoor hij is blootgesteld aan een onaanvaardbaar medisch risico. Het college is van oordeel dat de apotheker goede gronden had om terughoudend te zijn bij het uitgeven van de medicatie aan klager. Bij een handgeschreven recept is namelijk niet meteen duidelijk of een zorgvuldige risicoanalyse heeft plaatsgevonden. Verder heeft de apotheker onweersproken toegelicht dat hij in het systeem kon zien dat klager regelmatig voor zichzelf handgeschreven recepten uitschrijft, terwijl artsen wordt aangeraden terughoudend te zijn met het voorschrijven van geneesmiddelen voor eigen gebruik. De apotheker heeft ook onweersproken toegelicht dat de kuurlengte ongebruikelijk lang was. Volgens het college getuigt het dan ook van zorgvuldigheid dat de apotheker de medicatie in deze omstandigheden niet zonder meer heeft afgeleverd. Het lag evenwel op de weg van de apotheker om het gesprek aan te gaan met klager. Om duidelijk te krijgen of één van de uitzonderingssituaties van artikel 4 van de KNMG-richtlijn elektronisch voorschrijven zich voordeed. Tot dit inhoudelijke gesprek is het niet gekomen. Het college kan niet vaststellen wie daarvan een verwijt valt te maken. Dit laat onverlet dat de apotheker klager in dit geval had moeten helpen en het afleveren van de medicatie niet had mogen weigeren. In het bijzonder omdat het een antibioticum betrof. In het algemeen geldt immers dat zo snel mogelijk met een antibioticakuur moet worden gestart. De apotheker had er bovendien voor kunnen kiezen voorlopig een kleinere hoeveelheid mee te geven. Gelet op het voorgaande acht het college een waarschuwing een passende maatregel.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:254 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5444

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een internist. De echtgenoot van klaagster (de patiënt) is overleden in het ziekenhuis. Klaagster verwijt de internist onder andere dat hij zonder haar medeweten en toestemming palliatieve sedatie heeft gegeven aan de patiënt. Het college overweegt het volgende; dat de opname in het ziekenhuis vanwege de toestand van de patiënt alleen nog maar een palliatieve insteek kon hebben, heeft de internist besproken met de patiënt en klaagster, zoals voldoende blijkt uit de brief aan de huisarts. Het college acht het, mede gelet op de beschrijving in het dossier, aannemelijk dat de internist de tijd heeft genomen voor dit gesprek en dat hij heeft uitgelegd dat de behandeling volledig zou worden gericht op het welbevinden van de patiënt.Verder oordeelt het college dat de internist de patiënt, die in de terminale fase verkeerde, goede pijnstilling in de juiste dosering heeft gegeven. Het college ziet geen aanwijzingen dat sprake is geweest van palliatieve sedatie. Aangezien de patiënt ten tijde van de opname en ook op momenten daarna nog aanspreekbaar was, heeft de internist klaagster niet hoeven vragen om haar toestemming voor palliatieve pijnbestrijding. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2023:18 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5440

    Voorzittersbeslissing in een klacht tegen een psychiater naar aanleiding van een Pro Justitia rapport. Klager verwijt de psychiater dat hij heeft geweigerd inzage te geven in zijn rapport en dat hij klagers leven kapot heeft gemaakt met zijn advies. Vaststaat dat klager heeft kennisgenomen van de inhoud van het rapport. Niet blijkt dat hij nadien nog verzocht heeft om inzage of een afschrift. De voorzitter is van oordeel dat het tweede klachtonderdeel feitelijke grondslag mist. De klacht is kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:184 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5174

    Klagers hebben de klacht ingediend namens hun minderjarige dochter. Zij is opgenomen geweest met ernstige problematiek in een instelling waar verweerster werkzaam was. Verweerster was destijds regiebehandelaar en gedurende een korte periode ook behandelaar van de dochter van klagers. Klagers verwijten verweerster, samengevat, dat zij als (regie)behandelaar ernstig heeft gefaald waardoor hun dochter met complexe problematiek niet de juiste hulp en zorg heeft gekregen. Verweerster heeft de klacht gemotiveerd weersproken. Het college verklaart de klacht deels gegrond en legt aan verweerster de maatregel van berisping op.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2023:15 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/4628

    Klager is vader van twee kinderen. In het kader van de echtscheidingsprocedure en uithuisplaatsing is verweerster via het NIFP verzocht om een civiel forensisch diagnostisch onderzoek te verrichten naar de ouderschapsvaardigheden van klager en zijn ex-echtgenote en psychologisch onderzoek naar hun twee kinderen. Klager stelt, samengevat, dat verweerster een ondeugdelijke rapportage heeft opgesteld. Verweerster voert gemotiveerd verweer. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2023:16 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/4629

    Klager is vader van twee kinderen. In het kader van de echtscheidingsprocedure en uithuisplaatsing is verweerster via het NIFP verzocht om een civiel forensisch diagnostisch onderzoek te verrichten naar de ouderschapsvaardigheden van klager en zijn ex-echtgenote en psychologisch onderzoek naar hun twee kinderen. Klager stelt, samengevat, dat verweerster een ondeugdelijke rapportage heeft opgesteld. Verweerster voert gemotiveerd verweer. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2023:17 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/4930

    Klacht tegen psychiater. Klaagster is in het kader van verplichte zorg opgenomen geweest in een zorginstelling. De psychiater is voorzitter van de raad van bestuur van deze zorginstelling. Klaagster maakt hem meerdere verwijten. De klacht is kennelijk niet-ontvankelijk omdat de klachten niet zien op concreet handelen van de psychiater tegen klaagster. De psychiater is ook niet betrokken geweest bij klaagsters behandeling. Zijn enige betrokkenheid is dat hij klaagster een brief heeft gestuurd in het kader van een aansprakelijkstelling door klaagster van de instelling. Verwijten die hierop zien, kan de voorzitter echter niet uit het (aanvullend) klaagschrift halen.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:252 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5456

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een psychotherapeut. Klaagster verwijt de psychotherapeut dat zij er verantwoordelijk voor is dat klaagster al een jaar lang haar kind niet mag zien. Ook is klaagster van mening dat de psychotherapeut haar treitert door haar te verplichten elke dag haar medicatie op te halen. Het college is van oordeel dat niet is gebleken dat de psychotherapeut voorwaarden gesteld zou hebben aan het bezoek van klaagster aan haar kind. Het college is verder van oordeel dat de bevoegdheid en verantwoordelijkheid om over deze bezoeken te beslissen ook helemaal niet bij de psychotherapeut liggen. Het college is het verder met de psychotherapeut eens dat het medicatiebeleid wettelijk niet haar verantwoordelijkheid kan en mag zijn. Ook anderszins blijkt volgens het college niet dat de psychotherapeut verantwoordelijk was voor de medicatieverstrekking aan klaagster. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:253 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5516

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een gz-psycholoog. De gz-psycholoog heeft klaagster als begeleidend psycholoog behandeld in een traject tot geslachtsverandering. Klaagster verwijt de gz-psycholoog onder meer dat hij onjuiste diagnoses in haar medisch dossier heeft opgenomen en dit dossier heeft gedeeld met derden. Het college is van oordeel dat uit de stukken niet blijkt dat door de gz-psycholoog een andere diagnose is gesteld dan die van een genderidentiteitsstoornis. Ook blijkt niet dat hij verklaringen over een andere (vermeende) stoornis van klaagster in haar dossier heeft opgenomen, of dat hij anderszins op onzorgvuldige wijze dossier heeft gevoerd. Verder oordeelt het college dat de gz-psycholoog zich in de tuchtprocedure mag verdedigen met relevante informatie uit het medisch/psychologisch dossier van klaagster. Hiervoor was geen toestemming van klaagster vereist. Het college is van oordeel dat uit de stukken niet blijkt dat de gz-psycholoog zonder toestemming van klaagster (delen uit) haar medisch/psychologisch dossier heeft gedeeld met derden, anders dan in deze tuchtprocedure. Uit de stukken blijkt overigens nog wel dat klaagster toestemming aan de gz-psycholoog heeft gegeven om contact op te nemen met haar behandelend psychiater. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:182 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5035

    Klacht tegen SEH-verpleegkundige ingediend door een nabestaande. Gemiste diagnose. Patiënte is ‘s nachts in het weekend naar de SEH gegaan wegens een pijnlijk en gezwollen bovenbeen. De verpleegkundige was tijdens die nachtdienst betrokken bij de zorg voor patiënte. Na onderling overleg zijn de artsen en SEH-verpleegkundigen, waaronder verweerster, tot de conclusie gekomen dat er hoogstwaarschijnlijk sprake was van veneuze insufficiëntie. Trombose en een arterieel vaatprobleem werden uitgesloten. Patiënte is doorverwezen naar de poli vaatchirurgie voor een spoedafspraak na het weekend. Vervolgens is zij naar huis gegaan. Een aantal uren hierna (in de ochtend) is patiënte onverwachts overleden, mogelijk als gevolg van een embolie bij een diep veneuze trombose (DVT). Klager verwijt de verpleegkundige dat zij niet adequaat heeft gehandeld door het stellen van een onjuiste diagnose en het tekortschieten in de consultvoering en informatieverwerking. Het college oordeelt dat de klachten ongegrond zijn. De verpleegkundige is niet verantwoordelijk voor het stellen van diagnoses en andere medische afwegingen die door de arts behoren te worden gemaakt. Het zou beter zou geweest als de verpleegkundige uitgebreider uitgevraagd en genoteerd zou hebben wat de medische voorgeschiedenis van patiënte was en welke medicatie zij slikte, zodat duidelijk was dat de standaard anamnese wel werd afgenomen. Dat zij dit niet heeft genoteerd is echter niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Het college wijst nog op de bijzondere rol en invloed die de ervaren SEH-verpleegkundige had ten opzichte van de arts-assistent.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:183 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5034

    Klacht tegen chirurg ingediend door een nabestaande. Gemiste diagnose. Patiënte is ‘s nachts in het weekend naar de SEH gegaan wegens een pijnlijk en gezwollen bovenbeen. De chirurg trad op als supervisor van de arts-assistent die tijdens die nachtdienst werkzaam was op de SEH. De chirurg is na telefonisch overleg met de arts-assistent meegegaan in de conclusie dat er hoogstwaarschijnlijk sprake was van veneuze insufficiëntie bij patiënte. Trombose en een vaatprobleem werden uitgesloten. Patiënte is doorverwezen naar de poli vaatchirurgie voor een spoedafspraak na het weekend. Vervolgens is zij naar huis gegaan. Een aantal uren hierna (in de ochtend) is patiënte onverwachts overleden, mogelijk als gevolg van een embolie bij een diep veneuze trombose (DVT). Klager verwijt de chirurg onder andere dat hij als supervisor niet adequaat heeft gehandeld door het stellen van een onjuiste diagnose. Het college komt tot het oordeel dat de klacht gedeeltelijk gegrond is. De chirurg is zich onvoldoende bewust geweest van de belangrijke rol die hij als supervisor van een onervaren arts-assistent had. Ook is de chirurg in de invulling van de supervisie tekortgeschoten. De belangrijke bevindingen bleven buiten zijn zicht en hij is zonder dat te toetsen meegegaan in de aangedragen diagnose. Het college acht dit verwijtbaar en legt aan de chirurg een berisping op.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2023:13 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/4095

    Huisarts (in PI). Klachten: a) niets gedaan terwijl klager hernia heeft en regelgeving PI boven lichamelijke toestand klager gesteld, b) toezeggingen niet nagekomen, c) geen contact opgenomen met eigen huisarts klager.College: ongegrond. Huisarts had voldoende informatie en kon ondanks hernia advies één uur per dag aangepast werk binnen PI geven. Huisarts had beter kunnen volgen wat met advies werd gedaan, maar niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Huisarts gaat niet over regime van vrijheden en beperkingen binnen PI.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2023:14 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2022/5131

    Huisarts. Klachten: a) schenden beroepsgeheim door melden ziekte klager bij GGD, b) gelogen door informatie niet vertrouwelijk te houden, c) zonder vermoeden kindermishandeling en zonder toestemming melding bij Veilig Thuis gedaan, d) en nalatigheid bij behandeling homoseksuele patiënten.College: a) ongegrond: apenpokken meldingsplichtige ziekte, b) en d) ongegrond: niet vastgesteld, c) gegrond: KNMG-meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld niet gevolgd. Afgegaan op informatie die collega van de huisarts had gekregen van de ex-partner van klager. Informatie niet onderzocht, informatie niet besproken met betrokkenen en klager niet vooraf geïnformeerd over melding. Geen rechtvaardigingsgrond niet volgen stappenplan meldcode.Maatregel: melding bij Veilig Thuis ingrijpend middel. Ernstig verwijt dat huisarts zonder aanvaardbare reden duidelijke en in beroepsgroep algemeen aanvaarde norm heeft geschonden. Berisping.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:181 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5036

    Klacht tegen arts-assistent ingediend door een nabestaande. Gemiste diagnose. Patiënte is ‘s nachts in het weekend naar de SEH gegaan wegens een pijnlijk en gezwollen bovenbeen. De arts-assistent – bijgestaan door zijn supervisor– was tijdens die nachtdienst verantwoordelijk voor de SEH. De arts-assistent heeft de superviserend chirurg telefonisch geraadpleegd, die na anamnese, lichamelijk onderzoek en bloedonderzoek met de SEH-verpleegkundige tot de conclusie was gekomen dat er hoogstwaarschijnlijk sprake was van veneuze insufficiëntie bij patiënte. De chirurg onderschreef dit. Trombose en een vaatprobleem werden uitgesloten. Patiënte is doorverwezen naar de poli vaatchirurgie voor een spoedafspraak na het weekend. Vervolgens is zij naar huis gegaan. Een aantal uren hierna (in de ochtend) is patiënte onverwachts overleden, mogelijk als gevolg van een embolie bij een diep veneuze trombose (DVT). Klager verwijt de arts-assistent onder andere dat hij niet adequaat heeft gehandeld door het stellen van een onjuiste diagnose, het tekortschieten in de consultvoering en de informatieverstrekking. Naar het oordeel van het college zijn de klachten gegrond. De arts-assistent is tekort geschoten in zijn zorgverlening, door te volstaan met een summiere anamnese, door onvoldoende (lichamelijk) onderzoek te (laten) doen, te weinig in het dossier te noteren en onvoldoende overleg met zijn supervisor te voeren, waardoor hij de medische situatie van de patiënte niet juist heeft ingeschat en de patiënte niet de behandeling heeft gekregen die zij had moeten krijgen. Het college legt de arts-assistent een waarschuwing op.