Zoekresultaten 1-50 van de 13250 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:116 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6683

    Klacht tegen een orthopedisch chirurg gegrond. Klager heeft na een ongeval in 2002 klachten aan zijn been waarvan hij veel beperkingen ondervindt. Klager werd door de huisarts verwezen naar de orthopedisch chirurg. De orthopedisch chirurg heeft een poliklinisch consult gehad met klager en de conclusie was dat hij orthopedisch gezien niet zoveel voor klager kon doen. Daarom verwees hij klager terug naar het spreekuur van de huisarts, om te bespreken of verwijzing naar de vaatchirurg nog zinvol was. Klager verwijt de orthopedisch chirurg, samengevat, dat hij onvoldoende heeft gecommuniceerd en onjuiste informatie heeft verstrekt, een onjuiste diagnose heeft gesteld en tijdens de klachtafhandeling niet met klager zelf heeft willen spreken en geen verantwoordelijkheid heeft willen nemen voor de notitie van posttrombotisch syndroom in het dossier. De orthopedisch chirurg stelt zich op het standpunt dat hij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het college komt tot het oordeel dat de klacht deels gegrond is en legt de maatregel van een waarschuwing op.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:163 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2363

    Klacht tegen een arts. Klager werd verdacht van betrokkenheid bij de dood van zijn zwangere echtgenote en heeft daarom zeventien dagen vastgezeten (deels in volledige beperkingen). Daar werd hij bezocht door GGD-artsen. De arts was de eerste arts die klager bezocht. Klager verwijt de arts dat zij geen enkele specialistische hulpverlening heeft ingeschakeld en alleen medicatie heeft geregeld, zij er niet voor heeft gezorgd dat de volgende dag een arts zou komen en zij nadien niets meer van zich heeft laten horen. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:119 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5445

    “Klacht tegen een orthodontist. Klaagster is twee jaar bij verweerder onder behandeling geweest vanwege o.a. een dubbele kruisbeet. Daarna is de behandeling voortgezet door opvolgende behandelaars. Klaagster verwijt verweerder dat hij haar niet goed heeft behandeld, omdat er een chirurgische ingreep nodig was in plaats van de uitgevoerde behandeling, hij op haar herhaalde klachten over erge pijn en geen beet hebben niet heeft geacteerd en de behandeling in totaal vierenhalf jaar heeft geduurd. Ter onderbouwing heeft klaagster verwezen naar een verslag over de behandeling van haar vierde behandelaar.Het college komt tot het oordeel dat klaagster ontvankelijk is in haar klacht, omdat niet is gebleken dat er misbruik van recht is gemaakt. Na inhoudelijke beoordeling oordeelt het college dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, zodat de klacht ongegrond is.”

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:170 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag herstelbeslissing van C2023/1939

    Herstelbeslissing van de beslissing ECLI:NL:TGZCTG:2024:167

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:164 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2384

    Klacht tegen een arts. Klager werd verdacht van betrokkenheid bij de dood van zijn zwangere echtgenote en heeft daarom zeventien dagen vastgezeten (deels in volledige beperkingen). Daar werd hij bezocht door GGD-artsen. De arts heeft zich met de medicatie van klager beziggehouden en een aantekening hierover gemaakt in het dossier. Hij heeft klager niet gezien of gesproken, omdat hij de dag ervoor als schouwarts de overleden echtgenote van klager had onderzocht en hierbij kennis had gemaakt met klager zelf. Klager verwijt de arts dat hij tekortschoot in zijn medische dossiervorming door informatie die wel bekend was niet te vermelden in het dossier, dat hij op basis van de voorkennis die hij als schouwarts had direct een traumadeskundige had moeten inschakelen en dat hij nadien niets meer van zich heeft laten horen. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:219 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6905

    Deels gegronde klacht tegen een verzekeringsarts. De verzekeringsarts heeft een verzekeringsgeneeskundig onderzoek uitgevoerd. Klager is van mening dat de verzekeringsarts een onvolledig onderzoek heeft uitgevoerd, een verkeerde diagnose heeft gesteld en een onjuist rapport heeft uitgebracht, als gevolg waarvan hij mogelijk gezondheidsschade heeft opgelopen. Ook heeft de verzekeringsarts verzuimd om zijn concept-rapport aan klager voor te leggen.Wat betreft dit laatstgenoemde onderdeel heeft de verzekeringsarts toegegeven dat hij op dit onderdeel onjuist heeft gehandeld. Er is sprake van een privaatrechtelijke verzekering, dus klager heeft geen blokkeringsrecht (op grond van art. 7:464, tweede lid onder b, BW). Echter, klager heeft wel een inzage- en correctierecht dus de verzekeringsarts had hem daar op moeten wijzen en had klager vooraf een concept-rapport moeten toesturen. Dit klachtonderdeel is gegrond. De rest van de klacht is ongegrond. Waarschuwing. Publicatie.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:165 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2432

    Klacht tegen een bedrijfsarts. Klager, bakwagenchauffeur bij een transportbedrijf, heeft zich ziekgemeld wegens progressieve lichamelijke klachten. Klager is niet tevreden over de begeleiding door de bedrijfsarts en verwijt de bedrijfsarts – kort gezegd - dat de bedrijfsarts zijn functie onvoldoende heeft uitgeoefend en misbruik heeft gemaakt van zijn positie. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in al haar (vijftien) onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:166 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2529 en C2024/2530

    Herzieningsverzoek. Het Regionaal Tuchtcollege te ’s-Hertogenbosch heeft een klacht tegen de gz-psycholoog gegrond verklaard en aan hem de maatregel van berisping opgelegd. De gz-psycholoog heeft bij het Centraal Tuchtcollege op de voet van artikel 52 Wet BIG een verzoek ingediend tot herziening van die beslissing. Het Centraal Tuchtcollege oordeelt dat het herzieningsverzoek te laat is ingediend. Hoewel een verzoek om herziening niet aan enige wettelijke termijn is gebonden, hanteert het Centraal Tuchtcollege bij de beoordeling van een dergelijk verzoek als uitgangspunt dat het verzoek binnen een redelijke termijn nadat de feiten en omstandigheden die ten grondslag gelegd worden aan het verzoek moet worden ingediend. Voor de vraag welke termijn als redelijk wordt beschouwd, zoekt het Centraal Tuchtcollege aansluiting bij de invulling van dit criterium door andere (rechterlijke) colleges. Op basis hiervan is het Centraal Tuchtcollege van oordeel dat er als regel uitgegaan mag worden van een termijn van een jaar. Omdat het herzieningsverzoek na het verstrijken van de termijn van een jaar is ingediend verklaart het Centraal Tuchtcollege de gz-psycholoog niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot herziening van de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:220 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6906

    Ongegronde klacht tegen een verzekeringsarts/medisch adviseur. De verzekeringsarts is als medisch adviseur werkzaam bij een verzekeraar. Klager is niet tevreden over de wijze waarop de medisch adviseur haar rol bij een door een andere verzekeringsarts uitgevoerd onderzoek heeft vervuld en verwijt haar onder andere dat zij een incompleet dossier aan de verzekeringsarts heeft aangeleverd en geen ruimte gaf voor discussie over het rapport van de verzekeringsarts.Het college oordeelt als volgt. De medisch adviseur is uitgegaan van de haar toegezonden stukken. Er was geen enkele indicatie dat het dossier onvolledig was en/of dat er nog andere stukken toegevoegd moesten worden. Klager heeft haar daar ook niet op gewezen. Het ontbreken van stukken kan dan ook niet aan de medisch adviseur worden tegengeworpen. Uit het dossier is verder op te maken dat zij heeft gereageerd op door klager ingebrachte kritiek en verzoeken. Zij heeft klager daarmee tevens ruimte gegeven voor discussie en twijfel over de verzekeringsgeneeskundige rapportage. De klacht is in alle onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:160 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/2292

    Klacht tegen een specialist ouderengeneeskunde. De specialist ouderengeneeskunde is werkzaam in het verpleeghuis waar de echtgenoot van klaagster opgenomen werd. De echtgenoot van klaagster is in het verpleeghuis overleden. Klaagster verwijt de specialist ouderengeneeskunde dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld, omdat zij ten onrechte geen inzage heeft verleend in het medisch dossier van haar overleden echtgenoot, het dossier heeft aangepast en/of op punten onzorgvuldig heeft bijgehouden en een onjuist medicatiebeleid heeft gevoerd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster ingestelde beroep tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:167 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1939

    Klacht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) tegen een verpleegkundige. De verpleegkundige heeft van 2011 tot 2019 als verpleegkundige in een ziekenhuis gewerkt. In 2022 heeft de inspectie, na onderzoek, een rapport uitgebracht. De inspectie stelt vast dat bij de verpleegkundige sprake is van een zeer ernstig psychiatrisch toestandsbeeld. Volgens de inspectie heeft de verpleegkundige geprobeerd om stekkers uit stopcontacten te halen, omdat er onzichtbare draden waren aangebracht om via de stopcontacten patiënten te martelen en heeft de verpleegkundige haar gaven gebruikt om situaties te taxeren. Zo heeft de verpleegkundige verklaard dat zij soms weet hoe laat een patiënt in ademdepressie krijgt of wanneer iemand komt te overlijden. Het Regionaal Tuchtcollege stelt vast dat de inspectie geen (feiten)onderzoek heeft gedaan en dat de verklaringen van de verpleegkundige (los van de vraag of zij dit daadwerkelijk zo heeft gezegd) in het dossier geen verdere steun vinden. Het Regionaal Tuchtcollege kan daarom niet vaststellen dat de verpleegkundige tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van de inspectie.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:161 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2359

    Klacht tegen huisarts. De huisarts had het zoontje op verzoek van klaagster vanwege gedragsproblemen verwezen naar een ggz-instelling voor kinderen. Klaagster verwijt de huisarts a) dat hij in een telefonisch contact aanvullende informatie heeft verstrekt waardoor deze ggz-instelling het zoontje niet meer in behandeling wil nemen, b) haar onheus heeft bejegend in een daaropvolgend consult en c) racistisch is. Het RTG is van oordeel dat de huisarts zich zeer grensoverschrijdend en onprofessioneel heeft opgesteld tegenover klaagster tijdens het consult en verklaart klachtonderdeel b) gegrond. Het RTG beveelt de doorhaling van de inschrijving van de huisarts in het BIG-register en schorst bij wijze van voorlopige voorziening de bevoegdheid van de huisarts om de aan de inschrijving in het BIG-register verbonden bevoegdheden uit te oefenen totdat de beslissing tot doorhaling van de inschrijving onherroepelijk is geworden dan wel in beroep is vernietigd. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van de huisarts tegen deze beslissing, en verklaart in het incidenteel beroep van klaagster klachtonderdeel a) alsnog gegrond. De maatregel van doorhaling blijft in stand.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:117 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5775

    “Klacht tegen een orthodontist. De minderjarige dochter (geboren in september 2007) van klaagster is van 15 augustus 2018 tot 15 september 2020 door verweerder behandeld vanwege o.a. niet goed op elkaar passende tanden. Verweerder heeft een buitenboordbeugel geplaatst gecombineerd met vaste apparatuur. De behandeling is daarna overgedragen aan een andere orthodontist. Klaagster klaagt erover dat verweerder te vroeg is begonnen met de behandeling en te weinig resultaat heeft behaald. Ter onderbouwing heeft zij verwezen naar een verslag over de behandeling van de opvolgend behandelaar. Het college komt tot het oordeel dat klaagster ontvankelijk is in haar klacht, omdat niet is gebleken dat er misbruik van recht is gemaakt. Na inhoudelijke beoordeling oordeelt het college dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, zodat de klacht ongegrond is.”

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:168 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1938

    Voordracht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) tot doorhaling vanwege ongeschiktheid tot het uitoefenen van het beroep van verpleegkundige. De verpleegkundige heeft van 2011 tot 2019 als verpleegkundige in een ziekenhuis gewerkt. In 2022 heeft de inspectie, na onderzoek, een rapport uitgebracht. De inspectie stelt vast dat bij de verpleegkundige sprake is van een zeer ernstig psychiatrisch toestandsbeeld. Het Regionaal Tuchtcollege acht het risico dat de verpleegkundige als gevolg van haar psychiatrische stoornis bij de uitvoering van haar werk fouten maakt, situaties onjuist inschat en niet adequaat kan handelen zeer groot. Ook brengt deze stoornis een reëel risico op collegiale conflicten met zich, die eveneens zijn weerslag kunnen hebben op een goede patiëntenzorg. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt de verpleegkundige vanwege haar geestesgesteldheid dan ook ongeschikt voor werk in de gezondheidszorg. Het Regionaal Tuchtcollege beveelt daarom de doorhaling van de inschrijving van de verpleegkundige in het BIG-register dan wel ontzegt de verpleegkundige, voor het geval dat op het moment van het onherroepelijk worden van deze beslissing niet is ingeschreven in het BIG-register, het recht om wederom in het register te worden ingeschreven. Daarnaast treft het Regionaal Tuchtcollege een voorlopige voorziening. De verpleegkundige heeft beroep ingesteld. Tijdens de terechtzitting in beroep heeft de gemachtigde van de verpleegkundige verklaard dat de verpleegkundige op dit moment niet geschikt is om als verpleegkundige te werken en heeft zich daarom gerefereerd aan het oordeel van het Centraal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege heeft daarop het beroep van de verpleegkundige verworpen. De maatregel van doorhaling blijft in stand.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:162 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2401

    Klacht tegen longarts. Patiënt (echtgenoot van klaagster) is begin januari 2022 opgenomen in het ziekenhuis wegens koorts en benauwdheid. Daar bleek dat patiënt COVID19 had. Ook is er een CT-scan gemaakt, waarop mogelijk kleine longembolieën te zien waren. Een dag later bleken de antibiotica aan te slaan en was er een verbetering in de gezondheidstoestand. Er werd vanwege de COVID reglementen besloten om patiënt over te plaatsen naar een ander ziekenhuis. Na overplaatsing verslechterde de toestand van patiënt. Ruim twee weken later is hij overleden. Klaagster verwijt de longarts a) het onverantwoord transporteren van patiënt en het niet opvolgen van de leidraad overplaatsingen, met overlijden als gevolg, b) het zonder instemming en zonder klaagster te informeren overplaatsen van patiënt, c) het ten onrechte beroepen op het beroepsgeheim door het niet verstrekken van het medisch dossier aan klaagster als nabestaande, en d) het onzorgvuldig en niet empathisch communiceren. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster ingestelde beroep tegen die beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:118 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5773

    “Klacht tegen een orthodontist. De minderjarige zoon (geboren in januari 2009) van klaagster is van 18 mei 2020 tot 16 september 2020 door verweerder behandeld vanwege o.a. niet goed aansluitende tanden, een overbeet en ruimtegebrek. Verweerder is gestart met een buitenboordbeugel gecombineerd met vaste apparatuur. De behandeling is daarna overgedragen aan een andere orthodontist. Klaagster klaagt erover dat verweerder te vroeg is begonnen met de behandeling en te weinig resultaat heeft behaald. Ter onderbouwing heeft zij verwezen naar een verslag over de behandeling van de opvolgend behandelaar. Het college komt tot het oordeel dat klaagster ontvankelijk is in haar klacht, omdat niet is gebleken dat er misbruik van recht is gemaakt. Na inhoudelijke beoordeling oordeelt het college dat verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, zodat de klacht ongegrond is.”

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:169 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag herstelbeslissing van C2023/1938

    Herstelbeslissing van de beslissing ECLI:NL:TGZCTG:2024:168

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:218 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6715

    Kennelijk ongegronde klacht tegen revalidatiearts, die door orthopedisch schoenmaker van klaagster in consult is geroepen en bij wijze van triage heeft geadviseerd waarna later op initiatief van klaagster nog een eenmalig gesprek heeft plaatsgevonden. Klaagster verwijt de revalidatiearts dat onduidelijk is waarom zij aanwezig was bij de afspraak met de orthopedisch schoenmaker, dat zij vier maanden op een vervolgafspraak moest wachten en dat zij niets heeft gedaan, maar wel een rekening heeft gestuurd. De klacht is in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:217 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6349

    Deels gegronde klacht tegen een internist. De vader van klager is een aantal dagen na een cystectomie overleden. De internist was destijds betrokken als voorzitter bij het (calamiteiten)onderzoek naar het overlijden van de vader van klager. De klacht is ontvankelijk, omdat het uitgevoerde calamiteitenonderzoek en het daarna opgestelde rapport voldoende weerslag hebben op de individuele gezondheidszorg. De internist is in de uitvoering van het calamiteitenonderzoek wat betreft het naleven van het Maagretentieprotocol en het EWS-protocol tekort geschoten. De internist kon in eerste instantie wel in redelijkheid tot het oordeel komen dat er geen sprake was van een calamiteit. Van belang is dat de calamiteitencommissie de casus naar aanleiding van een tweede beoordeling wel als calamiteit heeft aangemerkt. De internist heeft gereflecteerd en de calamiteitencommissie heeft verbeteringen doorgevoerd. Tegen deze achtergrond dient het opleggen van een maatregel geen tuchtrechtelijk doel. Klacht deels gegrond, geen maatregel opgelegd.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:213 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6344

    Deels gegronde klacht tegen een uroloog. De vader van klager is een aantal dagen na een cystectomie overleden. De uroloog was op dat moment hoofdbehandelaar en heeft de operatie uitgevoerd. Het college oordeelt dat het Maagretentieprotocol niet is nageleefd. Het college acht de gebrekkige interpretatie van de grote volumina van de maaghevel, althans het geen enkele actie daarop ondernemen, onzorgvuldig. Wat betreft overige protocollen is er geen aanwijzing dat deze niet zijn nagekomen. Het college oordeelt dat er geen verder onzorgvuldig handelen is, het is navolgbaar dat er veel aandacht uitging naar de pijn van patiënt en dat de onderzoeksverrichtingen daarop gericht waren. Van het opzettelijk verschaffen van valse, misleidende en onjuiste informatie en het onvoldoende informeren van de calamiteitencommissie is niet gebleken. De klacht is deels gegrond. De uroloog heeft uitvoerig gereflecteerd. Waarschuwing wordt passend geacht.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:214 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6345

    Ongegronde klacht tegen een uroloog. De vader van klager is een aantal dagen na een cystectomie overleden. De uroloog was op enig moment de supervisor van de AIOS die de vader van klager de dagen na de operatie heeft beoordeeld. De AIOS heeft eenmalig telefonisch overlegd gevoerd met de uroloog. Het college oordeelt dat het Maagretentieprotocol niet is nageleefd. Het college acht de gebrekkige interpretatie van de grote volumina van de maaghevel, althans het geen enkele actie daarop ondernemen, onzorgvuldig. Het was deze uroloog niet bekend dat de maagretentie zo groot was. Het college heeft geen aanwijzingen dat hij via het telefonisch overleg met de AIOS ook is geïnformeerd over de retentie. Aanwijzingen die hem uit eigen beweging tot een vraag daarover hadden moeten brengen waren er niet. Dit betekent dat hem niet verweten kan worden dat het Maagretentieprotocol niet is gevolgd. Van verder onzorgvuldig handelen, het verschaffen van onjuiste, misleidende informatie en het onvoldoende informeren van de calamiteitencommissie is niet gebleken. Klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:215 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6348

    Deels gegronde klacht tegen een verpleegkundige. De vader van klager is een aantal dagen na een cystectomie overleden. De verpleegkundige was destijds betrokken bij de zorg van de vader van klager. Zij is nu niet meer BIG-geregistreerd, tijdens het verweten handelen wel. Het college stelt vast dat het EWS-protocol en het Maagretentieprotocol niet door de verpleegkundige zijn gevolgd. Ter zitting is gebleken dat zij überhaupt niet op de hoogte was van het bestaan van de inhoud van beide protocollen en dus ook niet wist bij welke waarden zij alarm moest slaan. Dat de verpleegkundige enkel op haar klinische blik heeft vertrouwd is dan ook onvoldoende. Door het college is op basis van de stukken en verklaringen niet vast te stellen hoe die avond (van het overlijden) precies is verlopen en dus ook niet of dat wat in het verpleegkundig dossier staat een onjuiste weergave is. De verpleegkundige heeft onvoldoende zelfreflectie getoond of op haar handelen gereflecteerd. Klacht deels gegrond, berisping.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:216 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6346

    Deels gegronde klacht tegen een uroloog. De vader van klager is een aantal dagen na een cystectomie overleden. De uroloog was destijds een bij de behandeling betrokken AIOS. Het college oordeelt dat het Maagretentieprotocol niet is nageleefd. Het college acht de gebrekkige interpretatie van de grote volumina van de maaghevel, althans het geen enkele actie daarop ondernemen, onzorgvuldig. Wat betreft overige protocollen is er geen aanwijzing dat deze niet zijn nagekomen. Het college oordeelt dat er geen verder onzorgvuldig handelen is, het is navolgbaar dat er veel aandacht uitging naar de pijn van patiënt en dat de onderzoeksverrichtingen daarop gericht waren. Van het opzettelijk verschaffen van valse, misleidende en onjuiste informatie en het onvoldoende informeren van de calamiteitencommissie is niet gebleken. De klacht is deels gegrond. De uroloog heeft uitvoerig gereflecteerd. Waarschuwing wordt passend geacht.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:211 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6830

    Ongegronde klacht tegen een plastisch chirurg. Klaagster is bekend met het Sturge-Weber syndroom. Eén van de gevolgen daarvan is dat zij kampt met asymmetrie van haar gelaat. Verweerder heeft een lipofilling en bovenlipreconstructie bij klaagster uitgevoerd om de asymmetrie in haar gezicht te corrigeren. Klaagster verwijt verweerder – samengevat – dat hij niet heeft gedaan wat vooraf met klaagster is besproken en dat hij de voor- en nadelen van de ingreep en de risico’s niet voorafgaand met haar heeft besproken. Ook verwijt zij hem de ingreep onjuist te hebben uitgevoerd. Het college merkt op dat in het medisch dossier goed is gedocumenteerd wat het behandelplan van klaagster was en ook dat haar is uitgelegd dat het risico bestaat dat de ingreep onvoldoende resultaat kan hebben, dat er vetnecrose kan optreden en dat er kans is op een infectie, zenuwletsel en een bloeduitstorting. Het college heeft geen aanleiding te twijfelen aan de stelling van de plastisch chirurg dat hoe een en ander in het dossier is vermeld ook zo met klaagster is besproken. Dat na de operatie geen verbetering is bereikt, betekent niet dat de plastisch chirurg in onvoldoende mate aan de op hem rustende inspanningsverplichting heeft voldaan of de ingreep onjuist of onzorgvuldig heeft uitgevoerd. De klacht wordt ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:212 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6777

    Deels gegronde klacht tegen een plastisch chirurg. Klager heeft verschillende geslachtsveranderende operaties ondergaan. Twee operaties zijn uitgevoerd door verweerder. Klager is niet tevreden over het resultaat en diverse andere aspecten. Klager verwijt de plastisch chirurg onder andere dat de operatieverslagen incompleet zijn. Het college is daarover van oordeel dat het door verweerder opgestelde operatieverslag te summier is en daarmee niet voldoet aan de minimale eisen waaraan een operatieverslag moet voldoen. In een operatieverslag moet alle voor de (vervolg)behandeling relevante informatie worden opgenomen. Het gaat in dit geval om ingrijpende operaties, niet alleen gezien de technische aspecten maar ook vanwege wat met de verrichting wordt beoogd en gezien de gevolgen ervan. Bovendien ligt het voor de hand dat nog vervolgoperaties zullen volgen. Juist daarom is goede verslaglegging belangrijk. Dit klachtonderdeel slaagt. Alle andere klachtonderdelen zijn ongegrond. Waarschuwing. Publicatie.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:159 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2402

    In eerste aanleg heeft een BIG-geregistreerde tandarts (1) namens een patiënt (2) een klacht ingediend tegen een geregistreerd-mondhygiëniste. Er is sprake van een conflict tussen twee gebruikers van het hetzelfde pand. De gebruikers zijn allebei zorgverlener. Het verwijt van de tandarts aan het adres van de geregistreerd-mondhygiëniste is dat zij de gemeenschappelijke thermostaat op 20 graden Celsius heeft gezet of laten staan waardoor de temperatuur in de praktijk van de tandarts (1) oploopt tot ongeveer 35 graden Celsius. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klager kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in deze klacht. Het Centraal Tuchtcollege heeft appellant eveneens niet-ontvankelijk verklaard. Ten eerste omdat in beroep niet is gebleken dat de tandarts (1) namens de patiënt (2) in beroep is gekomen nu ondanks meerdere verzoeken geen ondertekende machtiging is overgelegd. Ten tweede is de eerste noch de tweede tuchtnorm van toepassing op de verweten gedraging. Tot slot overweegt het Centraal Tuchtcollege dat de geregistreerd-mondhygiënist als experimenteerberoep tijdelijk is opgenomen in het BIG-register en het tuchtrecht alleen van toepassing is op drie voorbehouden handelingen waarop deze klacht evident niet ziet.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:115 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/6732

    Klacht tegen huisarts. Klager is door de huisarts gezien nadat hij op zijn werk rugklachten had opgelopen. De klacht gaat onder meer over het beleid van de huisarts ten aanzien van de rugklachten, de dossiervoering hiervan en het langdurig voorschrijven van pijnstillers. Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:210 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7161

    Voorzittersbeslissing kennelijk niet-ontvankelijk en kennelijk ongegrond. Klager is de vader van de patiënte. De patiënte is vanwege meerdere geestelijke en lichamelijke beperkingen al lange tijd opgenomen in een zorginstelling. Voor de patiënte is een mentor en tevens bewindvoerder benoemd. Verweerster is de huisarts van de patiënte. Zij heeft in november 2023 contact opgenomen met de revalidatiearts die eerder betrokken was bij de zorg aan de patiënte over de vraag of de patiënte opnieuw verwezen kon worden naar de revalidatiearts. Volgens klager heeft de revalidatiearts, zonder de patiënte te hebben gezien en onderzocht, ten onrechte geconcludeerd dat zij niets meer kan en die conclusie bovendien niet aan klager als vader meegedeeld. Klager verwijt de huisarts dat zij heeft deelgenomen aan deze conclusie en klager ook niet op de hoogte heeft gesteld hiervan. De mentor stemt niet in met de klacht. De voorzitter komt tot het oordeel dat klager gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk is voor zover hij namens de patiënte klaagt en dat de klacht voor het overige kennelijk ongegrond is.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:209 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7160

    Voorzittersbeslissing kennelijk niet-ontvankelijk en kennelijk ongegrond. Klager is de vader van de patiënte. Verweerder is revalidatiearts. De patiënte is vanwege meerdere geestelijke en lichamelijke beperkingen al lange tijd opgenomen in een zorginstelling. Voor de patiënte is een mentor en tevens bewindvoerder benoemd. De revalidatiearts is betrokken (geweest) bij de zorg aan de patiënte. Volgens klager heeft de revalidatiearts, zonder de patiënte te hebben gezien en onderzocht, ten onrechte geconcludeerd dat zij niets meer kan en die conclusie bovendien niet aan klager als vader meegedeeld. De mentor stemt niet in met de klacht. De voorzitter komt tot het oordeel dat klager gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk is voor zover hij namens de patiënte klaagt en dat de klacht voor het overige kennelijk ongegrond is.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:204 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6992

    Deels gegronde klacht tegen een tandarts en de oplegging van een berisping. Klaagster is onder andere van mening dat de tandheelkundige behandeling die zij heeft ondergaan onzorgvuldig en door onbevoegd personeel is uitgevoerd. Klaagster is daarnaast ontevreden over het feit dat zij haar patiëntendossier, ondanks diverse verzoeken, niet heeft ontvangen. Het college stelt vast dat er sprake van meerdere overtredingen van de beroepsnormen en professionele standaarden: niet alleen is het patiëntendossier veel te laat aan klaagster verstrekt, ook zijn er handelingen gedelegeerd aan een assistent/tandheelkundig medewerker die alleen door een ervaren tandarts hadden mogen worden uitgevoerd. Uit het dossier (en uit dat van de medepraktijkhouder, tevens medebeklaagde) komt bovendien het beeld naar voren dat dat niet incidenteel gebeurde, maar regelmatig. Dit raakt aan de kwaliteit van de patiëntenzorg en is daarom ernstig. Alles afwegend vindt het college een berisping dan ook de meest passende maatregel.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:205 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6297

    Gegronde klacht tegen een tandarts en de oplegging van een waarschuwing. Deze klacht hangt nauw samen met de klacht met kenmerk A2023/6656, die klaagster in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige dochter tegen verweerster heeft ingediend. De klacht bestaat uit het verwijt dat verweerster niet tijdig het volledige medische dossier (inclusief röntgenfoto’s) aan klaagster heeft verstrekt. Verweerster wordt daarnaast verweten dat zij niet zorgvuldig is omgegaan met de aansprakelijkstelling door geen openheid van zaken te geven. Het college concludeert dat de verweerster is tekortgeschoten in de zorg naar klaagster. Klaagster en haar opvolgende tandarts hadden er belang bij om zo spoedig mogelijk te beschikken over het volledige dossier. Verweerster heeft hierin een eigen verantwoordelijkheid. Dit geldt ook voor een zorgvuldige omgang met aansprakelijkstellingen.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:206 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/6656

    Gegronde klacht tegen een tandarts en de oplegging van een waarschuwing. Deze klacht hangt nauw samen met de klacht met kenmerk A2023/6297, die de moeder van klaagster tegen verweerster heeft ingediend. De klacht bestaat uit het verwijt dat verweerster niet tijdig het volledige medische dossier (inclusief röntgenfoto’s) aan klaagster heeft verstrekt. Verweerster wordt daarnaast verweten dat zij niet zorgvuldig is omgegaan met de aansprakelijkstelling door geen openheid van zaken te geven. Het college concludeert dat de verweerster is tekortgeschoten in de zorg naar klaagster. Klaagster en haar opvolgende tandarts hadden er belang bij om zo spoedig mogelijk te beschikken over het volledige dossier. Verweerster heeft hierin een eigen verantwoordelijkheid. Dit geldt ook voor een zorgvuldige omgang met aansprakelijkstellingen.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:207 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/6889

    Klacht tegen tandarts deels verjaard (en dus kennelijk niet-ontvankelijk) en deels kennelijk ongegrond. Klaagster houdt verweerder verantwoordelijk voor de gebitsproblemen die zij sinds 2008 heeft, omdat hij een verkeerde inschatting heeft gemaakt van de (ernst van de) oorzaak van die problemen. Het college is van oordeel dat klaagster onvoldoende heeft onderbouwd op welke grond zij verweerder, die gezien het patiëntendossier door de jaren heen beperkt betrokken was bij de mondzorg van klaagster, verantwoordelijk houdt voor haar gebitsproblemen. Voor zover zij klaagt dat verweerder door de jaren heen haar klachten niet serieus heeft genomen, slaagt die klacht niet omdat verweerder niet het eerste aanspreekpunt was maar andere tandartsen uit de praktijk.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2024:208 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2024/7073

    Gegronde klacht tegen een tandarts en de oplegging van een berisping. Klaagster is onder andere van mening dat de tandheelkundige behandeling die zij heeft ondergaan onzorgvuldig en door onbevoegd personeel is uitgevoerd. Klaagster is daarnaast ontevreden over het feit dat zij haar patiëntendossier, ondanks diverse verzoeken, niet heeft ontvangen. Het college stelt vast dat de verweerder niet heeft gehandeld in lijn met het toetsingskader ‘Taakdelegatie in de mondzorg’. Het college stelt vast dat er sprake van meerdere overtredingen van de beroepsnormen en professionele standaarden: niet alleen is het patiëntendossier veel te laat aan klaagster verstrekt, ook zijn er handelingen gedelegeerd aan een assistent/tandheelkundig medewerker die alleen door een ervaren tandarts hadden mogen worden uitgevoerd. Uit het dossier (en uit dat van de medepraktijkhouder, tevens medebeklaagde) komt bovendien het beeld naar voren dat dat niet incidenteel gebeurde, maar regelmatig. Dit raakt aan de kwaliteit van de patiëntenzorg en is daarom ernstig. Alles afwegend vindt het college een berisping dan ook de meest passende maatregel.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:113 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7008

    Klacht tegen een GZ-psycholoog. De GZ-psycholoog heeft op verzoek van Jeugdbescherming een advies gegeven over de minderjarige kinderen van klager. Klager stelt, samengevat, dat de GZ-psycholoog bij de totstandkoming van dit advies onzorgvuldig heeft gehandeld. Het college komt tot het oordeel dat de klacht gedeeltelijk gegrond is en legt de maatregel van een waarschuwing op.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:114 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7124

    Voorzittersbeslissing. Het betreft een klacht tegen een psychiater in haar hoedanigheid van geneesheer-directeur. Voor de voorbereiding van een zorgmachtiging voor klager is verweerster door de officier van justitie aangewezen als geneesheer-directeur om de taken uit te voeren zoals omschreven in hoofdstuk 5 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg. De klacht heeft betrekking op de brief van verweerster waarin zij de officier van justitie schriftelijk heeft geïnformeerd over haar bevindingen. De voorzitter heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:112 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/6887

    Klacht tegen een GZ-psycholoog. De GZ-psycholoog is behandelaar van de stiefmoeder van klagers. Zij heeft informatie verstrekt aan de Raad voor de Kinderbescherming in het kader van een gezagsbeëindigende maatregel. Het gaat hierbij om het stiefbroertje en -zusje van klagers. Klagers stellen dat de GZ-psycholoog met haar uitspraken - die in het rapport van de Raad zijn opgenomen - onzorgvuldig heeft gehandeld. Het college komt tot het oordeel de klacht gedeeltelijk gegrond is en legt aan de GZ-psycholoog de maatregel van een berisping op.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:114 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023-6737

    Kennelijk ongegronde klacht over neuroloog na epilepsiechirurgie. De neuroloog was betrokken bij een deel van de onderzoeksfase voorafgaand aan de operatie. Na de operatie heeft de neuroloog klaagster begeleid bij de afbouw van de medicatie. Verwijten over schending beroepsgeheim, nalatigheden rondom de operatie en een te snelle afbouw van de medicatie ongegrond. Echtgenoot klaagster is als zelfstandig klager niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:115 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023-6736

    Kennelijk ongegronde klacht over neuroloog na epilepsiechirurgie. De neuroloog was betrokken bij een deel van de onderzoeksfase voorafgaand aan de operatie. Verwijten over onvoldoende informatieverstrekking en opereren zonder juiste en volledige toestemming ongegrond. Echtgenoot klaagster is als zelfstandig klager niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:116 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/6431

    Kennelijk ongegronde klacht over neurochirurg na epilepsiechirurgie. Hem werd verweten dat hij klaagster onvoldoende heeft geïnformeerd over de mogelijkheden en risico’s, dat hij geopereerd heeft zonder (volledige) toestemming van klaagster, dat hij haar te vroeg uit het ziekenhuis heeft ontslagen en dat hij de operatie niet juist heeft uitgevoerd. Echtgenoot klaagster is als zelfstandig klager niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2024:111 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7094

    Klacht tegen een GZ-psycholoog dat zij onbevoegd het medisch dossier van de patiënt heeft ingezien. De GZ-psycholoog erkent dat zij dit heeft gedaan. Het college komt tot het oordeel dat de klacht gegrond is en verweerster wordt een geheel voorwaardelijke schorsing voor de duur van 3 maanden opgelegd.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:112 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5416

    Klacht tegen elf verweerders (SEH-arts, internisten, longarts, anesthesioloog, neuroloog en vijf A(N)IO’s) over behandeling echtgenoot en vader (patiënt).Klacht: ‘medische verkrachting’ door afnemen PCR-test, patiënt behandeld als COVID-19-positief, niet onderzocht wat echte reden klachten was, te lang zuurstofapparaat gebruikt, geen antibiotica en geen antistolling gegeven, geweigerd ivermectine te geven, behandeling met REGEN-CoV voorgesteld, patiënt en familie inhumaan behandeld, weigeren zorg omdat patiënt geen mondkapje droeg.College: kennelijk ongegrond. Verweerders hebben zeer zorgvuldig gehandeld in lijn met stand wetenschap, inzichten en richtlijnen van dat moment. Patiënt naar beste vermogen behandeld gezien opgelegde beperkingen (vanuit overheid en familie patiënt).

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:106 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H203/5410

    Klacht tegen elf verweerders (SEH-arts, internisten, longarts, anesthesioloog, neuroloog en vijf A(N)IO’s) over behandeling echtgenoot en vader (patiënt).Klacht: ‘medische verkrachting’ door afnemen PCR-test, patiënt behandeld als COVID-19-positief, niet onderzocht wat echte reden klachten was, te lang zuurstofapparaat gebruikt, geen antibiotica en geen antistolling gegeven, geweigerd ivermectine te geven, behandeling met REGEN-CoV voorgesteld, patiënt en familie inhumaan behandeld, weigeren zorg omdat patiënt geen mondkapje droeg.College: kennelijk ongegrond. Verweerders hebben zeer zorgvuldig gehandeld in lijn met stand wetenschap, inzichten en richtlijnen van dat moment. Patiënt naar beste vermogen behandeld gezien opgelegde beperkingen (vanuit overheid en familie patiënt).

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:157 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2386

    Klacht tegen een tandarts. De tandarts heeft in mei 2014 bij klaagster implantaten en kunstbot geplaatst. De klacht die klaagster in 2021 hierover heeft ingediend is gegrond verklaard. Klaagster heeft op basis van informatie die zij eind 2022 heeft ontvangen een nieuwe klacht ingediend. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege heeft klaagster op grond van het ne bis in idem-beginsel niet-ontvankelijk verklaard in de nieuwe klacht. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster ingestelde beroep tegen deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:113 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5623

    Klacht tegen elf verweerders (SEH-arts, internisten, longarts, anesthesioloog, neuroloog en vijf A(N)IO’s) over behandeling echtgenoot en vader (patiënt).Klacht: ‘medische verkrachting’ door afnemen PCR-test, patiënt behandeld als COVID-19-positief, niet onderzocht wat echte reden klachten was, te lang zuurstofapparaat gebruikt, geen antibiotica en geen antistolling gegeven, geweigerd ivermectine te geven, behandeling met REGEN-CoV voorgesteld, patiënt en familie inhumaan behandeld, weigeren zorg omdat patiënt geen mondkapje droeg.College: kennelijk ongegrond. Verweerders hebben zeer zorgvuldig gehandeld in lijn met stand wetenschap, inzichten en richtlijnen van dat moment. Patiënt naar beste vermogen behandeld gezien opgelegde beperkingen (vanuit overheid en familie patiënt).

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:107 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5411

    Klacht tegen elf verweerders (SEH-arts, internisten, longarts, anesthesioloog, neuroloog en vijf A(N)IO’s) over behandeling echtgenoot en vader (patiënt).Klacht: ‘medische verkrachting’ door afnemen PCR-test, patiënt behandeld als COVID-19-positief, niet onderzocht wat echte reden klachten was, te lang zuurstofapparaat gebruikt, geen antibiotica en geen antistolling gegeven, geweigerd ivermectine te geven, behandeling met REGEN-CoV voorgesteld, patiënt en familie inhumaan behandeld, weigeren zorg omdat patiënt geen mondkapje droeg.College: kennelijk ongegrond. Verweerders hebben zeer zorgvuldig gehandeld in lijn met stand wetenschap, inzichten en richtlijnen van dat moment. Patiënt naar beste vermogen behandeld gezien opgelegde beperkingen (vanuit overheid en familie patiënt).

  • ECLI:NL:TGZCTG:2024:158 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2426

    Klacht tegen een tandarts. De tandarts heeft bij klager een brug geplaatst. Klager verwijt de tandarts dat hij heeft gezegd dat het niet mogelijk is om een implantaat te plaatsen, dat de brug is losgekomen en de tandarts niet goed heeft gehandeld toen klager zei dat de brug los zat. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klager ingestelde beroep. In verband met de beperkte ruimte en de aanwezige botafbraak heeft de tandarts op goede gronden geadviseerd om een brug te vervaardigen in plaats van een implantaat te plaatsen en daarop een kroon te vervaardigen. Het loskomen van de brug kan de tandarts niet worden verweten. Ook de wijze waarop de tandarts heeft gehandeld toen klager meerdere keren terugkwam met klacht van een losse brug is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar, al was het wel beter geweest als de tandarts meer proactief zou hebben gehandeld.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:108 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5412

    Klacht tegen elf verweerders (SEH-arts, internisten, longarts, anesthesioloog, neuroloog en vijf A(N)IO’s) over behandeling echtgenoot en vader (patiënt).Klacht: ‘medische verkrachting’ door afnemen PCR-test, patiënt behandeld als COVID-19-positief, niet onderzocht wat echte reden klachten was, te lang zuurstofapparaat gebruikt, geen antibiotica en geen antistolling gegeven, geweigerd ivermectine te geven, behandeling met REGEN-CoV voorgesteld, patiënt en familie inhumaan behandeld, weigeren zorg omdat patiënt geen mondkapje droeg.College: kennelijk ongegrond. Verweerders hebben zeer zorgvuldig gehandeld in lijn met stand wetenschap, inzichten en richtlijnen van dat moment. Patiënt naar beste vermogen behandeld gezien opgelegde beperkingen (vanuit overheid en familie patiënt).

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:109 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5413

    Klacht tegen elf verweerders (SEH-arts, internisten, longarts, anesthesioloog, neuroloog en vijf A(N)IO’s) over behandeling echtgenoot en vader (patiënt).Klacht: ‘medische verkrachting’ door afnemen PCR-test, patiënt behandeld als COVID-19-positief, niet onderzocht wat echte reden klachten was, te lang zuurstofapparaat gebruikt, geen antibiotica en geen antistolling gegeven, geweigerd ivermectine te geven, behandeling met REGEN-CoV voorgesteld, patiënt en familie inhumaan behandeld, weigeren zorg omdat patiënt geen mondkapje droeg.College: kennelijk ongegrond. Verweerders hebben zeer zorgvuldig gehandeld in lijn met stand wetenschap, inzichten en richtlijnen van dat moment. Patiënt naar beste vermogen behandeld gezien opgelegde beperkingen (vanuit overheid en familie patiënt).

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2024:110 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2023/5414

    Klacht tegen elf verweerders (SEH-arts, internisten, longarts, anesthesioloog, neuroloog en vijf A(N)IO’s) over behandeling echtgenoot en vader (patiënt).Klacht: ‘medische verkrachting’ door afnemen PCR-test, patiënt behandeld als COVID-19-positief, niet onderzocht wat echte reden klachten was, te lang zuurstofapparaat gebruikt, geen antibiotica en geen antistolling gegeven, geweigerd ivermectine te geven, behandeling met REGEN-CoV voorgesteld, patiënt en familie inhumaan behandeld, weigeren zorg omdat patiënt geen mondkapje droeg.College: kennelijk ongegrond. Verweerders hebben zeer zorgvuldig gehandeld in lijn met stand wetenschap, inzichten en richtlijnen van dat moment. Patiënt naar beste vermogen behandeld gezien opgelegde beperkingen (vanuit overheid en familie patiënt).