Zoekresultaten 1-50 van de 14112 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2025:141 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2025/8443

    Voordracht van de IGJ over een verpleegkundige vanwege het missen van de geschiktheid tot het uitoefenen van zijn beroep wegens zijn geestelijke of lichamelijke gesteldheid en een gewoonte van misbruik van middelen. Het college komt tot het oordeel dat de verpleegkundige de geschiktheid mist tot het uitoefenen van zijn beroep, beveelt de doorhaling van de inschrijving van de verpleegkundige in het BIG-register en treft een voorlopige voorziening.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2025:142 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2025/8442

    Klacht van de IGJ tegen een verpleegkundige over het wegnemen van medicatie van cliënten, het niet in staat zijn om zorg te verlenen en gevaarlijk rijgedrag en rijden onder invloed van middelen. Het college komt tot het oordeel dat de de klacht grotendeels gegrond is en treft de maatregel van doorhaling van de inschrijving in het BIG-register en legt een beroepsverbod op. Het college bepaalt dat het beroepsverbod onmiddellijk van kracht wordt.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2025:143 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2025/8338

    Voordracht van IGJ over een verpleegkundige in verband met de gewoonte van misbruik van middelen. Het college komt tot het oordeel dat de verpleegkundige de geschiktheid mist tot het uitoefenen van zijn beroep, ontzegt de verpleegkundige het recht om weer in het BIG-register te worden ingeschreven en treft een voorlopige voorziening.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2025:144 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2025/8337

    Klacht van IGJ tegen een verpleegkundige over het ontvreemden van opiaten voor eigen gebruik en het gebruik van middelen voorafgaand en tijdens het werk in de directe patiëntenzorg. Het college komt tot het oordeel dat de klacht gegrond is, ontzegt de verpleegkundige het recht om weer in het BIG-register te worden ingeschreven en legt een beroepsverbod op met de bepaling dat dit onmiddellijk van kracht wordt.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:263 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2025/8272

    Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een bedrijfsarts, waarschuwing.Klager heeft na ziekmelding twee gesprekken gehad met de bedrijfsarts. Deze constateerde tijdens het eerste contact dat sprake was van een arbeidsconflict en raadde klager aan om met zijn werkgever in gesprek te gaan. De klacht van klager richt zich op het oordeel van de bedrijfsarts, de wijze van totstandkoming daarvan, de gevolgen en het handelen van de bedrijfsarts in het vervolgtraject. De bedrijfsarts heeft het college verzocht de klacht ongegrond te verklaren. Het college is van oordeel dat twee klachtonderdelen die zien op een belangrijk aspect van de taak van de bedrijfsarts, namelijk het na gedegen onderzoek en anamnese komen tot een oordeel over de medische situatie, gegrond zijn. Voor het overige is de klacht ongegrond Klacht gedeeltelijk gegrond, waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:264 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2025/8416

    Deels gegronde klacht tegen een bedrijfsarts, berisping. Klaagster verwijt de bedrijfsarts dat hij onprofessioneel heeft gehandeld in het kader van een preventief consult en vervolgens bij de verzuimbegeleiding. Meer specifiek wordt de bedrijfsarts verweten dat adequate medische opvolging ontbrak, dat sprake is van onzorgvuldige en onvolledige verslaglegging en dat hij het verzoek om een second opinion heeft geweigerd zonder inhoudelijke motivering. De bedrijfsarts heeft het college verzocht de klacht (kennelijk) ongegrond te verklaren. Het college acht het handelen van de bedrijfsarts tuchtrechtelijk verwijtbaar. Hij heeft de medische beperkingen van klaagster niet, althans onvoldoende, herkend en heeft onvoldoende inzichtelijk gemaakt op welke wijze hij tot zijn oordeel is gekomen. Daarnaast heeft de bedrijfsarts in strijd gehandeld met belangrijke richtlijnen van de NVAB en heeft hij de aanvraag van een second opinion niet gefaciliteerd waar dat wel geboden was. Met betrekking tot de op te leggen maatregel is het college van oordeel dat de bedrijfsarts tijdens de inhoudelijke behandeling ter terechtzitting geen, althans beperkt, blijk gegeven van reflectie op zijn handelen, met name rondom de second opinion. Dit heeft gevolgen gehad voor (het traject van) klaagster, die uiteindelijk zelf een second opinion heeft moeten regelen. Deels gegronde klacht, berisping.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2025:140 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7451

    Klacht tegen een arts deels gegrond, maatregel waarschuwing. Klaagster heeft een behandeling met fillers en botox ondergaan bij de kliniek waar verweerder als cosmetisch arts werkzaam was. Klaagster verwijt de arts dat de behandeling die hij heeft uitgevoerd onzorgvuldig was, dat de voorlichting/informed consent en de nazorg onvoldoende waren, en dat er onjuiste informatie op de website van zijn huidige kliniek staat. Het college komt tot het oordeel dat de klacht ontvankelijk is, omdat over het handelen waarover klaagster nu klaagt namelijk nog geen onherroepelijk geworden tuchtrechtelijke eindbeslissing genomen. Daarnaast oordeelt het college dat verweerder tekort is geschoten in zijn zorgverlening door onvoldoende voorlichting te geven over de behandeling en niet tijdig te reageren op de hulpverzoeken na de behandeling. Maatregel van waarschuwing passend en geboden gelet op alle omstandigheden.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2025:121 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2025/8311

    Gegronde klacht van de inspectie over een verpleegkundige. De verpleegkundige heeft in privétijd een ernstig beperkte vrouw meermaals seksueel misbruikt. De verpleegkundige is hiervoor strafrechtelijk veroordeeld. Dit handelen is zo zeer in strijd met wat van een verpleegkundige mag worden verwacht dat de verpleegkundige de zwaarste maatregel wordt opgelegd. Onvoldoende reflectie en zelfinzicht gebleken. De door het NFI ingeschatte lage recidivekans geeft het college geen vertrouwen dat de verpleegkundige in de functie van verpleegkundige ook een lage recidivekans zou hebben. Maatregel: doorhaling, schorsing en algeheel beroepsverbod.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2025:139 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2025/8021

    Klacht tegen een radioloog kennelijk ongegrond. Na verwijzing door de neuroloog werden MRI-scans van klaagster haar hersenen gemaakt. Verweerder beoordeelde de scans en maakte daarvan een verslag. Klaagster had bedenkingen ten aanzien van de verslaglegging van de MRI-scan. Zij vermoedde neuroborreliose (ziekte van Lyme). Klaagster verwijt de radioloog dat er niet adequaat is gecommuniceerd met de aanvragend neuroloog, waardoor een onbruikbare uitslag werd afgegeven. Na een gesprek met verweerder, het afdelingshoofd en een collega-neuroradioloog werd het verslag niet herzien. Het college kan niet vaststellen dat verweerder bij die beoordeling en verslaglegging onzorgvuldig en niet als een redelijk bekwaam en redelijk handelend radioloog te werk is gegaan. Het is aan verweerder, als zorgprofessional, om te bepalen wat er in zijn verslag wel of niet opgenomen wordt en of dit moet worden aangepast na herbeoordeling.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2025:137 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2025/8019

    Klacht tegen een radioloog ontvankelijk, maar kennelijk ongegrond. Na verwijzing door de neuroloog werden MRI-scans van klaagster haar hersenen gemaakt. Een collega-radioloog beoordeelde de scans en maakte daarvan een verslag. Klaagster had bedenkingen bij de beoordeling van de MRI-scan. Zij vermoedde neuroborreliose (ziekte van Lyme). Na een gesprek met de collega-radioloog en een collega-neuroradioloog werd het verslag niet aangepast. De klachtonderdelen zien niet op door verweerder aan klaagster verleende zorg binnen een behandelrelatie, maar op zijn handelen rondom de bespreking van de MRI-scan en de klachtafhandeling als afdelingshoofd. Het handelen van beroepsbeoefenaren in een leidinggevende functie kan in deze casus op grond van de tweede tuchtnorm tuchtrechtelijk worden beoordeeld. Hoewel verweerder als afdelingshoofd wel verantwoordelijk is voor het goed functioneren van de afdeling op medisch-inhoudelijk gebied, gaat deze verantwoordelijkheid niet zo ver dat verweerder in een individueel geval op eigen initiatief een MRI-scan opnieuw zou moeten beoordelen, nader onderzoek/ nadere informatie had moeten opvragen of een verslag had moeten aanpassen. Verder is niet gebleken dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2025:138 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2025/8020

    Klacht tegen een radioloog ontvankelijk, maar kennelijk ongegrond. Na verwijzing door de neuroloog werden MRI-scans van klaagster haar hersenen gemaakt. Een collega-radioloog beoordeelde de scans en maakte daarvan een verslag. Klaagster had bedenkingen ten aanzien van de verslaglegging van de MRI. Zij vermoedde neuroborreliose (ziekte van Lyme). Na een gesprek met de collega-radioloog en verweerder werd het verslag niet aangepast. De klachtonderdelen zien niet op door verweerder aan klaagster verleende zorg binnen een behandelrelatie, maar op zijn handelen binnen het klachtbemiddelingstraject als meest ervaren radioloog binnen de afdeling op het gebied van neuroradiologie. Het handelen van beroepsbeoefenaren in een leidinggevende functie kan in deze casus op grond van de tweede tuchtnorm tuchtrechtelijk worden beoordeeld. Verweerder was niet betrokken bij de beoordeling van de MRI-scan en het opstellen van het MRI-verslag, maar werd pas betrokken nadat klaagster een klacht had ingediend. De verantwoordelijkheid van verweerder als expert bij het klachtbemiddelingsgesprek niet zo ver dat hij op eigen initiatief de MRI-scan van klaagster opnieuw zou moeten beoordelen, nader onderzoek/ nadere informatie had moeten opvragen of een verslag had moeten aanpassen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:177 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2615

    Klacht tegen een verzekeringsarts. Het Regionaal Tuchtcollege is bij de beoordeling van de klacht uitgegaan van het conceptrapport inclusief medisch inhoudelijke onderbouwing. Klaagster beschikte niet over deze versie van het rapport en heeft hier in de procedure bij het Regionaal Tuchtcollege niet op kunnen reageren. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege en wijst de zaak terug.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:178 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2669

    Klacht tegen een specialist ouderengeneeskunde. Klagers, de tweelingzus en zwager van de overleden patiënte, dienen een klacht in tegen verweerster, de arts die betrokken was bij de zorg van patiënte. Ze beschuldigen haar van het actief beëindigen van het leven van patiënte, het volgen van de wensen van de echtgenoot zonder eigen medische verantwoordelijkheid, en het niet geven informatie. De voorzitter van het Regionaal Tuchtcollege verklaart klagers niet ontvankelijk in hun klacht namens de patiënte. De echtgenoot en zoon van patiënte staan niet achter de klacht en de echtgenoot vertegenwoordigt in beginsel de wil van patiënte. De eigen klachten van klagers zijn deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond. De voorzitter heeft er begrip voor dat klagers hebben geleden onder het stervensproces van hun (schoon)zus maar de klacht die daarover gaat heeft geen betrekking op een handelen of nalaten tegenover klagers zelf op het gebied van het individuele gezondheidsrecht. Voorts acht de voorzitter het een juiste handelwijze dat verweerster haar informatieverplichtingen jegens de echtgenoot nakwam. Patiënte was niet meer wilsbekwaam en dan dienen op grond van de wet de verplichtingen jegens de echtgenoot te worden nagekomen. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart klagers niet-ontvankelijk in hun klacht namens patiënte en verklaart de eigen klachten van klagers deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klagers.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:179 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2025/2797

    Ongegrond klacht tegen een verzekeringsarts. De klacht gaat over het door de verzekeringsarts verrichte onderzoek naar aanleiding van een aanvraag van de gemeente om een advies medische urenbeperking. Klager had één spreekuurcontact met de verzekeringsarts. De verzekeringsarts maakte naar aanleiding van dit contact een verzekeringsgeneeskundige rapportage waarin hij concludeerde dat er geen reden was om een medische urenbeperking bij klager aan te nemen. Klager is het daar niet mee eens. Hij verwijt de verzekeringsarts onder andere dat hij niet tot die conclusie had mogen komen en geen zorgvuldig onderzoek heeft gedaan. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met deze beslissing en verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:180 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2617

    Klager is op 3 februari 2022 door zijn huisarts doorverwezen naar D.-zorg, waarna op 3 juni 2022 een intakegesprek met de GZ-psycholoog volgde. Klager is ontevreden over zijn contact met deGZ-psycholoog. Hij verwijt haar dat zij hem niet in behandeling wilde nemen, dat zij hem onheus heeft bejegend en dat haar verslaglegging onjuist is. Het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Klager is het niet eens met dit oordeel en komt hiertegen in beroep. Het Centraal Tuchtcollege is het eens met de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:181 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2651

    Klacht tegen internist. Klager is de zoon van een patiënt die na een cystectomie in het ziekenhuis is overleden. Volgens klager is het overlijden te wijten aan ontoereikend medisch handelen. De internist was als voorzitter van de calamiteitencommissie belast met het oriënterend onderzoek naar de gang van zaken omtrent en de oorzaak van het overlijden van de patiënt, om te bepalen of het een calamiteit betrof. Klager verwijt de internist dat zij in haar onderzoek op meerdere fronten onzorgvuldig heeft gehandeld. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht gegrond voor zover dit onderdeel betrekking heeft op het niet naleven van het Maagretentieprotocol, verklaart de klacht voor het overige ongegrond en bepaalt dat aan de internist geen maatregel wordt opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat het handelen van de internist als voorzitter van de calamiteitencommissie niet valt onder de eerste tuchtnorm en ook niet valt onder de tweede tuchtnorm. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klager daarom alsnog niet-ontvankelijk in zijn klacht.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:176 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2588

    Klacht tegen een specialist ouderengeneeskunde. De moeder van klager woonde bij klager in huis. Klager verzorgde haar. Na verwijzing door de huisarts heeft de specialist ouderengeneeskunde een huisbezoek afgelegd bij klager en zijn moeder. Hierna heeft zij een multidisciplinair overleg (MDO) gepland met verschillende betrokken zorgverleners. Geconcludeerd werd dat opname in een 24-uurs setting noodzakelijk was. De moeder van klager is uiteindelijk na een rechterlijke machtiging opgenomen. Zij is binnen enkele maanden na haar opname overleden. Klager vindt dat de specialist ouderengeneeskunde de fysieke klachten van zijn moeder niet serieus heeft genomen en ten onrechte heeft gezegd dat klager ontkende dat zijn moeder aan de ziekte van Alzheimer leed. Ook verwijt klager de specialist ouderengeneeskunde dat zij heeft geweigerd filmmateriaal te bekijken waaruit bleek dat moeder veel helderder van geest was, als zij niet ziek was. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht kennelijk ongegrond. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:262 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2025/8036

    Ongegronde klacht tegen een specialist ouderengeneeskunde destijds werkzaam op een geriatrische revalidatieafdeling van een verpleeghuis. Klaagster is de dochter van een patiënt die daar was opgenomen, de specialist ouderengeneeskunde was de supervisor van de behandelend arts van de patiënt (zaaknummer A2025/8036). De zaak gaat over de vraag of de specialist ouderengeneeskunde een gesprek had moeten voeren met de patiënt over zijn doods-/euthanasiewens, of zij een in het kader van het euthanasietraject verplicht gesteld gesprek had moeten voeren (een second opinion) toen het A hierom verzocht en of zij aanwezig had moeten zijn bij het vertrek van de patiënt uit het verpleeghuis om persoonlijk afscheid van hem te nemen. Alle onderdelen van de klacht zijn ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:261 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2025/8035

    Ongegronde klacht tegen een arts destijds werkzaam als basisarts op een geriatrische revalidatieafdeling van een verpleeghuis. Klaagster is de dochter van een patiënt die daar was opgenomen, de arts was de hoofdbehandelaar (de supervisor van de arts is de verwerende partij inzake A2025/8036). De zaak gaat over de vraag of de arts op de juiste wijze is omgegaan met de doods-/euthanasiewens van de patiënt en of zij aanwezig had moeten zijn bij het vertrek van de patiënt uit het verpleeghuis om persoonlijk afscheid van hem te nemen, de dag voordat hij naar huis zou gaan om daar euthanasie verleend te krijgen door een andere arts. Alle onderdelen van de klacht zijn ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2025:133 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2025/8104

    (kennelijk) ongegronde klacht tegen een verzekeringsarts. Verweerster heeft rapportages uitgebracht die gaan over de belastbaarheid van klager in het kader van de Ziektewet. Klager verwijt verweerster dat haar beoordelingen onzorgvuldig zijn geweest en dat onvoldoende rekening is gehouden met informatie die na een second opinion bekend werd.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2025:134 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2025/8105

    (kennelijk) ongegronde klacht tegen een verzekeringsarts. Klager heeft verzocht vanaf begin 2014 genomen beslissingen over de beëindiging van zijn Ziektewetuitkering te herzien. Dit verzoek is afgewezen. Verweerder heeft rapportages uitgebracht in het kader van een door klager ingesteld beroep tegen de afwijzing van zijn herzieningsverzoek. Klager verwijt verweerder dat hij heeft nagelaten aanvullende informatie op te vragen en onvoldoende rekening heeft gehouden met informatie van behandelaars en deskundigen.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2025:135 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2025/8106

    (kennelijk) ongegrond klacht tegen een verzekeringsarts. Klager heeft verzocht een beslissing over de beëindiging van zijn Ziektewetuitkering te herzien. Verweerster heeft hierover rapportages uitgebracht, waarin zij telkens concludeerde dat de ingebrachte informatie geen aanleiding was voor herziening van de eerdere beslissing. Klager verwijt verweerster dat zij nieuwe informatie ten onrechte naast zicht neer heeft gelegd en dat zij aangaf haar collega’s niet in diskrediet te willen brengen.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2025:136 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2025/8000

    Klacht gegrond; berisping. Klager verwijt de arts dat een CBR-keuring niet correct is uitgevoerd en hem geen inzage-, correctie- en blokkeringsrecht is aangeboden. Het college is van oordeel dat het onderzoek op een onderdeel niet aannemelijk is geworden dat urineonderzoek heeft plaatsgevonden en het blokkeringsrecht niet correct is uitgevoerd.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:260 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2025/8516

    Voorzittersbeslissing. De huisarts draagt als praktijkhouder geen tuchtrechtelijke verantwoordelijkheid voor andere in de praktijk werkzame BIG-geregistreerde huisartsen, die bij de behandeling van klaagster betrokken zijn geweest. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2025:131 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2025/8018

    Klacht ongegrond. Klager verwijt de verzekeringsarts dat hij het inzage- en correctierecht niet goed heeft uitgevoerd. Daarnaast verwijt dat in de adviesrapportage onjuiste medische gegevens staan en het onmogelijk is dat, zoals in het rapport zou staan, de verzekeringsarts dezelfde dag als het spreekuurcontact met klager contact heeft gehad met de gemeente.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2025:132 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2025/8350

    Klacht tegen neuroloog gegrond. De neuroloog heeft klaagster in 2015 op basis van neurologisch onderzoek en een MRI-scan gediagnosticeerd met de ziekte van Parkinson. Hierna volgde een jarenlang traject bij onder meer de Parkinsonverpleegkundige en de neuroloog, waarbij klaagster was ingesteld op Parkinsonmedicatie. Bij een uitgevoerde DaT-scan in november 2024 kwam naar voren dat er geen aanwijzingen voor de ziekte van Parkinson waren en dat de diagnose moest worden verworpen. Klaagster verwijt de neuroloog dat zij een verkeerde diagnose heeft gesteld enonvoldoende onderzoek heeft gedaan. Het college volgt klaagster hierin en legt aan de neuroloog een waarschuwing op.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2025:119 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/7304

    Beslissing in raadkamer. Broer en zus van overleden patiënt worden niet geacht de wil van de overledene te vertegenwoordigen in verband met de weergave in het medisch dossier van de wensen van de patiënt en de tegenstrijdige meningen van familieleden van de patiënt.Kennelijk niet-ontvankelijk. De klacht dat de huisarts klagers van ontwikkelingen rond het uitvoeren van sedatie op de hoogte had moeten stellen kennelijk ongegrond. Het informeren van de eerste contactpersoon volstaat.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2025:120 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/7302

    Beslissing in raadkamer. Broer en zus van overleden patiënt worden niet geacht de wil van de overledene te vertegenwoordigen in verband met de weergave in het medisch dossier van de wensen van de patiënt en de tegenstrijdige meningen van familieleden van de patiënt. Kennelijk niet-ontvankelijk. De klacht dat de huisarts klagers van ontwikkelingen rond het uitvoeren van sedatie op de hoogte had moeten stellen kennelijk ongegrond. Het informeren van de eerste contactpersoon volstaat.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2025:117 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/7703

    Huisarts heeft bij klaagster een Mirena spiraal geplaatst. Nadien is een baarmoederperforatie vastgesteld en moest de spiraal operatief worden verwijderd. Dit is een vaker voorkomende complicatie en het feit dat deze complicatie zich heeft voorgedaan kan niet tot de conclusie leiden dat de spiraal niet goed is geplaatst. Ook andere omstandigheden leiden niet tot die conclusie. De klacht dat de huisarts onzorgvuldig heeft gehandeld bij de plaatsing is ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRSHE:2025:118 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg 's-Hertogenbosch H2024/7649

    De patiënte van de huisarts is overleden aan een massale longbloeding bij een snel groeiende longtumor. De maanden hieraan voorafgaand is zij meermaals in verband met onder andere benauwdheid en hoestklachten gezien door de huisarts. Hij heeft de NHG-richtlijn Acuut Hoesten goed gevolgd, een longfoto gemaakt - waarop niets was te zien - en klaagster doorverwezen naar de longarts. Onheuse bejegening door de huisarts kan niet worden vastgesteld bij verschillende lezing van de feiten. De huisarts heeft terecht - conform de geldende wetgeving - maar een beperkt deel van het dossier aan klager, weduwnaar van de patiënte, ter hand gesteld. Van een meldingsplicht van een calamiteit was geen sprake, omdat geen sprake was van een tekortkoming in de zorg. Klachten ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:256 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2025/8091

    Ongegronde klacht tegen een uroloog. De echtgenoot van klaagster (hierna: de patiënt) is in de periode van januari 2023 tot en met augustus 2023 behandeld in het ziekenhuis waarin de uroloog werkzaam is. De uroloog heeft onder meer het eerste consult met de patiënt gedaan en een cystoscopie (kijkonderzoek van de blaas) bij hem uitgevoerd. Op basis van de bevindingen van de uroloog is daarna door een collega-uroloog een trans urethrale resectie van de blaas uitgevoerd. Later heeft de uroloog consulten met de patiënt gehad en het vervolgbeleid bepaald. De patiënt is op 28 november 2023 in een ander ziekenhuis overleden.Klaagster verwijt de uroloog in zes klachtonderdelen dat hij niet de zorg heeft geleverd die van hem mocht worden verwacht. Zij verwijt hem onder meer dat hij de TUR-blaasprocedure niet voldoende heeft voorbereid en onvoldoende heeft gehandeld bij de complicatie (een perforatie) van de chemospoeling van de blaas van de patiënt. Het college verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:257 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2025/8092

    Ongegronde klacht tegen een verpleegkundig specialist. De echtgenoot van klaagster (hierna: de patiënt) is in de periode van januari 2023 tot en met 25 augustus 2023 behandeld in het ziekenhuis waarin de verpleegkundig specialist werkzaam is. De verpleegkundig specialist heeft als lid van het behandelteam veelvuldig contact gehad met de patiënt (en klaagster) tijdens zijn behandeling vanwege blaaskanker. De patiënt is op 28 november 2023 in een ander ziekenhuis overleden. Klaagster verwijt de verpleegkundig specialist in twee klachtonderdelen dat zij niet de zorg heeft geleverd die van haar mocht worden verwacht. Zij verwijt de verpleegkundig specialist dat zij heeft nagelaten vervolgonderzoek en diagnostiek in te zetten en dat zij onjuiste informatie heeft vermeld in een verwijsbrief.Het college is alles overziend van oordeel dat de verpleegkundig specialist in haar handelen geen tuchtrechtelijk verwijt gemaakt kan worden. Zij heeft daar waar nodig op de juiste wijze gehandeld en steeds, daar waar nodig afstemming gezocht met één van de urologen. Voor nader onderzoeken/diagnostiek bestond gelet op het geheel van feiten en omstandigheden, zoals uitgebreid te lezen in het dossier, anders dan klaagster stelt, naar het oordeel van het college geen aanleiding.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:258 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2025/8093

    Ongegronde klacht tegen een uroloog. Klaagster is de echtgenoot van de inmiddels overleden patiënt, die na een cystoprostatectomie op 28 november 2023 in het ziekenhuis waar de uroloog werkt, is overleden. Klaagster verwijt de uroloog, kort samengevat, dat zij haar informatie- en onderzoeksplicht heeft geschonden, preoperatief tekort is geschoten, een onzorgvuldig dossier heeft gevoerd en onterecht een verklaring van natuurlijk overlijden heeft afgegeven.Het college oordeelt als volgt.De uroloog heeft zorg gedragen voor de preoperatieve screening, meerdere gesprekken met de patiënt gevoerd en de casus herhaaldelijk besproken in het MDO. De beslissing om tot opereren over te gaan, is – zoals blijkt uit het medisch dossier – genomen op basis van alle feiten en omstandigheden, eigen waarneming, beoordeling en herhaald advies vanuit het MDO. Uit het medisch dossier volgt, naar het oordeel van het college, dat de preoperatieve beoordeling zorgvuldig en conform de geldende richtlijnen is verricht. Er zijn geen aanwijzingen dat het preoperatieve handelen onvoldoende is geweest. De klacht is in alle onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:259 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2025/8771

    Voorzittersbeslissing kennelijk ongegrond. Klaagster verwijt de arts dat zij een chip in haar duim heeft geïmplanteerd. De voorzitter acht dit hoogst onwaarschijnlijk en verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:254 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2025/8640

    Voorzittersbeslissing. Klager, een plastisch chirurg, kennelijk niet-ontvankelijk in een klacht tegen een collega plastisch chirurg. Geen rechtstreeks belanghebbende.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:255 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2025/8083

    Deels gegronde klacht tegen een uroloog. De echtgenoot van klaagster (hierna: de patiënt) is in de periode van januari 2023 tot en met augustus 2023 behandeld in het ziekenhuis waarin de uroloog werkzaam is. De uroloog heeft onder meer een trans urethrale resectie van de blaas en een cystoscopie (kijkonderzoek van de blaas) bij de patiënt uitgevoerd. De patiënt is op 28 november 2023 in een ander ziekenhuis overleden.Klaagster verwijt de uroloog in vijf klachtonderdelen dat hij niet de zorg heeft geleverd die van hem mocht worden verwacht. Zij verwijt de uroloog onder meer dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld bij het uitvoeren van de TUR-blaas en de cystoscopie, en dat hij niet tijdig het medisch dossier van de patiënt heeft afgegeven aan de nabestaanden. De uroloog voert verweer.Het college komt tot het oordeel dat de uroloog ten aanzien van één klachtonderdeel tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, te weten ten aanzien van het niet tijdig afgeven van het medisch dossier van de patiënt aan klaagster, en dat dit klachtonderdeel gegrond is en de klacht voor het overige ongegrond is.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:171 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2025/2801 VZ

    Voorzittersbeslissing: Klaagster heeft klachten ingediend over de zorg die aan haar moeder (patiënte) is verleend in het ziekenhuis. De arts was destijds arts in opleiding op de SEH en betrokken bij de behandeling van patiënte op de SEH van het ziekenhuis. Klaagster is – kort gezegd – niet tevreden over de zorg die haar moeder daar kreeg, deze was onvoldoende, waardoor haar moeder is komen te overlijden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De voorzitter van het Centraal Tuchtcollege wijst het beroep af omdat het beroep niet kan leiden tot een andere beslissing dan die van het Regionaal Tuchtcollege.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:172 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2025/2803 VZ

    Voorzittersbeslissing: De moeder van klaagster (patiënte) is in het ziekenhuis waar de chirurg werkt behandeld voor borstkanker met uitzaaiingen. Patiënte is uiteindelijk overleden.De chirurg heeft met patiënte en klaagster gesproken, en uitgelegd dat er geen voordeel te behalen was bij een leverresectie. Volgens klaagster heeft de chirurg tijdens dit consult gezegd dat hij, na het afronden van de chemotherapie, bereid was om nogmaals te kijken of een operatie mogelijk was. Klaagster verwijt de chirurg dat hij deze afspraak niet is nagekomen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De voorzitter van het Centraal Tuchtcollege wijst het beroep af omdat het beroep niet kan leiden tot een andere beslissing dan die van het Regionaal Tuchtcollege.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2025:128 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7875

    Klacht tegen verpleegkundig specialist over het verschaffen van onjuiste en onvolledige informatie over klaagster en haar ex-partner, een cliënt van verweerster, in een brief aan Veilig Thuis.Klacht is ontvankelijk en deels gegrond is en het college legt een waarschuwing op.Met betrekking tot de ontvankelijkheid oordeelt het college dat klaagster dient te worden aangemerkt als rechtstreeks belanghebbende in de zin van artikel 65 lid 1, aanhef en onder a van de Wet BIG, omdat zij nadelige gevolgen van de verklaring van verweerster heeft ondervonden, althans heeft kunnen ondervinden.Het college oordeelt dat verweerster VT onvolledig en onzorgvuldig heeft voorgelicht.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:173 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2025/2742 Verzet

    Verzet. Klacht tegen een medisch adviseur. Klager verwijt de medisch adviseur dat hij: a) een onjuist rapport heeft opgesteld onder andere omdat er een onjuistheid in het rapport staat over het huisbezoek en lichamelijk onderzoek op 24 augustus 2020; b) de stukken en de jurisprudentie over dit onderwerp (de vraag of er bij klager een medische noodzaak bestond voor het ontvangen van sekszorg) niet goed heeft geïnterpreteerd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft klachtonderdelen a en b gedeeltelijk gegrond verklaard en de medisch adviseur een waarschuwing opgelegd. Klager heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing. De voorzitter van het Centraal Tuchtcollege heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep voor zover het beroep ziet op het gegrond verklaarde deel van klachtonderdeel a en het beroep voor het overige afgewezen omdat het beroep van klager niet leiden tot een andere beslissing dan die van het Regionaal Tuchtcollege. Het Centraal Tuchtcollege verklaart het verzet van klager tegen die beslissing ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2025:129 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2024/7759

    Klacht tegen een BIG-geregistreerd verpleegkundige die als forensisch therapeutisch werker werkte op een groep met kwetsbare jongeren. Klacht is ontvankelijk en gegrond en het college legt een berisping op.Met betrekking tot de ontvankelijkheid oordeelt het college dat de werkzaamheden van verweerstermede tot het deskundigheidsgebied van een verpleegkundige worden gerekend. Het verwijt aan verweerster heeft betrekking op grensoverschrijdend gedrag in haar relatie met een cliënt van de instelling. Het stellen van grenzen en het bewaken daarvan hoort zeker tot het deskundigheidsgebied van een verpleegkundige. Het college is derhalve van oordeel dat klaagster ontvankelijk is in haar klacht.Het college is van oordeel dat door het uitwisselen van telefoonnummers en het schrijven van briefjes er meer dan professioneel contact geweest tussen verweerster en de jongere. Verweerster heeft hiermee de grenzen van professioneel handelen overschreden.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:174 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2025/2971 wraking

    Wrakingsverzoek gericht tegen een lid-jurist. Verzoeker heeft als wrakingsgrond aangevoerd dat sprake was van (de schijn van) vooringenomenheid door het lid-jurist gezien de wijze waarop de vragen werden gesteld en de onterechte conclusies die het lid-jurist aan de antwoorden van verzoeker verbond. Het wrakingsverzoek is afgewezen door de wrakingskamer van het College.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2025:130 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2025/8221

    Klacht tegen verpleegkundige vanwege grensoverschrijdend gedrag. Klacht gegrond en doorhaling.Het college komt tot de conclusie dat sprake is geweest van een langdurige, waarschijnlijk twee jaren durende zeer intieme relatie met patiënte, waarbij verweerder patiënte heeft bewogen om de relatie te verzwijgen. Het college acht, op basis van de door de getuige afgelegde verklaring welke door de verweerder niet is weersproken, ook voldoende vaststaan dat sprake is geweest van seksueel contact tussen verweerder en patiënte. De betekent dat de klacht gegrond is.De forse overschrijding van de voor verweerder geldende beroepsnorm heeft voor patiënte tot een zeer onveilige situatie geleid. Het college ziet, gelet op het gebrek aan inzicht bij verweerder en daarmee de kans op herhaling en de absentie op de zitting (waardoor verweerder zich ook niet toetsbaar opstelt), aanleiding om verweerders inschrijving in het BIG-register door te halen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:175 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2025/2777

    Klaagster heeft bij het Regionaal Tuchtcollege een klacht ingediend tegen (vrijwel) de gehele afdeling neurologie van het ziekenhuis, over de behandeling van haar moeder. De voorzitter van dat college heeft klaagster in de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat klaagster niet klaagt over één of meer met naam genoemde personen. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klaagster kennelijk niet-ontvankelijk in het hiertegen ingestelde beroep, wegens overschrijding van de beroepstermijn. Klaagster heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij het beroep heeft ingesteld zo spoedig als redelijkerwijs verlangd kon worden.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:251 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2025/8318

    Gedeeltelijk gegronde klacht tegen een tandarts. Bij klaagster is tijdens een spoedconsult door een andere tandarts geconstateerd dat er sprake was van onder meer een fors angulair botdefect. Klaagster verwijt de tandarts dat zij deze problematiek in de jaren daarvoor gemist heeft, terwijl dit aanleiding had moeten zijn voor het doen van uitgebreid parodontaal onderzoek. Ook verwijt zij de tandarts slechte dossiervorming. Voor het college is op basis van het dossier onvoldoende komen vast te staan dat de tandarts klaagster erop gewezen heeft dat ook bij regelmatige adequate controle en mondhygiëne toch nog een plotselinge verergering van de parodontale problemen zou kunnen optreden. Overige klachtonderdelen ongegrond. Klacht gedeeltelijk gegrond, waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:252 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2025/8141

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een tandarts. De tandarts heeft bij klager het eerste deel van een wortelkanaalbehandeling uitgevoerd. Klager is onder meer van mening dat de behandeling die hij heeft ondergaan onzorgvuldig is uitgevoerd, waarbij ernstige complicaties zijn ontstaan. Verder verwijt hij de tandarts de ernst van de situatie te hebben onderschat en een gebrek aan adequate communicatie en begeleiding door de tandarts. De tandarts heeft adequaat gehandeld. Niet gebleken van lekkage van natriumhypochloriet. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2025:253 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2025/8207

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een tandarts. Klaagster is ontevreden over twee consulten, dat ze beide keren te lang heeft moeten wachten, onvoldoende uitleg heeft gekregen over voedingssupplementen en dat de tweede behandeling niet zorgvuldig is uitgevoerd. Dat klaagster heeft moeten wachten is vervelend, maar leidt niet tot een tuchtrechtelijk verwijt. Het is niet ongebruikelijk dat de tandarts heeft gewezen op voedingssupplementen, een verwijzing naar een website is voldoende. De werkwijze rondom de verdoving is niet onzorgvuldig geweest. Overige klachtonderdelen ook kennelijk ongegrond. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:165 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2024/2652

    Gegronde klacht tegen een verpleegkundige. Doorhaling. De verpleegkundige heeft tijdens zijn dienstverband een affectieve en seksuele relatie gehad met een patiënte. Hij heeft deze relatie niet gemeld en hij heeft de patiënte verzocht om de relatie geheim te houden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht (nagenoeg) geheel gegrond verklaard en aan de verpleegkundige de maatregel van doorhaling van zijn inschrijving in het BIG-register opgelegd. De verpleegkundige komt in beroep tegen de zwaarte van de aan hem opgelegde maatregel en vraagt het Centraal Tuchtcollege om te volstaan met een lichtere maatregel. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat de maatregel van doorhaling terecht is opgelegd en verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:166 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2025/2667

    Klacht tegen een chirurg. Bij patiënte, echtgenote van klager, was sprake van een postoperatieve complicatie die door CT-scans werd gemonitord. De chirurg, hoofdbehandelaar, heeft geen kennis genomen van de beelden van een bepaalde CT-scan en het verslag van de radioloog, omdat hij toen niet in het ziekenhuis was en de betreffende scan niet heeft aangevraagd. In het verslag van die scan beschrijft de radioloog een verdenking van een tumorrecidief. Deze conclusie heeft de chirurg niet vernomen en niet met patiënte gedeeld. Dit wordt de chirurg verweten door klager. Als deze verdenking in een volgend radiologisch verslag wordt verhaald, wordt de chirurg op vrijdagmiddag (in zijn vrije tijd) telefonisch geïnformeerd. Hij besluit deze informatie pas met patiënte te delen in het reeds geplande familiegesprek op de daaropvolgende maandagmiddag. Klager verwijt de chirurg dat hij (a) niet heeft gehandeld op basis van informatie die toen wel beschikbaar was en (b) onjuiste informatie heeft verstrekt omdat hij de scan niet tijdig heeft besproken waardoor wijlen patiënte, echtgenote van klager, zeer ernstig extra heeft geleden. Het Regionaal Tuchtcollege verklaart de klacht ongegrond. Klager heeft van deze beslissing beroep ingesteld. Het Centraal Tuchtcollege verklaart klachtonderdeel b. alsnog gegrond, maar legt aan de chirurg geen maatregel op. Het Centraal Tuchtcollege overweegt dat de chirurg juist verantwoordelijkheid heeft willen nemen door het gesprek over de tumorrecidief zelf te voeren, maar hij heeft de impact en de gevolgen hiervan op patiënte (en haar familie) verkeerd ingeschat. Het Centraal Tuchtcollege verwijt de chirurg bovendien dat hij collega-artsen heeft geïnstrueerd cruciale bevindingen niet aan patiënte te vertellen, ook niet als patiënte daar om zou vragen.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2025:167 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2025/2707

    De hoogbejaarde moeder van klagers (hierna: patiënte) is na een val opgenomen in het ziekenhuis vanwege een gebroken heup. De verpleegkundig specialist AGZ heeft naar aanleiding van signalen tijdens de opname die konden wijzen op ontspoorde mantelzorg een melding gedaan bij Veilig Thuis. Klagers verwijten de verpleegkundig specialist AGZ dat hij de melding heeft gedaan zonder dat hier goede redenen voor waren. Het Regionaal Tuchtcollege te Amsterdam heeft de klacht ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege is het hiermee eens en zal het beroep verwerpen.