Zoekresultaten 1-50 van de 1026 resultaten

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:1 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-377/AL/MN

    Raadsbeslissing. Klacht over eigen advocaat. De raad verklaart de klachtonderdelen over de communicatie gegrond. De raad heeft de klacht van klaagster gedeeltelijk gegrond verklaard en geoordeeld dat verweerder een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Bij de beantwoording van de vraag welke maatregel aan verweerder moet worden opgelegd, is mede van belang dat verweerder weliswaar in strijd met gedragsregel 16 heeft gehandeld, maar dat het ook om een veeleisende cliënte ging. Verder weegt de raad mee dat verweerder niet eerder door de tuchtrechter is veroordeeld en dat hij op de zitting zelfinzicht heeft getoond. Rekening houdend met alle omstandigheden is de raad van oordeel dat de oplegging van een waarschuwing passend is.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:2 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-793/AL/MN

    Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de eigen advocaat over het niet uitvoeren van de opdracht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:3 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-794/AL/MN

    Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de klachtfunctionaris kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:4 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-798/AL/OV

    Voorzittersbeslissing. Naar het oordeel van de voorzitter heeft verweerder met voldoende aandacht voor de wensen van klaagster op deskundige wijze in de procedure in hoger beroep haar belangen behartigd in haar geschil met een aannemer. Het is niet aan de tuchtrechter om inhoudelijk over de civiele zaak te oordelen. Dat is voorbehouden aan de civiele rechter. Dat verweerder tuchtrechtelijk bezien fouten zou hebben gemaakt, is de voorzitter uit de stukken niet gebleken en heeft verweerder ook gemotiveerd weersproken. Klachten kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:1 Hof van Discipline 's Gravenhage 240234

    Beklag ex artikel 13 (beklag tegen beslissing deken om geen advocaat aan te wijzen). Klaagster heeft in deze zaak al een advocaat aangewezen gekregen en zij heeft daarin het vertrouwen in de aangewezen (en voor haar tweede) advocaat opgezegd. Het hof ziet onvoldoende grond voor het door klaagster opzeggen van het vertrouwen in haar aangewezen advocaat. Daarmee heeft klaagster niet voldaan aan een door de deken gestelde voorwaarde. Van de deken kan dan ook niet verlangd worden een tweede advocaat aan te wijzen in dezelfde kwestie. Beklag ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2025:1 Raad van Discipline Amsterdam 24-642/A/A

    Raadsbeslissing; ongegrond verzet.

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:2 Hof van Discipline 's Gravenhage 240115D

    Verweerder is opgetreden als advocaat van een aangehouden verdachte in wiens woning een groot contant geldbedrag werd aangetroffen. Aan deze verdachte zijn bij diens inverzekeringstelling beperkingen opgelegd. Uit zogeheten Encrochat-berichten is gebleken dat derden, terwijl deze beperkingen nog golden, op de hoogte waren van de proceshouding van de verdachte tijdens diens verhoor en, bij benadering, van de hoogte van het inbeslaggenomen contante geldbedrag. Het oordeel van het hof in deze zaak gaat over de vraag of verweerder tijdens de opgelegde beperkingen die beperkingen geschonden heeft door derden informatie te verschaffen over diens proceshouding tijdens diens verhoor en de hoogte van het inbeslaggenomen geldbedrag.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2025:2 Raad van Discipline Amsterdam 24-750/A/A

    Verzoek art. 8e Advocatenwet toegewezen. Verweerder oefent al meer dan een jaar niet meer duurzaam en stelselmatig het beroep van advocaat uit. De raad schrapt verweerder van het tableau op grond van artikel 8e Advocatenwet.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2025:3 Raad van Discipline Amsterdam 24-699/A/A

    Raadsbeslissing; gegronde klacht over de advocaat wederpartij in een familiezaak. Verweerder heeft zonder hier voldoende onderzoek naar te hebben gedaan op stellige wijze beschuldigingen geuit over klager die niet alleen naar objectieve maatstaven als kwetsend kunnen worden ervaren, maar bovendien berusten op vermoedens en niet op actuele feiten. Verweerder heeft hiermee onvoldoende acht geslagen op gedragsregels 7 en 8 en daarnaast onvoldoende gewaakt voor onnodige polarisatie tussen klager en zijn ex-vrouw. Verweerder heeft daardoor de belangen van klager onnodig geschaad. Een waarschuwing is op zijn plaats.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2025:4 Raad van Discipline Amsterdam 24-670/A/A

    Raadsbeslissing; klacht gedeeltelijk gegrond. Verweerder heeft in een privégeschil, waarin hij naar eigen zeggen niet als advocaat optrad, gebruik gemaakt van het briefpapier van zijn kantoor. Hiermee heeft verweerder onduidelijkheid gecreëerd over de hoedanigheid waarin hij acteerde en door zijn statuur als advocaat te gebruiken bewust het risico genomen dat klaagster dat als intimiderend zou ervaren. Een waarschuwing met kostenveroordeling is passend en geboden.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:1 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-471/DB/LI

    Raadsbeslissing. Klacht van advocaat tegen advocaat. Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld doordat hij, terwijl hij wist dat mevrouw L door klager werd bijgestaan, op 27 juni 2023 zonder klagers tussenkomst of toestemming met mevrouw L heeft gesproken over een regeling en op 3 juli 2023 zonder klagers tussenkomst of toestemming met mevrouw L een vaststellingsovereenkomst heeft gesloten. Verweerder heeft aldus in strijd gehandeld met gedragsregel 25. Rekening houdend met tuchtrechtelijk verleden: schorsing van twee weken.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:2 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-648/DB/LI

    Raadsbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij in een familiezaak. Naar het oordeel van de raad is niet gebleken dat verweerster de rechtbank opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt door bij brief van 27 maart 2024 het concept ouderschapsplan van 14 november 2023, in plaats van het definitief ouderschapsplan, aan de rechtbank toe te sturen. Van een definitief ouderschapsplan was nog geen sprake. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:3 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-326/DB/OB

    Verzet. De raad is op grond van het verzetschrift van oordeel dat de verzetgronden van klager niet slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:4 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 22-870/DB/LI

    Raadbeslissing. Klacht over de eigen advocaat. Klager heeft zich op 27 september 2022, derhalve na het verstrijken van de in artikel 46g lid 1 aanhef en sub a Advocatenwet bedoelde termijn, met een klacht over verweerster tot de deken gewend. Dat klager niet eerder heeft kunnen klagen is niet gebleken. Klager heeft zich immers (onder meer) bij brief van 27 december 2017 bij verweersters kantoor beklaagd, zodat vast staat dat klager in ieder geval reeds op die datum bekend was met hetgeen waarover hij in de onderhavige klachtzaak klaagt. Van een verschoonbare termijnoverschrijding is kortom geen sprake. De raad verklaart de klacht op grond van het voorgaande niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:5 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-887/DB/OB

    Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat. Niet gebleken dat verweerster frauduleus heeft gehandeld, omdat zij een oud-kantoorgenoot is van mr. K, zijnde de advocaat van de vrouw, noch dat zij na het neerleggen van de zaak heeft verzuimd om dossierstukken aan klager toe te sturen en evenmin dat zij klagers belangen niet goed heeft behartigd, omdat zij voorafgaand aan de zitting van 14 oktober 2021 geen bewijsstukken in het geding zou hebben gebracht. In alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:6 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-200/DB/OB

    Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:7 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-403/DB/LI

    Raadsbeslissing. Klacht tegen de deken over de klachtbehandeling. De deken heeft erkend dat er te snel is gehandeld door de stafjurist, die onder haar verantwoordelijkheid werkt. Daarvoor heeft de deken haar excuses aangeboden en heeft klager vervolgens ook voldoende willen begeleiden. Hoewel de deken een klacht terstond moet doorgezonden aan de voorzitter van het Hof van Discipline, acht de raad het niet verwijtbaar dat de deken eerst in een persoonlijk gesprek uitleg heeft willen geven over wat er was gebeurd. Daarmee had de lucht geklaard kunnen worden. De deken heeft daarbij echter wel duidelijk gemaakt waar de klacht wel ingediend kon worden. Het vertrouwen in de advocatuur is daarmee niet geschaad. Dat het webformulier daarnaast gebruiksvriendelijker kan zijn, leidt evenmin tot een schending van het vertrouwen in de advocatuur. Klacht ongegrond

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:3 Hof van Discipline 's Gravenhage 240055 240058D

    In deze zaken gaat het om de klacht van klager en het dekenbezwaar van de deken, die er in de kern op neerkomen dat verweerder voortdurend nalaat adequaat te reageren op e-mails en verzoeken die hij als advocaat ontving. Net als de raad acht het hof zowel de klacht als het dekenbezwaar gegrond. Door de raad is aan verweerder de maatregel van schrapping opgelegd. Verweerder richt zijn hoger beroep met name tegen deze opgelegde maatregel. Gelet op de feiten en omstandigheden zoals die in hoger beroep zijn komen vast te staan, oordeelt het hof dat met een langdurige schorsing kan worden volstaan.

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:4 Hof van Discipline 's Gravenhage 240233

    Artikel 13-beklag. Klager wil een advocaat om een herzieningsverzoek in te dienen tegen de beslissing waarin hij strafrechtelijk veroordeeld is. Evenals de deken acht het hof dat die procedure geen redelijke kans van slagen heeft omdat de door klager aangevoerde nova geen nova zijn. Beklag ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:5 Hof van Discipline 's Gravenhage 240110

    Klacht over eigen advocaat. Verweerder heeft te vroeg gedeclareerd en beslag onder zijn voormalig client geprobeerd te leggen omdat de toevoeging nog niet definitief was ingetrokken en bovendien de rechter niet volledig en naar waarheid geinformeerd. Ook heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door onnodig grievend over zijn eigen client uit te laten tegenover de wederpartij. Deel bekrachtiging deels vernietiging beslissing raad. Schorsing voorwaardelijk.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:7 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-781/AL/MN

    Voorzittersbeslissing. Verweerster heeft klaagster bijgestaan in een aantal sociale verzekeringszaken. Dat verweerster daarin op een aantal punten is tekortgeschoten, is door klaagster onvoldoende concreet onderbouwd. Deels niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding, deels kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2025:1 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-348/DH/RO

    Klacht tegen advocaat die beide partners heeft bijgestaan in een echtscheiding. Verweerder heeft bij die bijstand niet voldaan aan de zware zorgplicht die op hem als gemeenschappelijk echtscheidingsadvocaat rust. Hij heeft niet/nauwelijks met klaagster gecommuniceerd, de (enige) inhoudelijke bespreking niet schriftelijk bevestigd en geen onderliggende stukken opgevraagd. Berisping.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:8 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-870/AL/NN

    Voorzittersbeslissing. Verweerder heeft klager bijgestaan in een aantal strafzaken. Dat verweerder heeft gelogen dat hij ruim voor de zitting een afspraak met klager zou maken, is de voorzitter uit de stukken niet gebleken. Evenmin is voor de voorzitter komen vast te staan dat verweerder niet zou hebben meegewerkt aan completering van het dossier met medische stukken. Kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2025:2 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-417/DH/RO

    Verweerder komt een eerder met klager gemaakte afspraak niet na en reageert niet meer. Ook bij de deken heeft verweerder niet gereageerd en hij is niet ter zitting verschenen. Dit klemt te meer, nu verweerder klager op toevoegingsbasis bijstond en zowel de eigen bijdrage als de (advies)vergoeding heeft geïncasseerd, terwijl niet is gebleken dat hij daarvoor werkzaamheden heeft verricht. Strijd met kernwaarde financiële integriteit. Verweerder laat zijn cliënt in de steek en wenst kennelijk op geen enkele wijze verantwoording af te leggen. De raad is daarom van oordeel dat er geen plaats is voor verweerder op het tableau. Schrapping.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:9 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-235/AL/GLD

    Verzetbeslissing. De voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:10 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-473/AL/GLD

    Klacht over de advocaat van de wederpartij. Klacht over gestelde belangenverstrengeling. De raad verklaart de klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2025:3 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-800/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht over door verweerder ter zitting gedane uitlatingen kennelijk ongegrond, omdat de klacht feitelijke grondslag mist. Niet kan worden vastgesteld dat verweerster de gestelde uitlating heeft gedaan.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2025:4 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-812/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat die heeft opgetreden als gemachtigde in een tuchtprocedure bij de deken. Van schending van gedragsregels 7 en 8 is niet gebleken. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:5 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-828/AL/NN

    Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart de klacht wegens strijd met het ne bis in idem-beginsel kennelijk niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2025:5 Raad van Discipline 's-Gravenhage 24-813/DH/DH

    Tweede klacht over advocaat. De verwijten in deze tweede klacht zijn in de kern dezelfde verwijten als in de eerder door klaagster ingediende klacht. Klaagster heeft de mogelijkheid gehad die eerste klacht voor te leggen aan de raad van discipline, maar heeft daar op dat moment vanaf gezien. Geen sprake van ne bis in idem, omdat de eerste klacht niet heeft geleid tot een uitspraak van de tuchtrechter. Voorzitter beschouwt deze tweede klacht als misbruik van procesrecht, omdat het verder laten rusten van een klacht een verweerder de indruk geeft dat de zaak is afgedaan. Klacht daarom kennelijk niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:6 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-737/AL/MN

    De voorzitter verklaart een klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2025:5 Raad van Discipline Amsterdam 24-571/A/NH

    Raadsbeslissing. Klacht over de kwaliteit van de dienstverlening door de eigen advocaat in alle klachtonderdelen gegrond. Verweerder heeft klager niet naar behoren bijgestaan als advocaat. Daarnaast heeft hij in strijd met gedragsregel 14 gehandeld door zich op zeer onzorgvuldige wijze als advocaat te onttrekken. Verder heeft verweerder in strijd met gedragsregel 18 gehandeld door (onder meer) klager er niet op te wijzen dat hij mogelijk alsnog voor een toevoeging in aanmerking kwam. Ten slotte heeft verweerder ten onrechte kosten aan klager in rekening gebracht voor het versturen van betalingsherinneringen. Rekening houdende met alle omstandigheden zal de raad een berisping als maatregel opleggen.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2025:6 Raad van Discipline Amsterdam 24-701/A/A

    Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in alle klachtonderdelen ongegrond. Dat klaagster het niets eens was met de (hoogte van) de door verweerder genoemde schadeclaim en de overige door hem namens zijn cliënte ingenomen standpunten, maakt niet dat verweerder deze standpunten niet had mogen innemen of dat hij klaagster hiermee op grove wijze zou hebben geïntimideerd of bedreigd. Er is ook niet gebleken van een uitzonderingssituatie waarbij verweerder gehouden was de juistheid van de informatie van zijn cliënte te verifiëren. Dat verweerder de leveringsdatum onnodig zou hebben uitgesteld, is de raad evenmin gebleken.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2025:7 Raad van Discipline Amsterdam 24-697/A/A

    Raadsbeslissing. Klacht over de kwaliteit van de dienstverlening door de eigen advocaat in alle klachtonderdelen ongegrond. Hoewel klager de pleitnota pas heel kort voor de zitting van verweerder heeft gekregen, heeft verweerder naar het oordeel van de raad in dit geval voldoende voortvarend gehandeld en voldoende moeite gedaan om, binnen de korte termijn die er nog was, de pleitnota in ieder geval voorafgaand aan de zitting met zijn cliënt te kunnen bespreken. Het is de raad daarbij niet gebleken dat verweerder in zijn pleitnota een onjuistheid heeft vermeld of dat de inhoud van de pleitnota afweek van hetgeen daarover tussen klager en verweerder van tevoren was besproken. Evenmin is het de raad gebleken dat klager als gevolg van het handelen door verweerder op enige wijze in zijn belangen is geschaad. De door verweerder, in samenspraak met klager, ingediende wijziging van de eis was niet te laat en dit kan dan ook niet de reden zijn geweest dat de rechtbank aan deze eiswijziging voorbij is gegaan. Verder is niet gebleken dat verweerder de vorderingen van klager ter zitting zou hebben prijsgegeven, noch dat hij zich op enige wijze zou hebben laten leiden door het belang van de wederpartij.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2025:8 Raad van Discipline Amsterdam 24-687/A/A

    Raadsbeslissing. Klacht over de kwaliteit van de dienstverlening door de eigen advocaat deels gegrond. Verweerder heeft de zaak van klaagster onvoldoende voortvarend behandeld waardoor de zaak onnodig lang heeft geduurd en in een impasse is geraakt. De overige klachtonderdelen zijn deels niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de in artikel 46g lid 1 onder a Advocatenwet genoemde termijn en deels ongegrond. Aan verweerder wordt de maatregel van een waarschuwing opgelegd.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:11 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-595/AL/MN

    Raadbeslissing. Klacht advocaat tegen medeadvocaat. Verweerster heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar in strijd met gedragsregel 21 lid 1 gehandeld door niet gelijktijdig een afschrift van haar uitstelverzoek aan het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg naar de advocaat van de wederpartij te sturen. Deze gedragsregel kan niet opzij worden gezet door een bepaling in het Reglement van orde van de Regionale Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg. De door verweerster gestelde omstandigheid dat het de in tuchtprocedures gebruikelijke werkwijze is maakt niet dat de gedragsregel niet van toepassing is. Klacht deels niet-ontvankelijk, deels gegrond. Geen maatregel.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2025:9 Raad van Discipline Amsterdam 24-852/A/NH

    Voorzittersbeslissing. Kennelijk ongegronde klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerster heeft in haar brief aan klaagster de mogelijkheid geboden om verder met haar in gesprek te gaan. Zij heeft in de brief geen onwaarheid verkondigd en zij heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:12 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-632/AL/MN

    Raadbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat. Verweerder heeft de gekozen processtrategie in duidelijke bewoordingen aan klaagster bevestigd. Klaagster heeft verweerder er niet op gewezen dat de in de aan haar voorgelegde concepten verwoorde grondslag voor de procedure feitelijk niet klopte. Niet is komen vast te staan dat verweerder had moeten weten dat hij een feitelijk onjuist uitgangspunt heeft genomen voor de procedure. Het kan verweerder dan ook niet tuchtrechtelijk worden verweten dat klaagster om deze reden de rechtszaak heeft verloren. Klacht in beide onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:12 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-476/DB/OB

    Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerder heeft gedragsregel 20 lid 1 en gedragsregel 21 lid 1 geschonden doordat hij op 2 mei 2023 twee brieven en op 4 mei 2023 en brief aan de Ondernemingskamer heeft gestuurd, zonder daarvan een afschrift te sturen aan de wederpartij. Met de hiervoor vastgestelde schendingen van de gedragsregels 20 lid 1 en gedragsregel 21 lid 1 heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Dat verweerder – na ingrijpen van de Ondernemingskamer – alsnog afschriften aan de wederpartij heeft verzonden, de wederpartij in de gelegenheid is gesteld om op de stukken te reageren en verweerder voor zijn handelen zijn excuses heeft aangeboden doet aan het onbetamelijke van verweerders handelen niet af. De raad neemt hierbij onder meer in aanmerking dat verweerder blijkens zijn brief van 2 mei 2023 aan de Ondernemingskamer bewust heeft gehandeld en de kennelijke bedoeling heeft gehad om de wederpartij in de procedure op achterstand te plaatsen en daarmee in haar processuele belangen te schaden. Klachtonderdeel 1 is op gegrond van het voorgaande gegrond. Klaagsters verwijten verweerder dat hij zonder machtiging de wettelijke geheimhoudingsplicht van artikel 2:351 lid 4 BW heeft doorbroken, hetgeen in strijd is met de kernwaarde integriteit en met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Met zijn opmerking dat een wettelijk verbod hem “niet boeit” onderstreept verweerder dat hij zich weinig aantrekt van de regels die zijn opgesteld ter bescherming van de belangen van (overige) betrokkenen bij deze procedure, aldus klaagsters. De raad stelt vast dat het onderdeel van klachtonderdeel 2, dat ziet op de schending van de wettelijke geheimhoudingsplicht van artikel 2:351 lid 4 BW, reeds is beoordeeld in de tuchtprocedure die heeft geleid tot de in randnummer 2.18 genoemde beslissing van de raad van 26 februari 2024 (kenmerk 23-717/DB/OB/D). Gelet op het bepaald in artikel 47b lid 1 Advocatenwet is klachtonderdeel 2 in zoverre niet-ontvankelijk. Voor zover klachtonderdeel 2 ziet op het verwijt dat verweerder heeft gezegd dat een wettelijk verbod hem “niet boeit” is de raad van oordeel dat, als de raad al feitelijk zou kunnen vaststellen dat die uitlating is gedaan, het ter zake aan verweerder gemaakte tuchtrechtelijke verwijt, naast hetgeen waarvoor verweerder reeds bij beslissing van tuchtrechtelijk is veroordeeld, onvoldoende zelfstandige betekenis heeft. In zoverre is klachtonderdeel 2 ongegrond. Op grond van de ernst van het vastgestelde tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen en het feit dat verweerder reeds meerdere malen tuchtrechtelijk is veroordeeld acht de raad oplegging van een voorwaardelijke schorsing voor de duur van zes weken passend en geboden.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:14 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 24-973/AL/MN

    Verzoek opheffing schorsing op grond van artikel 60ab Advocatenwet. De raad stelt vast dat verzoeker zich met ingang van 2 januari 2025 van het tableau heeft laten uitschrijven. Verzoeker is dus niet meer als advocaat werkzaam. Gelet op die omstandigheid is niet gebleken dat verweerder nog enig belang heeft bij het verzoek om de opgelegde schorsing op te heffen. Ook tijdens de zitting van de raad heeft (de gemachtigde van) verzoeker desgevraagd niet aangegeven welk belang hij nog bij dit verzoek heeft. De raad zal wegens het ontbreken van enig belang het verzoek niet-ontvankelijk verklaren. 4.2 Ten overvloede overweegt de raad nog het volgende. Voor opheffing van een schorsing ingevolge het bepaalde in artikel 60ab lid 6 Advocatenwet moet aannemelijk zijn dat de gronden die hebben geleid tot de in de beslissing van de raad van 14 oktober 2024 opgelegde schorsing niet meer aanwezig zijn. Daarover heeft verweerder echter niets aangevoerd en de deken heeft gemotiveerd aangevoerd dat die gronden nog onverkort aanwezig zijn. Bij die stand van zaken is er naar het oordeel van de raad geen grond om tot opheffing van de schorsing over te gaan. De aangevoerde omstandigheid dat verzoeker het oneens is met het handelen van de deken is voor de beoordeling van dit verzoek niet van belang.

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:6 Hof van Discipline 's Gravenhage 240056 240057D

    In deze zaken gaat het om de klacht van klager en het dekenbezwaar van de deken, die er in de kern op neerkomen dat verweerder voortdurend nalaat adequaat te reageren op e-mails en verzoeken die hij als advocaat ontving. Net als de raad acht het hof zowel de klacht als het dekenbezwaar gegrond. Door de raad is aan verweerder de maatregel van schrapping opgelegd. Verweerder richt zijn hoger beroep met name tegen deze opgelegde maatregel. Gelet op de feiten en omstandigheden zoals die in hoger beroep zijn komen vast te staan, oordeelt het hof dat met een langdurige schorsing kan worden volstaan.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:13 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-427/DB/OB

    Raadsbeslissing. Klacht over de kwaliteit van de dienstverlening van de eigen advocaat. Vaststaat dat klager niet door verweerder is bijgestaan. Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is de raad niet gebleken van enig rechtstreeks belang van klager bij de klacht. De raad zal klager dan ook niet-ontvankelijk verklaren. Klaagster is wel door verweerder bijgestaan en kan in de klacht worden ontvangen. In het licht van de door verweerder geschetste omstandigheden waaronder de regeling moest worden getroffen, is het verzuim om klaagster te wijzen op het risico dat zij op de zwarte lijst zou worden geplaatst naar het oordeel van de raad van onvoldoende gewicht om verweerder het tuchtrechtelijk verwijt te maken dat hij in de advisering steken heeft laten vallen. Klaagster heeft verder geklaagd dat zij niet heeft ingestemd met de getroffen minnelijke regeling. Dat klaagster niet heeft ingestemd met de getroffen regeling heeft verweerder uitdrukkelijk weersproken en blijkt ook niet uit de stukken. Integendeel, uit de stukken blijkt dat klaagster bij e-mail van 7 november 2020 heeft ingestemd met de regeling. Klaagster verwijt verweerder dat hij zich op het laatste moment als advocaat heeft onttrokken. Verweerder heeft ook dit klachtonderdeel weersproken. De raad stelt bij dit klachtonderdeel voorop dat het een advocaat vrij staat om de werkzaamheden te beëindigen. Als de vertrouwensbasis is vervallen, is hij daartoe zelfs gehouden. Een advocaat mag zich niet op een ontijdig moment terugtrekken. De raad stelt vast dat verweerder dat ook niet heeft gedaan. Verweerder heeft tijdig aan klaagster medegedeeld dat hij na afloop van de procedure in kort geding geen opdracht meer van klaagster zou aannemen. Beide klachtonderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:7 Hof van Discipline 's Gravenhage 230203 230204

    Advocaat én curator. Conflict van plichten?Klager heeft, toen partijen bijna een schuldeisersakkoord hadden gesloten, abusievelijk een ‘e-maillint’, met gedurende circa drie jaar tussen klager en zijn cliënten gewisselde e-mails, naar de curatoren/verweerders gestuurd. De eerste van de e-mails uit het lint waren voor verweerders bedoeld. Het lint bevatte verder ook e-mails met vertrouwelijke correspondentie tussen klager en zijn cliënten, die niet voor verweerders bedoeld waren. Verweerders hebben van het lint kennisgenomen en vervolgens van de informatie gebruik gemaakt. Het hof oordeelt allereerst dat de in de uitspraak geschetste omstandigheden maken dat verweerders niet onzorgvuldig of onbetamelijk hebben gehandeld door kennis te nemen van de vertrouwelijk informatie in ‘het e-maillint’.Na kennisneming stonden verweerders voor een conflict van plichten, namelijk enerzijds de (maatschappelijke) plicht van de curator om in het belang van de failliete boedel te handelen en anderzijds de plicht om de kernwaarde vertrouwelijkheid voor advocaten te respecteren.In hun rol van curator zijn verweerders gehouden om het publieke belang bij een deugdelijke en eerlijke afwikkeling van een faillissement te waarborgen. In dat verband hebben verweerders de rechter-commissaris geïnformeerd. De wetenschap dat zij de boedel met de regeling die nagenoeg tot stand was gekomen (mogelijk) zouden benadelen, konden verweerders in hun rol van curator eenvoudigweg niet naast zich neerleggen. De hoedanigheid van advocaat bracht voor verweerders mee dat zij de vertrouwelijkheid tussen klager en zijn cliënt moesten waarborgen. De vraag die in deze context voorligt, is of verweerders binnen dit conflict van plichten zodanig hebben gehandeld dat zij daardoor het vertrouwen in de beroepsgroep hebben geschaad.Anders dan de raad beantwoordt het hof deze vraag ontkennend.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:14 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-319/DB/OB

    Verzetbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. De raad is op grond van het verzetschrift van oordeel dat de verzetgronden van klaagster niet slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht de juiste maatstaf toegepast en voorts rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:8 Hof van Discipline 's Gravenhage 240253

    Beklag tegen beslissing deken geen advocaat aan te wijzen. Geen redelijke kans van slagen. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:8 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-572/DB/OB 24-573/DB/OB 24-574/DB/OB

    Raadsbeslissing. De klachten zijn niet-ontvankelijk op grond van artikel 46g, eerste lid en onder a, van de Advocatenwet

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:9 Hof van Discipline 's Gravenhage 240038D

    De deken verwijt verweerder dat hij heeft gebankierd met derdengelden. De raad heeft het bezwaar van de deken gegrond verklaard en aan verweerder een schorsing opgelegd. Verweerder is tegen die beslissing in beroep gekomen. Het hof onderschrijft het oordeel van de raad dat verweerder stelselmatig, namelijk voor drie cliënten en van in ieder geval 2016 tot en met 2021, en met grote bedragen heeft gebankierd met derdengelden en dat derdengelden langdurig zonder noodzaak zijn geparkeerd op zijn derdenrekening. Evenals de raad acht het hof het langdurig bankieren met derdengelden door verweerder zeer ernstig. Gelet op de maatregelen die de tuchtrechter in eerdere zaken over bankieren met derdengelden heeft opgelegd , acht het hof echter de door de raad opgelegde maatregel van een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van 12 weken te fors. Het hof legt aan verweerder de maatregel van schorsing voor de duur van 8 weken op. Deze maatregel acht het hof passend, omdat sprake is geweest van ongeoorloofd bankieren en parkeren van gelden gedurende enkele jaren, bij verschillende cliënten en met grote bedragen.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:9 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-467/DB/OB

    Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:10 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-514/DB/LI

    Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij bij het leggen van pandhoudersbeslag. Het schenden van artikel 21 Rv door het niet vermelden in het verzoekschrift ex artikel 496 lid 2 Rv dat de echtheid van de handtekeningen van de pandakte werd betwist, kan verweerder worden aangerekend. Een verzoek tot het leggen van pandhoudersbeslag is verstrekkend. Er wordt daarom meer verwacht van een advocaat dan dat hij enkel als doorgeefluik fungeert voor de cliënt. Dit betreft een uitzonderingssituatie op het algemene uitgangspunt dat een advocaat kan uitgaan van de juistheid en volledigheid van de informatie die hij van zijn cliënt ontvangt. Klacht gegrond.Meegewogen wordt dat verweerder het verzoekschrift door een collega heeft laten opstellen en vervolgens heeft ingediend zonder zich van de inhoud daarvan te vergewissen en dat verweerder geen oog heeft voor de gevolgen van zijn handelen. De raad vreest dat verweerder in de toekomst op dezelfde onbetamelijke manier zal handelen. Verweerder heeft niet de moeite genomen om de klacht op adequate wijze te bestuderen aan de hand van zijn dossier. Het tuchtrecht wordt door verweerder dus niet voldoende serieus genomen. Schorsing van 4 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:11 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 24-404/DB/OB

    Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerster heeft oog gehouden voor het feit dat haar kantoorgenoot al meerdere jaren optreedt namens klager en dat zij daarom niet zomaar voor klagers zoon heeft mogen optreden. Door toch (oppervlakkig) inhoudelijk te adviseren, heeft verweerster in strijd gehandeld met gedragsregel 15. Waarschuwing.