Zoekresultaten 1-20 van de 1702 resultaten

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:229 Hof van Discipline 's Gravenhage 250363

    Afwijzing verzoek verwijzing klacht over deken. Het indienen van een klacht is niet het ge-eigende middel om de aanpak of de wijze van onderzoek door verweerster (in haar hoedanigheid van deken) ter discussie te stellen.

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:230 Hof van Discipline 's Gravenhage 250377

    Klacht over deken wordt niet verwezen. De klacht is prematuur omdat er nog geen beslissing op het aanwijzingsverzoek op grond van artikel 13 Advocatenwet is genomen. Er is door de deken om nadere informatie en stukken verzocht om het verzoek te kunnen beoordelen. Daarnaast staat bij uiteindelijke afwijzing van het verzoek de beklagprocedure open.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:244 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-629/AL/MN

    Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart een klacht over de kwaliteit van de dienstverlening kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:245 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-642/AL/NN

    Voorzittersbeslissing. Klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk omdat daarover al eerder onherroepelijk tuchtrechtelijk is geoordeeld en voor het overige kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:246 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-644/AL/MN

    Voorzittersbeslissing. De voorzitter is niet gebleken dat verweerder de grenzen van de hem toekomende vrijheid als advocaat van de wederpartij van klaagster heeft overtreden. Kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:155 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 25-630/DB/OB

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de incassoadvocaat van de wederpartij. Verweerder heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld ten tijde en na het versturen van een sommatiebrief. Ook was verweerder voldoende helder dat hij als advocaat optrad namens zijn cliënt. Klacht kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:243 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-555/AL/MN

    Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart een klacht over de kwaliteit van de dienstverlening kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:225 Hof van Discipline 's Gravenhage 250043

    Klacht eigen advocaat. Verweerster heeft klager bijgestaan in een arbeidsrechtelijke procedure in hoger beroep. Klager is ontevreden over de wijze waarop verweerster hem heeft bijgestaan. Volgens klager is verweerster bij de behandeling van zijn zaak in ernstige mate tekortgeschoten in de uitoefening van het beroep van advocaat. De raad heeft geoordeeld dat niet is gebleken van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerster en heeft de klacht in alle klachtonderdelen ongegrond verklaard. Het hof sluit zich – na toepassing van een ruimhartige uitleg van de beroepsgronden – bij dat oordeel van de raad aan. De klacht is ook in hoger beroep in alle klachtonderdelen ongegrond. Bekrachtiging raadsbeslissing.

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:226 Hof van Discipline 's Gravenhage 250041

    Klacht over eigen advocaat. Klaagster heeft in 2010 een verkeersongeval gehad, waaraan zij letsel heeft overgehouden. Verweerder heeft klaagster bijgestaan in een geschil met de WA-verzekeraar. De raad heeft de klacht van klaagster deels gegrond, deels ongegrond en deels niet-ontvankelijk verklaard. Alleen de niet-ontvankelijk verklaarde klachtonderdelen liggen nog ter beoordeling bij het hof voor. Het hof is met de raad van oordeel dat klaagster al in 2018/2019 op de hoogte was van de nadelige gevolgen van de door haar gestelde tuchtrechtelijk verwijtbare handelingen van verweerder. Klaagster heeft met betrekking tot deze klachtonderdelen te laat geklaagd en is niet-ontvankelijk in haar klacht. Bekrachtiging raadsbeslissing.

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:227 Hof van Discipline 's Gravenhage 240268 240269

    Deze procedure betreft een klacht die is ingediend door een klokkenluider tegen advocaat-onderzoekers die onderzoek hebben gedaan naar de melding van die klokkenluider. De Raad van Discipline heeft geoordeeld dat het door verweerders verrichte onderzoek en de naar aanleiding daarvan uitgebrachte rapportage voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Het Hof van Discipline is van oordeel dat het door verweerders opgestelde onderzoeksprotocol op het punt van hoor en wederhoor onvoldoende duidelijk was en dat verweerders hadden moeten begrijpen dat zij – gegeven de onduidelijkheid – klager ook inzage hadden moeten geven in het (substantiële) deel van het rapport waarin conclusies en aanbevelingen waren opgenomen, gelet de juridische betekenis daarvan voor klager. Het hof verklaart de klacht dan ook alsnog deels gegrond en legt aan verweerders de maatregel van een waarschuwing op.

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:228 Hof van Discipline 's Gravenhage 240248

    Klacht tegen advocaat wederpartij. Verweerder heeft opgetreden voor de wederpartij van klaagster in een kortgedingprocedure met als doel het door klaagster aan de cliënt van verweerder opgelegde toegangsverbod tot een moskee ongedaan te maken. Klaagster verwijt verweerder (onder meer) dat hij zich (in de processtukken) in deze procedure onnodig grievend jegens een van de bestuursleden van de vereniging heeft uitgelaten. Het hof oordeelt dat klaagster als vereniging kan worden ontvangen in haar klacht omdat de bestuursleden werden aangesproken in hun functie van bestuurder van de vereniging en de vereniging daarmee rechtstreeks in haar belang is getroffen. Het hof oordeelt vervolgens dat de door verweerder in de kortgedingdagvaarding gebruikte bewoordingen gelet op de inzet van het kortgeding – de opheffing van een toegangsverbod – geen redelijk doel dienden en als onnodig grievend dienen te worden gekwalificeerd. Het hof sluit zich aan bij de door de raad opgelegde maatregel van waarschuwing. Bekrachtiging raadbeslissing.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:241 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-266/AL/GLD

    Klagers - een curator en haar advocaat - beklagen de advocaat van de wederpartij. Verweerder heeft namens zijn cliënten ook een klacht over klagers ingediend. Naar het oordeel van de raad kunnen de daarin gebruikte bewoordingen niet anders worden uitgelegd dan dat klagers leugenaars zouden zijn. Verweerder wist kort daarna dat hij met zijn ferme aantijgingen over zijn mede-advocaten fout zat, maar heeft daarvan naar het oordeel van de raad onvoldoende afstand genomen, ook niet tijdens de zitting van de raad. Verweerder had daarin pro-actiever en welwillender richting zijn collega’s moeten handelen, zeker na hun herhaalde verzoeken daartoe. Datzelfde geldt voor het onder verantwoordelijkheid van verweerder door een foute adressering doorsturen van de klacht over klaagster aan een niet betrokken advocatenkantoor. Klaagster was niet alleen niet werkzaam bij dat kantoor. Onduidelijk is ook waarom verweerder het nodig vond om die individuele klacht over klaagster onder de aandacht te brengen van een advocatenkantoor. Uitgangspunt is dat een goede beroepsuitoefening binnen de advocatuur gediend is met een onderlinge verhouding tussen advocaten die berust op vertrouwen en welwillendheid. Naar het oordeel van de raad heeft verweerder die onderlinge verhouding met klagers verstoord. Het had verweerder gesierd om zijn fouten meteen na ontdekking en zonder voorbehouden bij klagers recht te zetten. Verweerder heeft dat naar het oordeel van de raad onvoldoende oprecht gedaan. Naar het oordeel van de raad is de maatregel van waarschuwing daarom passend en geboden.

  • ECLI:NL:TADRARL:2025:242 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 25-267/AL/GLD 25-268/AL/GLD

    Klacht over curator en over de advocaat van de curator. Anders dan klagers is de raad van oordeel dat verweerders niet actief bij de toenmalige advocaten van klagers of bij klagers om toestemming hoefden te vragen om informatie uit een factuur met specificaties van de eerdere advocaten van klagers te mogen gebruiken in de procedure tegen klagers. De toenmalige advocaten hebben de bewuste factuur met specificaties op eigen initiatief ter verificatie bij verweerster ingediend zonder aan het gebruik daarvan voorwaarden te verbinden. Klagers zelf hadden tijdens een gesprek bij de rechter-commissaris tegen het gebruik van die factuur met specificaties van hun voormalige advocaten bezwaar kunnen maken. In elk geval hadden dat zij dat binnen een redelijke termijn na ontvangst van die stukken kunnen doen. Vast staat dat klagers pas twee maanden later hun bezwaren kenbaar hadden gemaakt nadat verweerders de informatie in de dagvaarding hadden meegenomen. Naar het oordeel van de raad was deze handelwijze van verweerders in de hiervoor geschetste omstandigheden tuchtrechtelijk dan ook toelaatbaar. Klacht ook overigens ongegrond.

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:224 Hof van Discipline 's Gravenhage 250086

    Klacht van derde. Klager verwijt verweerder dat hij zich onnodig grievend heeft uitgelaten ten opzichte van een politieambtenaar door tegen haar uit te vallen en zich onbeschoft te gedragen. De raad heeft geoordeeld dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht. Het hof sluit zich bij dit oordeel aan. Het persoonlijke karakter van het tuchtrecht brengt mee dat alleen diegene die onheus is bejegend over die bejegening kan klagen. Klager is door de gestelde grievende uitlatingen niet rechtstreeks in een eigen belang getroffen. Bekrachtiging raadsbeslissing

  • ECLI:NL:TADRSHE:2025:154 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 25-452/DB/LI

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat. Diverse verwijten over de kwaliteit van de dienstverlening en het neerleggen daarvan, de bejegening en afspraken met klagers rechtsbijstandsverzekeraar zijn kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2025:206 Raad van Discipline Amsterdam 25-372/A/A

    Raadsbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij is in alle klachtonderdelen ongegrond. Er bestond voor verweerster naar het oordeel van de raad geen aanleiding om onderzoek te doen naar de herkomst, authenticiteit of echtheid van de ingebrachte leningsovereenkomst. Het verwijt dat verweerster met het inbrengen van dit stuk in de procedure bewust onjuiste informatie heeft verstrekt, faalt. Verweerster behartigde de belangen van haar cliënt toen zij de overeenkomst inbracht. Dat zij daarbij de belangen van klaagster onevenredigheid zou hebben geschaad, is de raad niet gebleken. Evenmin is het de raad gebleken dat verweerster met het leggen van het beslag de belangen van klaagster nodeloos en ontoelaatbaar zou hebben geschaad.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2025:207 Raad van Discipline Amsterdam 25-307/A/A

    Ongegrond verzet.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2025:208 Raad van Discipline Amsterdam 25-323/A/A 25-324/A/A

    Raadsbeslissing. Klachten over het handelen van verweerder in een andere hoedanigheid, te weten in de rol van deskundige op het gebied van sanctiewetgeving zijn ongegrond. Er is geen sprake van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Verweerder kan ten aanzien van de genoemde uitlatingen geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Dat de uitlatingen van verweerder klagers onwelgevallig zijn, maakt niet dat het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Dat verweerder zich middels het opmaken van een verklaring ten onrechte zou hebben gemengd in de procedure of dat hij hiermee een “verborgen procespartij” zou zijn geweest, en dat hij (daarom) het vertrouwen in de advocatuur zou hebben geschaad, is naar het oordeel van de raad niet gebleken. Verweerder heeft een verklaring opgesteld omdat hierom werd verzocht. Een tuchtrechtelijk verwijt kan hem niet worden gemaakt. Het verwijt van klaagster 2 dat verweerder haar geheimhoudingsplicht op enige wijze zou hebben geschonden, kan de raad niet plaatsen. Ook hier geldt dat verweerder zijn uitlatingen heeft gedaan in zijn rol als deskundige. Niet valt in te zien waarom hij klaagster 2 hierover (vooraf) over had moeten informeren, laat staan dat hij met het nalaten hiervan de geheimhoudingsplicht van klaagster 2 heeft geschonden of het vertrouwen in de advocatuur zou hebben geschaad.

  • ECLI:NL:TAHVD:2025:223 Hof van Discipline 's Gravenhage 250360

    Klacht wordt niet verwezen. Het hof overweegt dat het indienen van een klacht tegen een advocaat die in dit geval ook deken is, niet de geëigende wijze is om de weigering van die deken om een advocaat aan te wijzen aan de orde te stellen. De weigering van de deken om een advocaat aan te wijzen kent in de Advocatenwet een zelfstandige rechtsgang, te weten het artikel 13-beklag. Klaagster is daarvan op de hoogte en kan bij het hof een dergelijk beklag indienen. Zij heeft er echter voor gekozen om dit niet te doen en in plaats daarvan een klacht tegen de deken in te dienen. Aangezien de klacht verder geen omschrijving bevat van enig handelen of nalaten van de deken op grond waarvan de tuchtrechter tot de conclusie zou kunnen komen dat tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld, ziet het hof geen aanleiding om de klacht voor onderzoek naar een andere deken te verwijzen.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2025:205 Raad van Discipline Amsterdam 25-580/A/DH

    Raadsbeslissing. De raad stelt voorop dat mr. B de opdracht aan verweerder had gegeven tot het opstellen van een (cassatie)advies. Tussen mr. B en verweerder bestond dus een advocaat-cliëntrelatie. Verweerder hoefde daarom alleen contact te onderhouden met mr. B als zijn opdrachtgever. Het was vervolgens aan mr. B om zijn cliënt, klager, op de hoogte te stellen van de inhoud van het advies van verweerder. Dat mr. B dat (kennelijk) niet heeft gedaan, kan verweerder niet tuchtrechtelijk worden verweten. Verweerder kon en mocht zijn “quick scan”-advies opstellen zonder dat hij wist of klager hiervan op de hoogte was en hiervoor al dan niet expliciet zijn toestemming had gegeven. Klachtonderdeel a) is daarom ongegrond. Ten aanzien van het verwijt dat verweerder in een belangenconflict zou zijn geraakt, overweegt de raad dat dit alleen had kunnen spelen als klager op enig moment (ook) de cliënt van verweerder zou zijn geweest, maar daarvan is geen sprake. Verweerder diende enkel het belang van mr. B en er bestond voor hem geen enkele noodzaak laat staan verplichting om klager hierover op enige wijze te informeren. Dat klager als gevolg van het (cassatie)advies van verweerder op enige wijze rechtstreeks in zijn belangen zou zijn geraakt, valt daarom niet in te zien. Het in klachtonderdeel c) gemaakte verwijt ziet op de kwaliteit en inhoud van het advies dat verweerder aan zijn cliënt, mr. B, verstrekte. Dat klager het kennelijk oneens was met deze opdracht en de deugdelijkheid van het advies, maakt niet dat klager een rechtstreeks belang heeft bij dit klachtonderdeel. Dit klachtonderdeel is daarom niet-ontvankelijk.