Zoekresultaten 111-120 van de 20282 resultaten

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:47 Raad van Discipline Amsterdam 23-705/A/A/D

    Dekenbezwaar; Aan de strafrechtadvocaat van de verdachte aan wie in het belang van het onderzoek beperkingen zijn opgelegd, komt het bijzondere privilege van vrije toegang tot de verdachte toe. Dit bijzondere privilege brengt de verantwoordelijkheid mee dat in geval van beperkingen ook de advocaat zich hieraan dient te houden. De raad is van oordeel dat op basis van de van het OM verkregen Encrochat-berichten in combinatie met de mastlocatiegegevens met voldoende zekerheid valt vast te stellen dat verweerder de aan zijn cliënt opgelegde beperkingen heeft geschonden door met derden zaaksinhoudelijke informatie over de strafzaak te delen waarin hij de verdachte bijstond. Door de beperkingen van zijn cliënt te schenden heeft verweerder de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen en de kernwaarden onafhankelijkheid en integriteit overtreden en daarmee het vertrouwen in de advocatuur ernstig geschaad. Dit wordt verweerder zwaar aangerekend. Ondanks de feiten kan de raad echter niet volledig uitsluiten dat verweerder onbedoeld meer informatie heeft verstrekt aan derden dan hij gelet op de beperkingen van zijn cliënt mocht verstrekken. Verder heeft verweerder weliswaar een ernstige antecedentenlijst, maar is hij op dit gebied een ‘first offender’ en is hij niet eerder tuchtrechtelijk veroordeeld voor het schenden van beperkingen. De raad acht - dit alles afwegend - een onvoorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van zes weken passend en geboden.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:54 Raad van Discipline Amsterdam 23-814/A/A

    Klaagster heeft in 2020 een vaststellingsovereenkomst (VSO) gesloten met verweerster. Verweerster is nadien door een voormalig cliënt verzocht om op grond van de AVG inzage te geven in diens persoonsgegevens. Verweerster heeft daaraan voldaan. Klaagster stelt dat verweerster met die handeling de VSO heeft geschonden, alsmede jegens klaagster in strijd met de AVG heeft gehandeld. De raad verklaart de klacht ongegrond. De vraag of verweerster de VSO heeft geschonden dient klaagster aan de civiele rechter voor te leggen. Ook de vraag of verweerster in strijd met de AVG heeft gehandeld hoort niet thuis bij de tuchtrechter.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2024:48 Raad van Discipline Amsterdam 24-058/A/A

    TUL. Bij onherroepelijk geworden beslissing van de raad van 13 juli 2020 (ECLI:NL:TADRAMS:2020:166) is aan verweerder een voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk opgelegd voor de duur van vier weken. Als algemene voorwaarde is daarbij gesteld dat verweerder zich binnen een proeftijd van twee jaar niet opnieuw schuldig maakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging. De raad heeft vastgesteld dat aan verweerder twee keer een maatregel is opgelegd voor gedragingen die (grotendeels) binnen de proeftijd van de beslissing van 13 juli 2020 vallen. Verweerder heeft hiermee niet voldaan aan de algemene voorwaarde zoals de raad heeft gesteld in zijn beslissing van 13 juli 2020. De raad ziet in deze omstandigheden aanleiding om, met toepassing van artikel 48e Advocatenwet, de tenuitvoerlegging te gelasten van de bij de beslissing van de raad van 13 juli 2020 aan verweerder opgelegde voorwaardelijke schorsing. De raad ziet geen aanleiding om gedeeltelijke tenuitvoerlegging te gelasten. Verweerder is in de afgelopen 15 jaar maar liefst 10 keer tuchtrechtelijk veroordeeld. Verweerder heeft weliswaar enkele maanden geleden een coach in de arm genomen maar deze coaching betreft met name een kantoorbreed traject en niet zozeer coaching specifiek gericht op de werkwijze van verweerder. Hoewel een goede kantoororganisatie essentieel is, biedt coaching onvoldoende garantie dat verweerder niet meer tuchtrechtelijk over de schreef zal gaan. Het tuchtrechtelijk verleden van verweerder kan immers niet louter aan zijn kantoororganisatie worden toegeschreven. Verweerder schiet veelal tekort op het gebied van zijn (eigen) communicatie. Dat een schorsing van vier weken grote gevolgen heeft voor zijn kantoor, aangezien het kantoor met name om zijn persoon draait en verder bestaat uit jonge medewerkers kan niet gelden als reden om niet tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dergelijke omstandigheden dienen voor rekening en risico van verweerder te blijven. Ook het tijdsverloop is geen aanleiding om gedeeltelijke tenuitvoerlegging te gelasten.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:82 Hof van Discipline 's Gravenhage 240080

    Klacht tegen een voormalig deken niet voor onderzoek verwezen.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:76 Hof van Discipline 's Gravenhage 230165

    Verweerder is met klager in 2012 een succesfee overeengekomen die bij een bepaalde gunstige uitkomst in rekening zal worden gebracht. Verweerder heeft voor zijn werkzaamheden regelmatig gedeclareerd. In april 2021 heeft verweerder de succesfee bij klager in rekening gebracht. Het hof oordeelt dat klager in zijn klacht van december 2022 niet-ontvankelijk is. Klager had tot drie jaar na het overeenkomen van de succesfee om te klagen. Ook als wordt aangenomen dat klager pas in april 2021 op de hoogte raakte van de gevolgen van de afspraken is hij te laat, hij had dan tot april 2022 om te klagen. Ten overvloede overweegt het hof dat uit de toelichting op artikel 7.7 Voda volgt dat er geen wezenlijk bezwaar bestaat tegen resultaatgerelateerde afspraken, zolang tevens is voorzien in een uurtarief dat kostendekkend is en voorziet in een bescheiden honorarium – een voorwaarde die beoogt de onafhankelijkheid van de daarbij geen vereiste.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:83 Hof van Discipline 's Gravenhage 240037

    Verweerder heeft hoger beroep ingesteld en ingetrokken. Het hof stelt de ingangsdatum van de door de raad opgelegde schorsing vast.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:77 Hof van Discipline 's Gravenhage 230375

    Artikel 13 lid 1 Advocatenwet: Afwijzing door deken een advocaat aan te wijzen. Het hof verklaart het beklag tegen deze beslissing ongegrond. De termijn om hoger beroep in te stellen in de zaak waarvoor klager een advocaat nodig had is verstreken. De aanwijzing van een advocaat om hoger beroep in te kunnen stellen is daarmee zinloos geworden

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:78 Hof van Discipline 's Gravenhage 230117

    Klager verwijt verweerder onterecht dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan belangenverstrengeling. Klager heeft zich in 2019 gewend tot verweerder in verband met een faillissementskwestie. Na een ges prek heeft klager afgezien van de bijstand van verweerder. In 2022 is verweerder een andere partij gaan bijstaan in een kwestie tegen klager. Van tegenstrijdige belangen is echter geen sprake en de zaken uit 2019 en 2022 hielden ook geen verband met elkaar.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:79 Hof van Discipline 's Gravenhage 230050

    Klacht over eigen advocaat. Verweerder heeft klager bijgestaan in een geschil met zijn werkgever. Verweerder heeft daarbij nagelaten om klager voorafgaand aan het indienen van zienswijzen te adviseren over de (financiële) gevolgen van berusting in ontslag. De ingediende zienswijzen waren bovendien van onvoldoende kwaliteit. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TAHVD:2024:80 Hof van Discipline 's Gravenhage 240002

    Verzoek tot verwijzing van een klacht tegen twee advocaten naar een andere raad of een andere deken afgewezen. De klacht tegen de ene advocaat is al in behandeling bij de raad van discipline en kan niet meer verwezen worden naar een andere raad. De klacht tegen de andere advocaat is nog niet ingediend en het verzoek is aldus voorbarig. Voor zover deze klacht alsnog zal worden ingediend, geldt dat het stadium van de klachten te ver uiteenloopt.