Zoekresultaten 12751-12800 van de 41772 resultaten

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:67 Raad van Discipline Amsterdam 19-095/A/NH

    Voorzittersbeslissing. Klaagster niet-ontvankelijk in grootste gedeelte van haar klacht wegens tijdverloop. Verweerster heeft het advies van 2 april 2013 op diezelfde datum aan klaagster toegezonden. De termijn uit artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet is dan ook in beginsel op die datum gaan lopen. Klaagster was toen immers bekend met de inhoud van het advies en met het feit dat verweerster haar werkzaamheden voor klaagster had neergelegd. Door hierover pas op 3 september 2018 een klacht in te dienen, heeft klaagster de in artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet genoemde termijn overschreden. Voor zover klaagster stelt dat zij pas later bekend is geworden met de gevolgen van het handelen of nalaten van verweerster kan haar dat niet baten. De verwijten van klaagster komen er in de kern op neer dat verweerster in haar advies niet heeft gewezen op mogelijke niet-ontvankelijkheid en verjaring, op grond waarvan de vorderingen van klaagster zijn gestrand bij het Gerechtshof Amsterdam en uiteindelijk ook bij de Hoge Raad. De voorzitter gaat er vanuit dat klaagster met de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam op of kort na 13 september 2016 bekend was. Dat de betreffende uitspraak toen nog niet in kracht van gewijsde was gegaan doet hier niet aan af. Voor zover ervan zou moeten worden uitgegaan dat klaagster pas na de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 13 september 2016 op de hoogte was van de gevolgen van het verweten handelen c.q. nalaten van verweerster, geldt dat de termijn voor het indienen van een klacht dan één jaar later, en dus op of kort na 13 september 2017 zou zijn verstreken. Ook dan heeft klaagster te laat geklaagd. Klaagster deels niet-ontvankelijk, klacht voor het overige kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:74 Raad van Discipline Amsterdam 18-967/A/A

    Klacht over eigen advocaat. Beslissing van de Geschillencommissie kan voor de beoordeling van een tuchtklacht relevant zijn, maar beslissing bindt de tuchtrechter niet. Gelet op het verweer van verweerder, dat als zodanig niet (althans niet gemotiveerd) door klager is betwist, acht de raad het begrijpelijk dat verweerder de dagvaarding in de staat waarin die zich bevond op het moment van beëindiging van de opdracht ter betekening aan de deurwaarder heeft gestuurd. Verweerder heeft daarmee niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Geen sprake van excessief declareren. Behoedzaam gebruik gemaakt van retentierecht. Klacht in alle onderdelen ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:68 Raad van Discipline Amsterdam 18-797/A/NH

    Herstelbeslissing. Per abuis is in de beslissing van 18 maart 2019 een deel van de tekst in het dictum weggevallen, namelijk het gedeelte van de tekst met betrekking tot de ingangsdatum van de schorsing.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2019:75 Raad van Discipline Amsterdam 18-874/A/A

    Verzet niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TAHVD:2018:226 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180140D

    Dekenbezwaar. Het dekenbezwaar heeft een grote overlap met de klacht van klagers en deze deken in zaak 180139. Er is geen grond dezelfde gedragingen tweemaal te beoordelen. Verder betreft het dekenbezwaar het feit dat verweerder de aansprakelijkstelling van klagers in 180139 niet direct heeft gemeld bij de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. Het hof oordeelt dat verweerder een structureel beeld van onzorgvuldig handelen vertoont waardoor de belangen van klagers zijn geschaad. Voorwaardelijke schorsing van 2 weken. Proceskostenveroordeling. Gedeeltelijke vernietiging beslissing raad

  • ECLI:NL:TAHVD:2018:227 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180175D

    Dekenbezwaar. Verweerder is zakelijke banden aangegaan met (veroordeelde) criminelen en is in dat verband aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij criminele activiteiten. Verweerder heeft in dit verband minst genomen de schijn gewekt dat hij is opgetreden als facilitator van criminele activiteiten. Bekrachtiging beslissing van de raad, schrapping. Proceskostenveroordeling.

  • ECLI:NL:TAHVD:2018:228 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180139

    Klacht tegen eigen advocaat. Verweerder heeft stukken niet fatsoenlijk en gestructureerd aan het gerechtshof aangeleverd. Tevens appel van de deken voor maatregel en verzoek om uitspraak onzorgvuldig rechtshulpverlening. Verweerder heeft niet de zorgvuldigheid betracht die een behoorlijk rechtshulpverlener betaamt (art. 48 lid 9 jo. 57 lid 2 Aw), nu verweerder doorlopend fouten heeft gemaakt in de echtscheidingsprocedure van klager die een structureel beeld geven van onzorgvuldig handelen. Schorsing 4 weken voorwaardelijk.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2019:5 Kamer voor het notariaat Amsterdam 657000/NT 18-55

    Klacht over wilsbekwaamheid. De kamer is van oordeel dat de notaris genoegzaam aannemelijk heeft gemaakt dat zowel de kandidaat-notaris in het voortraject als de notaris zelf ten tijde van het passeren van het testament voldoende alert zijn geweest op de wilsbekwaamheid van testatrice. De stelling van klaagster dat een lage prijs voor notariële dienstverlening betekent dat onzorgvuldig is gewerkt, deelt de kamer niet. Dat testatrice 78 jaar oud was (naar huidige begrippen geen bijzonder hoge leeftijd) en dat haar administratie was uitbesteed en haar (andere) dochter over haar bankpasje beschikte, behoefde in het onderhavige geval voor de notaris geen reden te zijn om nader onderzoek te (laten) doen naar de wilsbekwaamheid van testatrice. Weliswaar heeft klaagster aangevoerd dat testatrice laag opgeleid was en beschikte over een laag cognitief vermogen en een gebrekkig beeld van de realiteit en dat testatrice sinds 2007 last had van geheugenstoornissen, maar die omstandigheden (voor zover al juist) brengen niet met zich dat testatrice haar wil niet (meer) kon bepalen. Dat testatrice zich (voor de notaris kenbaar) door derden heeft laten beïnvloeden is niet gebleken. Met betrekking tot de inhoud van de gesprekken die hebben geleid tot het passeren van het testament heeft de notaris zich terecht op haar geheimhoudingsplicht beroepen. Klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:60 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/434

    Klaagster verwijt verweerder, fysiotherapeut, (o.a.) dat hij haar onheus heeft bejegend door tijdens een bindweefselmassage door te vragen naar haar angsten en haar - zonder haar toestemming - onder haar kleding en ondergoed heeft gemasseerd. Verweerder betwist dat nadrukkelijk. Deels gegrond, waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:58 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/442

    De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster de breuk, ontstaan na de val van klaagster, niet tijdig heeft onderkend, geen goede nazorg heeft verleend en klaagster niet correct heeft bejegend. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGDKG:2019:33 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/655879 / DW RK 18/547

    Mondelinge beslissing op verzet. Verzet is ingekomen buiten de wettelijke termijn van veertien dagen. Niet is gebleken van omstandigheden die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken. Verzet niet-ontvankelijk.

  • ECLI:NL:TAHVD:2019:20 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 180124

    Klacht over advocaat wederpartij. Verweerder zou feitelijk onjuiste informatie hebben verstrekt aan de kantonrechter. Tevens zou verweerder een voormalig advocaat van klager hebben aangeschreven en vertrouwelijk informatie met hem hebben gedeeld, terwijl hij wist dat deze advocaat niet meer voor klager optrad. In hoger beroep heeft klager daarnaast aangevoerd dat de voorzitter van de kamer die de bestreden beslissing heeft genomen niet in overeenstemming met art. 46b lid 2 Advocatenwet zou zijn benoemd, zodat de beslissing nietig is. Het hof verwerpt dit betoog bij gebrek aan feitelijke grondslag, nu deze (plaatsvervangend) voorzitter van de raad is benoemd door de hiertoe bevoegde Minister voor Rechtsbescherming. Met de raad is het hof van oordeel dat verweerder bij het verstrekken van informatie aan de kantonrechter ruimschoots is gebleven binnen de hem toekomende vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen. Ter zake van de gestelde schending van Regel 25 oordeelt het hof dat deze regel ziet op de verhouding van de advocaat tot zijn beroepsgroep, zodat klager hierop geen beroep kan doen, en verweerder overigens veeleer in de geest van deze gedragsregel lijkt te hebben gehandeld. Ter zake van de gestelde schending van Regel 3 lid 6 oordeelt het hof dat de derde aan wie verweerder volgens klager geen informatie had mogen verstrekken, de voormalig advocaat van klager is, die is onderworpen aan een geheimhoudingsplicht. Met de raad is het hof van oordeel dat het inkopiëren van de voormalig advocaat van klager onvoldoende ernstig is voor een tuchtrechtelijk verwijlt. Het hof acht de klacht daarom ongegrond en bekrachtigt de beslissing van de raad.

  • ECLI:NL:TNORAMS:2019:4 Kamer voor het notariaat Amsterdam 655043/NT 18-46

    Wilsbekwaamheid erflater? In zijn klaagschrift heeft klager een aantal indicatoren vermeld die volgens hem met zich brachten dat getwijfeld diende te worden aan de wilsbekwaamheid van erflater bij het passeren van het testament op 2 februari 2016. De kamer stelt vast dat deze indicatoren grotendeels ook opgaan voor het drie dagen eerder passeren van het testament door een andere notaris (die mede namens klager was benaderd). De kamer constateert dat de andere notaris kennelijk geen twijfel had aan de wilsbekwaamheid van erflater bij het passeren van het testament en het levenstestament op 30 januari 2016. De kamer is wel van oordeel dat de notaris het afschrift van het testament beter had kunnen achterhouden totdat erflater was verhuisd, in plaats van het op verzoek van erflater te zenden aan de (veronderstelde) gemachtigde van klager. Daarna had de notaris aan erflater zelf het afschrift kunnen zenden. Dat geldt te meer nu de notaris ook geen concept van het testament aan erflater heeft gezonden. Dat onderdeel van de klacht is dus gegrond, maar de kamer legt de notaris geen maatregel op.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:94 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.328

    Bij klaagster was sprake van niersteenlijden en recidiverende urineweginfecties. In overleg met klaagster werd besloten tot een operatie, een zogenaamde flexibele uretero-reno-scopie, waarbij de niersteen wordt verwijderd via de urineleider. De arts, uroloog, heeft de operatie uitgevoerd. Tijdens die operatie werd geconstateerd dat sprake was van een scheur in de urineleider. Vervolgens werd besloten tot een open operatie om het letsel te herstellen. Tijdens de opname heeft de arts in overleg met klaagster een psycholoog in consult geroepen. Klaagster verwijt de arts dat hij: 1) de operatie niet zorgvuldig heeft uitgevoerd waardoor de scheur in de urineleider is ontstaan, als gevolg waarvan klaagster blijvende (gynaecologische) klachten heeft gehouden, 2) ondanks een (te) hoge bloeddruk de operatie is begonnen, en 3) er sprake is geweest van belangenverstrengeling doordat hij zijn dochter, tevens werkzaam in het ziekenhuis als psycholoog, voor klaagster heeft ingeschakeld. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het door klaagster ingestelde beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:88 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.265

    Klacht tegen een arts die op verzoek van een gemeente een sociaal-medisch onderzoek heeft uitgevoerd naar de noodzaak van de aanschaf van een epilepsie-alarmapparaat in het kader van de bijzondere bijstand. De arts heeft een negatief advies afgegeven. Klagers verwijten de arts een vooringenomen houding, hij zou niet goed geluisterd hebben naar betrokkenen, hij heeft een ondeugdelijk adviesrapport afgegeven en niet gereageerd op een brief van de gemachtigde van klagers. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klagers.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:54 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/500

    Klager verwijt verweerster dat zij een rapportage heeft opgesteld die feitelijk niet correct en misleidend is. Kennelijk ongegrond

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:95 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.133

    Klacht tegen longarts. De klacht luidt als volgt. 1) Verweerder heeft het vertrouwen van klager geschaad doordat hij zijn e-mail aan klager mede (door middel van een CC) heeft gestuurd aan J van de CVZ en L van de F. 2) Verder heeft hij zijn beroepsgeheim geschonden door aan klager in deze e-mail een behandeladvies te geven, wat door middel van de CC ook aan J en L bekend is geworden. Hij adviseert klager de behandeling met The Vest te stoppen en brengt dus diens gezondheid in gevaar. Hij probeert klager de mond te snoeren. 3) Ten slotte luidt de klacht dat verweerder het werk en advies van een zorginstituut probeert te beïnvloeden, dat hij een onjuiste opvatting propageert ten aanzien van HFCWO en het geneesmiddel Orkambi en dat verweerder de CBO-consensus negeert. Het Regionaal Tuchtcollege heeft geoordeeld dat klager ontvankelijk is in zijn klacht tegen de longarts, nadat hij een eerder ingetrokken klacht opnieuw heeft ingediend. Er is geen sprake van misbruik van recht. De klacht dat de longarts zonder deugdelijke grond zich negatief uitlaat over The Vest, zich ten onrechte positief uitlaat over Orkambi en de CBO-consensus negeert, valt wel onder de tweede tuchtnorm, maar klager kan niet worden aangemerkt als rechtstreeks belanghebbende zoals bedoeld in artikel 65 lid 1 sub a Wet BIG. In een e-mail van de longarts aan klager, met in de CC twee andere partijen, is door verweerder geen medische, privacygevoelige kennis over klager verstrekt. Evenmin is het een behandeladvies in de zin van een op klagers persoon toegespitste aanbeveling van zijn arts. Het beroepsgeheim is hierdoor niet geschonden. Het versturen van de e-mail met in de CC twee andere partijen en het daardoor schaden van klager, valt niet onder de eerste of tweede tuchtnorm. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege onderschrijft het oordeel van het Regionaal Tuchtcollege, behoudens voor zover daarin is geoordeeld dat klager niet als rechtstreeks belanghebbende kan worden aangemerkt ten aanzien van zijn klacht dat de longarts zich zonder deugdelijke grond negatief uitlaat over The Vest. Het Centraal Tuchtcollege acht klager in zoverre wel ontvankelijk, maar wijst dit klachtonderdeel als ongegrond af.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:89 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.065

    Klacht tegen bedrijfsarts. Verweerster heeft klaagster naar aanleiding van een ziekmelding verband houdende met een liesoperatie onderzocht. Verweerster heeft bij die gelegenheid ook de enkel van klaagster onderzocht en geoordeeld dat klaagster volledig arbeidsgeschikt was. Enkele maanden later is middels een MRI-scan gebleken dat er problemen aan de enkel van klaagster waren en is klaagster na meerdere operaties arbeidsongeschikt geraakt. Klaagster verwijt verweerster dat zij de klachten van klaagster over haar enkel niet serieus heeft genomen en dat zij vervolgens de werkgever van klaagster onjuist en onvolledig heeft geïnformeerd. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:55 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/461

    Klager verwijt de huisarts dat deze geen enkel verband heeft gezien tussen een bij klager uitgevoerde gastric bypass en de in de jaren erna toenemende maag/buikklachten en dumpingen. Voorts verwijt klager de huisarts dat hij klager niet meteen naar het juiste ziekenhuis heeft doorverwezen, eventueel ook met het oog op een 'undo-operatie'. Daarnaast verwijt klager de huisarts dat hij diverse verkeerde medicatie heeft voorgeschreven, niet heeft geluisterd naar (de klachten van) zijn patiënt, niet de moeite heeft genomen bij klager thuis langs te komen of telefonisch te informeren hoe het met klager gaat en is klager van mening dat hij ook onheus is bejegend door de assistentes in de huisartsenpraktijk. klacht is ongegrond

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:83 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.531

    Klacht tegen psychiater. Over klager is na onderzoek in het PBC een Pro Justitia rapportage uitgebracht door een multidisciplinair team waarvan verweerder deel uitmaakte. Klager verwijt verweerder dat hij een foute diagnose heeft gesteld en heeft verklaard dat er van begin af aan overeenstemming bestond over de diagnose en voorts dat het inzage- en correctierecht niet goed is toegepast. Dat laatste onderdeel wordt door het Regionaal Tuchtcollege gegrond verklaard en aan verweerder wordt een waarschuwing opgelegd. Het principaal beroep van klager, gericht tegen de ongegrondverklaring van de eerste twee klachtonderdelen, wordt door het Centraal Tuchtcollege verworpen. Het incidenteel beroep van de psychiater, gericht tegen de gegrondverklaring van het derde klachtonderdeel, slaagt. Het Centraal Tuchtcollege acht de klacht in zijn geheel ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:96 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.244

    Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht tegen een uroloog afgewezen. Klager komt in beroep met een nieuw verwijt aan de uroloog. Het Centraal Tuchtcollege acht klager in zoverre niet-ontvankelijk in zijn beroep. Verder komt klager in beroep uitsluitend nog op tegen een bepaalde passage in de beslissing van het Regionaal Tuchtcollege, waarin hij volgens hem tot leugenaar wordt bestempeld. Het Centraal Tuchtcollege volgt klager hierin niet en verwerpt het beroep voor het overige.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:56 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/460

    Klager verwijt de huisarts dat deze geen enkel verband heeft gezien tussen een bij klager uitgevoerde gastric bypass en de in de jaren erna toenemende maag/buikklachten en dumpingen. Voorts verwijt klager de huisarts dat hij klager niet naar het juiste ziekenhuis heeft doorverwezen en dat hij niet heeft geluisterd naar (de klachten van) zijn patiënt. Klacht is ongegrond

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:90 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.217

    Na haar ziekmelding heeft klaagster zich op verzoek van haar werkgever op het spreekuur van de bedrijfsarts gemeld. Klaagster verwijt de bedrijfsarts dat hij zich heeft laten beïnvloeden door haar leidinggevende, dat hij zonder enig onderzoek een foute diagnose heeft gesteld en dat hij heeft geweigerd zijn advies in te trekken wetende dat dit advies negatieve gevolgen voor klaagster zal hebben. Daarnaast verwijt klaagster de bedrijfsarts dat hij haar tijdens het spreekuur niet de gelegenheid heeft geboden haar verhaal te doen. Het Regionaal Tuchtcollege wijst deze klachten af. De klacht dat de bedrijfsarts, ondanks herhaalde verzoeken hiertoe, heeft geweigerd tijdig het medisch dossier op te sturen wordt gegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt zowel het principaal beroep van klaagster tegen de afgewezen klachtonderdelen als het incidenteel beroep van de bedrijfsarts tegen het wel gegrond bevonden klachtonderdeel en de opgelegde waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:84 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.532

    Klacht tegen gz-psycholoog. Over klager is na onderzoek in het PBC een Pro Justitia rapportage uitgebracht door een multidisciplinair team waarvan verweerster deel uitmaakte. Klager verwijt verweerster dat zij een foute diagnose heeft gesteld en heeft verklaard dat er van begin af aan overeenstemming bestond over de diagnose en voorts dat het inzage- en correctierecht niet goed is toegepast. Dat laatste onderdeel wordt door het Regionaal Tuchtcollege gegrond verklaard en aan verweerster wordt een waarschuwing opgelegd. Het principaal beroep van klager, gericht tegen de ongegrondverklaring van de eerste twee klachtonderdelen, wordt door het Centraal Tuchtcollege verworpen. Het incidenteel beroep van de gz-psycholoog, gericht tegen de gegrondverklaring van het derde klachtonderdeel, slaagt. Het Centraal Tuchtcollege acht de klacht in zijn geheel ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:97 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.324

    Klacht tegen dienstdoende huisarts op de huisartsenpost. Klaagster is de echtgenote van patiënt die daags na zijn bezoek aan de huisartsenpost is overleden. Zij verwijt de huisarts dat hij onvoldoende onderzoek heeft gedaan, heeft verzuimd het dossier van patiënt te raadplegen en een verkeerde inschatting heeft gemaakt door patiënt niet naar de spoedeisende hulp te sturen . Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege bevestigt deze beslissing.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:57 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/515

    Klaagster verwijst verweerder dat hij als visite-arts van de huisartsenpost de verkeerde diagnose heeft gesteld en ernstig nalatig heeft gehandeld door patiënt, ondanks zijn slechte gezondheidstoestand, niet in te sturen naar het ziekenhuis. Voorts verwijt klaagster verweerder dat hij diezelfde dag in de avond, ondanks dat hij zelf nog aanwezig was op de huisartsenpost, niet zelf weer naar patiënt is toegegaan. Patiënt is later die avond overleden. Klaagster verwijt verweerder dat hij richting de familie geen excuses heeft gemaakt en dat hij deze casus niet heeft gemeld als een calamiteit. deels gegrond, waarschuwing

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:91 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.290

    Klacht tegen arts met betrekking tot een beoordeling van de arbeidsgeschiktheid van klaagster in het kader van de Ziektewet. Klaagster verwijt de arts dat zij de lichamelijke en psychische problemen van klaagster niet serieus heeft genomen. De arts geloofde niet dat klaagster psychoses had. Daarnaast verwijt klaagster de arts dat de arts niet naar haar heeft geluisterd en de door haar meegenomen informatie van de huisarts niet heeft beoordeeld. Bovendien heeft de arts geen contact opgenomen met de huisarts van klaagster, ondanks een verzoek van klaagster hiertoe. Ten slotte heeft de arts het lichamelijk onderzoek te hardhandig verricht. De bejegenging van de arts heeft dusdanig veel invloed gehad op klaagster dat zij in psychische nood is gekomen en een overdosis medicijnen heeft genomen met het doel niet meer wakker te worden. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klachten ongegrond verklaard. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:85 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.192

    Klacht tegen arbo-arts. Klaagster verwijt verweerder misleiding op grond van het onbevoegd gebruik van de titel bedrijfsarts en voorts onzorgvuldig onderzoek en intimiderend gedrag. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:98 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.243

    Klacht van ouders tegen een vertrouwensarts van Veilig Thuis, die – naar aanleiding van een door de gemeente gedane melding – heeft meegewerkt aan het onderzoek dat is verricht naar het gezin van klagers en de naar aanleiding van dat onderzoek opgemaakte rapportage. Klagers verwijten de arts dat zij: i) onzorgvuldig onderzoek heeft verricht, ii) onzorgvuldig heeft gerapporteerd, iii) onzorgvuldig heeft gecommuniceerd, en iv) onvoldoende aan zelfreflectie heeft gedaan. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klachtonderdelen i) tot en met iii) gegrond verklaard en de arts ter zake daarvan de maatregel van berisping opgelegd. De arts is tegen deze beslissing in beroep gegaan. Het Centraal Tuchtcollege vernietigt de beslissing waarvan beroep en verklaart de klacht alsnog ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:92 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.518

    Klacht tegen longarts. Klager was in het ziekenhuis opgenomen in verband met een pneumonie bij status na longcarcinoom. Hij is naar verweerder, longarts, verwezen teneinde een bronchoscopie te verrichten. De klacht houdt in dat klager door de verpleging tegen zijn wil in zijn keel is verdoofd. Vervolgens heeft verweerder klager tegen zijn wil verder verdoofd waardoor hij de ingreep niet heeft kunnen volgen en heeft verweerder een arts in opleiding de bronchoscopie laten uitvoeren ondanks zijn belofte dat niet te doen. Tot slot duurde de ingreep veel langer dan de door verweerder beloofde 5 minuten. Klager stelt dat hij als gevolg van de bronchoscopie veel meer problemen met zijn longen heeft gekregen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht als ongegrond afgewezen. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:86 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.206

    Klaagster verwijt de psychiater/psychotherapeut: 1. dat hij haar niet de noodzakelijke zorg heeft geboden ten gevolge van zijn persoonlijke problemen 2. dat zij contant moest betalen zonder een factuur of betalingsbewijs te ontvangen; en 3. dat hij geen goed specialistisch diagnostisch onderzoek heeft verricht. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt de klacht in alle onderdelen gegrond. De psychiater/psychotherapeut heeft erkend dat hij uiteindelijk de controle over de uitvoering van de behandeling van klaagster (en zijn andere patiënten) is kwijtgeraakt. Hij is ernstig tekortgeschoten in de (continuïteit van de) zorg voor klaagster. Hij heeft door de hem verweten gedragingen - de wijze waarop hij de praktijk uitoefende, het niet functioneren als hulpverlener, het gebrek aan continuïteit van zorg voor een kwetsbare patiënt - het vertrouwen in de beroepsgroep ernstig ondermijnd. Hij, die heeft benoemd psychotisch te zijn geweest en met waangedachten te hebben gekampt, heeft hieraan geen consequenties verbonden maar bleef met de zichzelf (op naam van anderen) voorgeschreven medicatie aan het werk zonder professionele hulp of intervisie. Ten slotte konden patiënten hem niet meer bereiken. De praktijk is nog steeds niet afgebouwd en is failliet. De psychiater meent dat hij ondanks al het vorenstaande, alsmede het voortdurende gebruik van medicatie, en het feit dat hij niet hersteld is - van een aanvang van de gestelde behandeling is namelijk niet gebleken - in staat is om patiënten te behandelen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de psychiater/psychotherapeut de maatregel van doorhaling van de inschrijving in het BIG register opgelegd met een verbod op herinschrijving voor het geval hij op het moment van onherroepelijk worden van de beslissing niet in het BIG-register is ingeschreven en met een schorsing van de inschrijving bij wijze van voorlopige voorziening en de publicatie gelast na het onherroepelijk worden. Het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep van de psychiater/psychotherapeut verworpen en de publicatie gelast.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:99 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.253

    Aan de orde is de vraag of de arts wegens zijn geestelijke of lichamelijke gesteldheid of wegens de gewoonte van drankmisbruik of van misbruik van middelen de geschiktheid tot het uitoefenen van zijn beroep moet worden geacht te missen (art 79 Wet BIG) en of hij niet in staat moet worden geacht zijn werkzaamheden als arts naar behoren te verrichten. College van Medisch Toezicht (CMT): De arts is vanwege zijn geestelijke gesteldheid en verslaving ongeschikt tot het uitoefenen van zijn beroep. Deze geestelijke gesteldheid en verslaving zijn zodanig ernstig en zonder vooruitzicht op verbetering/genezing, dat er geen andere voorziening dan een verbod op herinschrijving mogelijk is. Het CMT ontzegt de arts het recht om wederom in het BIG-register te worden ingeschreven en bepaalt dat deze ontzegging onmiddellijk van kracht wordt. Het Centraal Tuchtcollege overweegt dat de door het CMT opgelegde maatregel thans geen wettelijke grondslag kent. Het Centraal Tuchtcollege is van oordeel dat, nu de voordracht van de IGJ dateert van vóór de uitschrijving van de arts uit het BIG-register, het CMT, en daarmee het Centraal Tuchtcollege, bevoegd is op de voordracht inhoudende het verzoek tot doorhaling van de arts in het BIG-register te oordelen. Het Centraal Tuchtcollege is met het CMT van oordeel dat de arts wegens zijn zeer langdurige verslaving aan alcohol en opiaten de geschiktheid tot het uitoefenen van zijn beroep moet worden geacht te missen. Het Centraal Tuchtcollege beveelt doorhaling van de inschrijving van de arts uit het BIG-register.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:93 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2017.540

    Klacht tegen longarts. Klaagster is arbeidsongeschikt vanwege fysieke klachten. Een verzekeringsarts heeft klaagster in het kader van de Wet Verbetering Poortwachter doorgestuurd naar verweerder, longarts, waarbij de verzekeringsarts vraagt om arbeidsgeneeskundige diagnostiek. In de verwijzing staat onder meer dat door onderzoek naar frequente hoofdpijnen allergische astma met bronchiale hyperactiviteit werd geconstateerd en later ook huisstofallergie en parfumallergie. De verzekeringsarts vraagt onder meer om objectivering dat deze allergie speelt en dat de heftige reactie ook hieraan te verbinden valt. Klaagster verwijt verweerder dat hij zonder nader onderzoek, op basis van alleen een telefonisch gesprek, een gestelde diagnose buiten zijn expertisegebied heeft verworpen, dat hij een diagnose heeft gesteld op basis van een persoonlijke mening zonder dat hij zich daarin heeft verdiept en dat hij niet heeft gezocht naar een verklaring voor haar klachten (bijvoorbeeld in medische literatuur). Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht gegrond verklaard en aan de longarts de maatregel van waarschuwing opgelegd. Het Centraal Tuchtcollege verklaart de klacht alsnog ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2019:87 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag c2018.208

    Klaagster verwijt de psychotherapeut: 1. dat hij haar niet de noodzakelijke zorg heeft geboden ten gevolge van zijn persoonlijke problemen 2. dat zij contant moest betalen zonder een factuur of betalingsbewijs te ontvangen; en 3. dat hij geen goed specialistisch diagnostisch onderzoek heeft verricht. Het Regionaal Tuchtcollege oordeelt de klacht in alle onderdelen gegrond. De psychotherapeut heeft erkend dat hij uiteindelijk de controle over de uitvoering van de behandeling van klaagster (en zijn andere patiënten) is kwijtgeraakt. Hij is ernstig tekortgeschoten in de (continuïteit van de) zorg voor klaagster. Hij heeft door de hem verweten gedragingen - de wijze waarop hij de praktijk uitoefende, het niet functioneren als hulpverlener, het gebrek aan continuïteit van zorg voor een kwetsbare patiënt - het vertrouwen in de beroepsgroep ernstig ondermijnd. De psychotherapeut, die heeft benoemd psychotisch te zijn geweest en met waangedachten te hebben gekampt, heeft hieraan geen consequenties verbonden maar bleef met de zichzelf (op naam van anderen) voorgeschreven medicatie aan het werk zonder professionele hulp of intervisie. Ten slotte konden patiënten hem niet meer bereiken. De praktijk is nog steeds niet afgebouwd en is failliet. De psychotherapeut meent dat hij ondanks al het vorenstaande, gevoegd bij het voortdurende gebruik van medicatie alsmede het feit dat hij niet hersteld is - van een aanvang van de gestelde behandeling is niet gebleken - in staat is om patiënten te behandelen. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de psychotherapeut de maatregel van doorhaling van de inschrijving in het BIG-register opgelegd met verbod op her inschrijving voor het geval de psychotherapeut op het moment van onherroepelijk worden van de beslissing niet in het BIG-register is ingeschreven en met een schorsing van de inschrijving bij wijze van voorlopige voorziening en de publicatie gelast na het onherroepelijk worden. Het Centraal Tuchtcollege heeft het beroep van de psychotherapeut verworpen en de publicatie gelast.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2019:47 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 18-919/DB/LI/D

    Tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door, terwijl twee van zijn cliënten in voorarrest met beperkingen zaten in het kader van een onderzoek naar de grootschalige uitvoer van verdovende middelen naar het buitenland via het versturen van postpakketten, gegevens via What’s App aan een derde te verstrekken waarmee ingelogd kon worden op een account op het dark web en toegang kon worden verkregen tot de bitcoins behorend bij dat account en een boodschap over het wegpakken van een USB-stick door te geven en voorts door mededelingen uit het strafrechtelijk onderzoek aan derden te doen met betrekking tot het verloop van dit onderzoek en meer bepaald de bewijspositie van het Openbaar Ministerie. Gegrond. Onvoorwaardelijke schorsing van 6 weken.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2019:48 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 18-828/DB/LI

    Niet gebleken dat verweerder klager deugdelijk heeft geïnformeerd over de mogelijkheid om een toevoeging aan te vragen en niet gebleken dat hij aan klager een urenspecificatie heeft toegestuurd. In zoverre gegrond. Klacht over kwaliteit van de dienstverlening en communicatie ongegrond. Niet gebleken van excessief declareren. Deels gegrond, deels ongegrond. Waarschuwing.

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2019:14 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2018/173

    ESSENTIE UITSPRAAK Klacht tegen een arts. Klager verwijt verweerder dat hij de grenzen van professioneel handelen heeft overschreden door klager op het spreekuur van 1 mei 2018 meerdere malen ongewenst aan te raken. Verweerder heeft de klacht uitdrukkelijk betwist. Het college oordeelt dat op basis van de tegengestelde verklaringen de door klager gestelde gedragingen van verweerder niet zijn komen vast te staan, en niet is vast te stellen wat er exact op het spreekuur is gebeurd. Dit leidt tot de conclusie dat de klacht ongegrond verklaard moet worden.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2019:49 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 18-876/DB/OB

    Grenzen van aan verweerder, in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid niet overschreden. De voorzitter heeft terecht en op juiste gronden toepassing gegeven aan artikel 46j Advocatenwet. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2019:50 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 18-613/DB/OB

    Grenzen van aan verweerder, in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid niet overschreden. De voorzitter heeft terecht en op juiste gronden toepassing gegeven aan artikel 46j Advocatenwet. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2019:51 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 18-586/DB/OB

    Van een verschoonbare termijnoverschrijding is geen sprake. De voorzitter heeft terecht en op juiste gronden toepassing gegeven aan artikel 46g Advocatenwet. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2019:52 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 18-588/DB/OB

    Grenzen van aan verweerder, in zijn hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid niet overschreden. De voorzitter heeft terecht en op juiste gronden toepassing gegeven aan artikel 46j Advocatenwet. Verzet ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSHE:2019:46 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 18-823 DB/OB

    Verweerder heeft besloten de aan klager uitgebrachte dagvaarding niet aan te brengen. Daarmee heeft verweerder de fout die klager hem verwijt, hersteld en daarvan ook terstond mededeling gedaan aan klaagster. Niet gebleken dat klaagster schade heeft geleden. Ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2019:19 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2018/172

    Klacht tegen een medisch adviserend arts. Verweerder heeft een medisch advies uitgebracht in een letselschadeprocedure. Klaagster kan zich in het geheel niet vinden in het uitgebrachte advies. De klacht is in al haar onderdelen ongegrond en wordt afgewezen.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:73 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/413

    Klaagster verwijt verweerder van onvoldoende dossiervorming. Ongegrond

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2019:74 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam 2018/414

    Klaagster verwijt verweerster van onvoldoende dossiervorming en schending van haar beroepsgeheim. Ongegrond

  • ECLI:NL:TADRARL:2019:50 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 18-1027

    Voorzittersbeslissing. Naar aanleiding van een eerdere klacht van klaagster is met verweerster een vaststellingsovereenkomst is gesloten. Gelet op deze vaststellingsovereenkomst worden de onderdelen van de klacht die zien op de reeds eerder ingediende klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Ten aanzien van de overige klachtonderdelen geldt dat deze onvoldoende zijn onderbouwd. Niet is gebleken dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, zodat deze klachtonderdelen kennelijk ongegrond worden verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2019:15 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2018/166

    Klacht tegen psychiater. Verweerder is supervisor van de arts in opleiding tot psychiater die klager heeft onderzocht. De bevindingen zijn opgenomen in een rapportage, waarin klager zich in het geheel niet kan vinden. De klacht is in al zijn onderdelen ongegrond en wordt afgewezen.

  • ECLI:NL:TGZRGRO:2019:18 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2018/165

    Klacht tegen psychiater. Verweerder is door de Centrale Raad van Beroep aangesteld om klager psychiatrisch te onderzoeken. Het onderzoek is vervolgens uitgevoerd door anderen dan verweerder. Klager kan zich niet vinden in de rapportage en stelt onder meer dat verweerder zich niet aan de onderzoeksopdracht van de CRvB heeft gehouden. Klager is niet-ontvankelijk in de klacht ten aanzien van de inhoud van de rapportage. Het klachtonderdeel dat verweerder niet een ander het onderzoek mocht laten doen, is ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2019:26 Raad van Discipline 's-Gravenhage 18-836/DH/DH

    De klacht dat kwaliteit van dienstverlening verweerder te wensen overlaat gelaten (onder meer doordat hij onbereikbaar was en niet in staat is gebleken een dagvaarding op te stellen), gegrond verklaard. Berisping.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2019:39 Raad van Discipline 's-Gravenhage 18-935/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Hoewel het naar het oordeel van de voorzitter op de weg van verweerder had gelegen om niet pas na zeven maanden op het verzoek van klaagster te reageren, stond het hem vanwege de hem toekomende vrijheid vrij om aan te geven dat (en waarom) hij niet langer bereid was de door hem opgestelde brieven aan betrokken instanties te versturen. Klacht kennelijk ongegrond.