Zoekresultaten 1341-1350 van de 42209 resultaten

  • ECLI:NL:TGDKG:2023:83 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/716879 / DW RK 22/160 MdV/RH

    De gerechtsdeurwaarder heeft klager op een ruime termijn gedagvaard om klager in staat te stellen de vordering te voldoen zodat de zitting geen doorgang zou hoeven te vinden en kosten zouden worden bespaard. Dat klager al eerder een conclusie van antwoord heeft ingediend, dat wil zeggen vóór het moment dat de dagvaarding bij de rechtbank was aangebracht en dat daardoor zijn zaak bij de rechtbank niet kon worden getraceerd, ook doordat klager geen roldatum had vermeld in zijn conclusie en voor de rechtbank telefonisch niet bereikbaar was, betreft een ongelukkige samenloop van omstandigheden die de gerechtsdeurwaarder niet kan worden verweten. 

  • ECLI:NL:TSCTS:2023:9 Tuchtcollege voor de Scheepvaart Amsterdam 2023-9 (2023.V7-UK34 KOBUS JR)

    Op 23 juli 2021 is het vissersschip UK34 Kobus JR. op de Nederlandse Noordzee tegen het platform Q4-A aangevaren. Hierbij heeft de UK34 het platform geschampt en heeft zowel het schip als het platform schade opgelopen. De UK34 was op de terugreis nadat de visweek erop zat. De visvangst was verwerkt en alles was schoongemaakt. Het visgerei was aan boord en de bemanning was koffie aan het drinken in de kombuis. Betrokkene was als schipper verantwoordelijk voor de navigatie, maar hield zich bezig met de administratie op de computer in de schippershut, die zich achter de brug bevindt. Normaalgesproken is betrokkene machinist en loopt hij ook wacht op de brug van dit schip. Zijn broer is normaalgesproken de schipper. Maar vanwege vakantie van zijn broer was betrokkene schipper in de week van de aanvaring en in de week daaraan voorafgaand. Betrokkene had moeite om alle administratie goed in het computerprogramma in te voeren. Daardoor is hij langere tijd achtereen niet op de brug geweest en heeft hij de aanvaring met het platform niet zien aankomen.De UK 34 Kobus Jr. (IMO nummer 9039212) is een Nederlands vissersschip, varend voor Zeevisserijbedrijf K. Romkes B.V. Het schip is in het jaar 1992 gebouwd, is 40 meter lang en 8 meter breed en heeft een laadvermogen van 150 bruto ton. Ten tijde van het ongeval bestond de bemanning in totaal uit 6 personen.

  • ECLI:NL:TADRAMS:2023:208 Raad van Discipline Amsterdam 22-786/A/A 22-787/A/A

    Klagers hebben in het verleden diverse procedures gevoerd, waarbij verweerders als de advocaten voor de wederpartij optraden. Ook hebben klagers reeds eerder klachten tegen verweerders gevoerd, waarop door de raad in 2018 is beslist. Nu hebben klagers opnieuw diverse klachten tegen verweerders ingediend. De raad is van oordeel dat de klachten grotendeels ongegrond zijn, dan wel niet-ontvankelijk nu het daarbij gaat om klachten die zien op handelen van de advocaten langer dan drie jaar geleden, dan wel dat in de eerdere procedure bij de raad reeds op de desbetreffende klacht is beslist.

  • ECLI:NL:TGDKG:2023:84 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/718509 / DW RK 22/216 MdV/RH

    De gerechtsdeurwaarder heeft in het verweerschrift erkend dat er niet is gereageerd op meerdere e-mails van klager waarin werd verzocht een overzicht van de schulden te verstrekken. Nadat de klacht is ingediend heeft de gerechtsdeurwaarder uiteindelijk aan klager overzichten verzonden van de openstaande schulden en betaalde aflossingen.Klager heeft belang bij een duidelijk overzicht van de nog te betalen schulden en wat er is afgelost. De gerechtsdeurwaarder heeft pas nadat de klacht was ingediend de overzichten verstrekt en dat is te laat.De gerechtsdeurwaarder had uit de correspondentie van klager kunnen opmaken dat klager een kwetsbare debiteur is en had op zijn minst klagers brieven zorgvuldig moeten lezen. Geoordeeld wordt dat de gerechtsdeurwaarder zich te weinig heeft ingespannen om de situatie van klager te beoordelen. Maatregel van berisping opgelegd.

  • ECLI:NL:TGDKG:2023:85 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/719133 / DW RK 22/240

    Klager heeft aangevoerd dat de vertaalkosten die hij moet betalen vanwege een parkeerboete uit Kroatië niet zijn gemaakt. De website van o.a. de gerechtsdeurwaarder t.b.v. parkeerboetes uit Kroatië is daarom niet juist. Met klager oordeelt de kamer dat de vertaalkosten in zijn zaak (en vele andere dossiers) feitelijk niet zijn gemaakt. Het gaat om een standaardbrief waarin slechts een aantal gepersonifieerde gegevens zijn ingevoegd. Aangenomen wordt dat deze documenten slechts eenmaal zijn vertaald en vervolgens telkens opnieuw worden gebruikt. Het stappenplan zoals dat op de website is gepubliceerd is daarom niet juist. De gerechtsdeurwaarder is als (mede) opsteller van de website en door het (laten) opnemen van zijn logo daarop verantwoordelijk voor de inhoud van die website en daarmee ook voor de onterecht opgevoerde vertaalkosten. De gerechtsdeurwaarder weet bovendien dat deze kosten niet worden gemaakt. De kamer overweegt verder dat de gerechtsdeurwaarder incassobrieven verstuurt die verwijzen naar de website met o.a. zijn logo, waardoor debiteuren zich onder druk gezet kunnen voelen de vordering te voldoen, te meer daar verweer voeren in Kroatië voor de gemiddelde foutparkeerder vrijwel ondoenbaar is. Verder stelt de kamer vast dat het stappenplan op de website niet juist is, waarmee de gerechtsdeurwaarder niet met de vereiste transparantie heeft geopereerd. Ten slotte geldt dat de gerechtsdeurwaarder in zijn brief voor vragen verwijst naar een website waarop de antwoorden van debiteuren moeten worden gevonden. Maar de gerechtsdeurwaarder distantieert zich vervolgens van die antwoorden door te stellen dat hij daar inhoudelijk geen bemoeienis mee heeft. Dat is in strijd met hetgeen een goed gerechtsdeurwaarder betaamt. Het staat vast dat de gerechtsdeurwaarder sinds vele jaren (2018) kosten heeft gevorderd waarvan hij wist, dat deze niet gemaakt werden. Dat is een ernstig vergrijp. Mede gezien de lange periode en de omvang oordeelt de Kamer dat daarom een zware maatregel op zijn plaats is en zal zij de gerechtsdeurwaarder de maatregel van een boete van € 5.000 opleggen.

  • ECLI:NL:TGDKG:2023:86 kamer voor gerechtsdeurwaarders Amsterdam C/13/724140 / DW RK 22/387 MdV/RH

    Incassofase. De gerechtsdeurwaarder heeft meegedeeld dat het een bewuste keuze is om in de (eerste) aanmaning niet op te nemen dat de geadresseerde ook kan aangeven of hij de vordering betwist en op welke gronden. Op dit punt overweegt de kamer dat het in de incassofase van belang is om een dergelijke mededeling wel in de aanmaning(en) op te nemen, op grond van artikel 12 van de Verordening Beroeps- en Gedragsregels (oud) (en art. 4.5 van de Gerechtsdeurwaardersverordening). Dit om te voorkomen dat de schuldenaar uit het optreden van de gerechtsdeurwaarder afleidt dat het niet een enkele aanspraak van een schuldeiser is, maar dat hij verplicht is de vordering te betalen.  

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:247 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2023/5578

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een verzekeringsarts. Klager heeft een aanvraag gedaan tot beoordeling van zijn arbeidsvermogen in het kader van zijn aanvraag tot toekenning van een Wajonguitkering. De verzekeringsarts is door ingeschakeld als primair beoordelend verzekeringsarts om de medische beoordeling in het kader van de Wajong uit te voeren. Er is beslist dat klager niet in aanmerking komt voor een Wajonguitkering. De conclusie is navolgbaar en niet onjuist. Aangezien klager geen stukken uit de referteperiode had aangeleverd heeft de verzekeringsarts terecht geconcludeerd dat klager niet aan de op hem rustende bewijslast had voldaan. Dat klager arbeidsongeschikt was verklaard, wil niet zeggen dat bij hem geen arbeidsvermogen aanwezig was. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TDIVBC:2023:11 Veterinair Beroepscollege 's-Gravenhage VB 2023/02 VB 2023/03

    Koeien. In deze zaak gaat het om de manier waarop dierenarts 1 de veestapel op de melkveehouderij van appellant heeft gevaccineerd en de boordeling van de gezondheidstoestand van de koeien. Aan dierenarts 2 wordt verweten dat hij voorbarig en zonder de dieren te hebben gezien zou hebben geconcludeerd dat de gezondheidsklachten werden veroorzaakt door een weerstandsprobleem.Beroep verworpen. [VB 2023/02 en VB 2023/03]

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:176 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2023/5275

    Klacht tegen een gz-psycholoog. De kinderen van klager en zijn ex-partner, wonen bij klager maar zijn in 2016 onder toezicht gesteld. De gz-psycholoog heeft in opdracht van de jeugdbescherming een forensisch psychologisch onderzoek ingesteld naar de gezinssituatie en de relatie tussen de kinderen en de ouders. De gz-psycholoog heeft een rapportage opgesteld met haar bevindingen. Klager is het niet eens met diverse zaken die in de rapportage staan. De gz-psycholoog heeft haar conclusies volgens hem gebaseerd op allerlei onjuistheden. Het college acht de verwijten van klager niet terecht en verklaart de klacht ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:149 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2023/1803

    Klacht tegen een internist. Klaagster klaagt over de wijze waarop haar begin december 2016 overleden echtgenoot (hierna: de patiënt) is behandeld. De internist is werkzaam in het ziekenhuis waar de patiënt is behandeld. Eind november 2016 meldde patiënt zich in de avond bij de SEH van het ziekenhuis en werd hij opgenomen onder verdenking van een longontsteking dan wel een galblaasontsteking. De beklaagde internist was toen de dienstdoende internist. Zij heeft in overleg met de patiënt besloten om onder andere te starten met antibiotica en het toedienen van vocht via een infuus. De volgende ochtend was bloed bij urine aanleiding om de antistolling te stoppen. De internist heeft na lichamelijk onderzoek besloten een longarts te vragen te patiënt te beoordelen. Ook is een chirurg om advies gevraagd. Patiënt heeft in de avond toch eenmalig 0,4 mg Fraxiparine toegediend gekregen door de verpleging. Klaagster verwijt de internist dat zij bloedverdunners aan de patiënt heeft voorgeschreven zonder eerst de trombosedienst of de longarts te raadplegen, en dat zij een bloed verdunnend middel heeft laten toedienen, onder weigering van de patiënt zelf en onder protest van klaagster. Het Regionaal Tuchtcollege acht de klacht ongegrond vanwege het ontbreken van persoonlijke verantwoordelijkheid van de internist. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klaagster tegen deze beslissing.