Zoekresultaten 10431-10440 van de 45223 resultaten

  • ECLI:NL:TAHVD:2021:99 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210077

    Ongegrond beklag tegen afwijzing verzoek tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet.

  • ECLI:NL:TAHVD:2020:281 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 200185

    De deken vraagt het verzoek van klager inhoudende het verzoek om op grond van artikel 13 Advocatenwet een advocaat aan te wijzen, te verwijzen naar aan andere deken. De deken wijst erop dat het aanwijzingsverzoek van klager betrekking heeft op (onder meer) een voorgenomen procedure tegen de deken en voelt zich daardoor niet vrij om op dit artikel 13 verzoek te beslissen. De voorzitter ziet aanleiding de in de Advocatenwet opgenomen vervangingsregeling als een klacht is gericht tegen de deken (art. 46c lid 5 Advocatenwet) in dit geval analoog toe te passen. Net als bij een klacht gericht tegen een deken is ook hier van belang dat op aanwijzingsverzoek van klager in alle objectiviteit kan worden beslist. De voorzitter van het hof zal om redenen van doelmatigheid, dit verzoek verwijzen naar een andere deken.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2021:107 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-092/DH/ZWB

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij deels niet-ontvankelijk vanwege tijdsverloop en voor het overige kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2021:101 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-036/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht niet-ontvankelijk vanwege termijnoverschrijding.

  • ECLI:NL:TAHVD:2020:282 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 200186

    Klager heeft eerder een klacht tegen deze deken ingediend, die is verwezen naar een andere deken. In het kader van doelmatigheid wordt deze klacht ook naar die deken verwezen.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2021:108 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-110/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond vanwege onvoldoende onderbouwing.

  • ECLI:NL:TACAKN:2021:37 Accountantskamer Zwolle 20/1767 Wtra AK

    Klacht naar aanleiding van de controle van de jaarrekening van een gemeente. De Accountantskamer geeft een tussenbeslissing waarin de controlerend accountant wordt verzocht een drietal vragen schriftelijk te beantwoorden.

  • ECLI:NL:TAHVD:2021:95 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 210027

    Klacht over de advocaat van de wederpartij. De advocaat van klagers heeft verweerster op 19 juli 2019 laten weten dat ingevolge het vonnis de hoofdsom “een dezer dagen” zou worden overmaakt naar het derdengeldenrekeningnummer van verweerster. Op 25 juli 2019 heeft de advocaat van klagers aan verweerster laten weten dat de hoofdsom was voldaan. Op 26 juli 2019 heeft verweerster het vonnis door de deurwaarder bij klaagster laten betekenen en op 30 juli 2019 heeft zij aan de advocaat van klagers laten weten dat het vonnis terzake de hoofdsom zou worden geëxecuteerd indien niet tijdig zou worden voldaan. Van verweerster mocht worden verwacht dat zij zou controleren of de hoofdsom was bijgeschreven op haar derdengeldenrekening en, zo ja, de deurwaarder zou instrueren de executiemaatregelen ter zake van de hoofdsom te staken, wat zij heeft nagelaten. Ten aanzien van de executie van de proceskosten had van verweerster verwacht mogen worden dat zij eerst het standpunt van haar cliënte aan de advocaat van klagers kenbaar had gemaakt alvorens executiemaatregelen te laten treffen, wat zij eveneens heeft nagelaten. Er is sprake van schending van de kernwaarde financiële integriteit. Het hof vernietigt het oordeel van de raad en verklaart de klacht gegrond. Het hof legt verweerster de maatregel van berisping op.

  • ECLI:NL:TAHVD:2021:96 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 200270

    Klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerder heeft in de pers uitlatingen gedaan over klaagster. Het hof is van oordeel dat de uitlatingen niet gekwalificeerd kunnen worden als onnodig grievend en in strijd met de waarheid, maar verweerder heeft wel de grenzen van zorgvuldigheid jegens klaagster overschreden. Verweerder heeft zich tijdens het mediationtraject van zijn cliënt, de ex-man van klaagster, en klaagster in de pers uitgelaten over een belastingclaim van de Schotse belastingdienst. Verweerder wist dat de mediator deze kwestie (die weliswaar geen deel uitmaakte van de mediation) in het kader van de lopende mediation had aangekaart. De kwestie zorgde er volgens die mediator voor dat de zaak volledig stil kwam te liggen. Bij die stand van zaken, de nog lopende mediation waaronder de geheimhoudingsverplichting voor klaagster en de cliënt van verweerder, had verweerder niet naar buiten mogen treden over een voor het welslagen van de mediation relevante kwestie. Van verweerder mocht worden verwacht dat hij zich ervan zou vergewissen dat de mediation formeel was beëindigd alvorens zich tegenover een derde uit te laten over dit onderwerp, wat hij heeft nagelaten. Het hof zal, in tegenstelling tot de raad, slechts één klachtonderdeel gegrond verklaren en de klacht voor het overige ongegrond verklaren. Het hof legt verweerder de maatregel van waarschuwing op.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2021:90 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-090/DH/DH

    Voorzittersbeslissing. Klacht tegen de advocaat van de wederpartij gedeeltelijk kennelijk niet-ontvankelijk in verband met ne bis in idem en gedeeltelijke kennelijk ongegrond wegens gebrek aan feitelijke onderbouwing.