Zoekresultaten 4481-4500 van de 4521 resultaten

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:143 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/3986

    Klachten tegen longartsen en internisten. Klaagster is weduwe van patiënt die is overleden aan de gevolgen van uitgezaaide longkanker. Zij verwijt de verweerders onder meer tunnelvisie, doordat de patiënt ten onrechte op de longafdeling bleef opgenomen en zij onvoldoende oog hebben gehad voor de buikklachten van de patiënt. Het college is van oordeel dat het beleid adequaat is geweest. Uit de onderzoeken, gecombineerd met de voorgeschiedenis, rijst als enige redelijke verklaring voor de buikklachten van de patiënt dat er sprake was van een gastro-intestinale bloeding. De mucositis met mogelijke gastro-intestinale bloeding was een adequate verklaring. Het nauwe verband tussen de buik- en andere klachten en de behandeling van de longtumor brengt met zich dat de opname op de longafdeling (en dus niet de afdeling MDL) juist was. Op de longafdeling is al vrijwel meteen advies ingewonnen van de afdeling MDL en chirurgie, zo blijkt uit het dossier. Klachten ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:137 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2022/5104

    Klacht over de behandeling van de echtgenote van klager (hierna: patiënte) door een arts (verweerder). Patiënte stond vanwege cardiale problematiek onder controle van een cardioloog. De lichamelijke conditie van patiënte verslechterde en een operatie bleek noodzakelijk. Patiënte werd hiervoor aangemeld en verbleef in afwachting van de operatie thuis. In de periode hierna verslechterde de conditie van patiënte (verder). Zij werd in verband hiermee in het ziekenhuis opgenomen, waar zij overleed. De arts werkte ten tijde van de opname als arts-assistent niet in opleiding tot specialist op de afdeling waar patiënte was opgenomen en was als zodanig betrokken bij de behandeling van patiënte. Klager verwijt de arts dat hij niet voortvarend heeft gehandeld tijdens de opname, dat het niet aanwezige reserve operatieteam heeft willen inzetten en een onheuse bejegening. Het college oordeelt dat de arts niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Hij heeft het uitgezette beleid uitgevoerd en relevante bevindingen telkens tijdig onder de aandacht van de superviserend cardioloog gebracht. Het was niet aan de arts als ANIOS de operatie-urgentie te bepalen en los daarvan was het doel van de opname de patiënte te recompenseren zodat zij de operatie met zo min mogelijk risico zou ingaan. Dat de arts klager en zijn echtgenote op een onzorgvuldige manier heeft bejegend is onvoldoende aannemelijk geworden.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:172 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4622

    Ongegronde klacht tegen een huisarts. De klacht is ingediend door een instelling en 35 van haar cliënten. De instelling had de huisartsenzorg voor haar cliënten ondergebracht bij een reguliere huisartsenpraktijk. Deze samenwerking was vastgelegd in een overeenkomst. De huisarts heeft samen met een andere huisarts de huisartsenpraktijk overgenomen. Voordat de overname plaatsvond, is de overeenkomst tussen de instelling en de huisartsenpraktijk opgezegd. De huisarts en zijn collega zijn geen nieuwe samenwerking met de instelling aangegaan. Klagers verwijten de huisarts onder andere dat hij de zorg aan de cliënten onterecht en onzorgvuldig heeft beëindigd. Naar het oordeel van het college had de huisarts een gewichtige reden om geen overeenkomst met de instelling aan te gaan. De huisarts heeft voldoende voorbeelden gegeven waaruit blijkt dat er niet werd voldaan aan de randvoorwaarden die in de leidraad ‘Algemeen medisch zorg voor verstandelijk gehandicapten in VG zorginstellingen’ van de LHV worden genoemd. Op grond hiervan had de huisarts gegronde redenen om zich niet bekwaam te achten en dus geen overeenkomst aan te gaan. De huisarts heeft zorgvuldig gehandeld door tijdig en beargumenteerd uit te leggen waarom hij geen zorg aan de cliënten wil verlenen. Hij heeft meegedacht over alternatieven en hij heeft de instelling voldoende gelegenheid geboden om de zorg op een andere manier te regelen door ondanks de opzegging van de overeenkomst per 1 april 2021 nog tot 1 juni 2021 de noodzakelijke zorg te willen verlenen. De klacht wordt ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:142 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-326/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de kwaliteit van dienstverlening in een arbitragezaak deels niet-ontvankelijk vanwege tijdsverloop. Klacht voor het overige ongegrond omdat niet kan worden vastgesteld dat verweerder klager niet naar behoren heeft bijgestaan.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:173 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4621

    Ongegronde klacht tegen een huisarts. De klacht is ingediend door een instelling en 35 van haar cliënten. De instelling had de huisartsenzorg voor haar cliënten ondergebracht bij een reguliere huisartsenpraktijk. Deze samenwerking was vastgelegd in een overeenkomst. De huisarts heeft samen met een andere huisarts de huisartsenpraktijk overgenomen. Voordat de overname plaatsvond, is de overeenkomst tussen de instelling en de huisartsenpraktijk opgezegd. De huisarts en haar collega zijn geen nieuwe samenwerking met de instelling aangegaan. Klagers verwijten de huisarts onder andere dat zij de zorg aan de cliënten onterecht en onzorgvuldig heeft beëindigd. Naar het oordeel van het college had de huisarts een gewichtige reden om geen overeenkomst met de instelling aan te gaan. De huisarts heeft voldoende voorbeelden gegeven waaruit blijkt dat er niet werd voldaan aan de randvoorwaarden die in de leidraad ‘Algemeen medisch zorg voor verstandelijk gehandicapten in VG zorginstellingen’ van de LHV worden genoemd. Op grond hiervan had de huisarts gegronde redenen om zich niet bekwaam te achten en dus geen overeenkomst aan te gaan. De huisarts heeft zorgvuldig gehandeld door tijdig en beargumenteerd uit te leggen waarom zij geen zorg aan de cliënten wil verlenen. Zij heeft meegedacht over alternatieven en zij heeft de instelling voldoende gelegenheid geboden om de zorg op een andere manier te regelen door ondanks de opzegging van de overeenkomst per 1 april 2021 nog tot 1 juni 2021 de noodzakelijke zorg te willen verlenen. De klacht wordt ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:143 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-430/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht over kwaliteit dienstverlening. Hoewel het de voorkeur had verdiend dat verweerder aan klager had gemaild dat bij de Hoge Raad ook nadere stukken konden worden opgevraagd, heeft verweerder in de gegeven omstandigheden niet klachtwaardig gehandeld door klager te mailen dat dit niet kon. Van een opzettelijke fout van verweerder of het bewust achterhouden van informatie in het voordeel van de Staat, zoals klager stelt, is de voorzitter op grond van het klachtdossier niet gebleken. Ook voor de andere negatieve kwalificaties die klager aan de vergissing van verweerder geeft, ontbreekt een feitelijke onderbouwing. In dat verband wijst de voorzitter erop dat verweerder enkele dagen later alle stukken bij de Hoge Raad heeft opgevraagd, nadat hij van zijn kantoorgenoot mr. B. had begrepen dat dit mogelijk was. Klacht is kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:174 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4587

    Ongegronde klacht tegen een huisarts. De klacht is ingediend door een instelling en 35 van haar cliënten. De instelling had de huisartsenzorg voor haar cliënten ondergebracht bij een reguliere huisartsenpraktijk. Deze samenwerking, die was vastgelegd in een overeenkomst, is door de huisarts opgezegd in verband met diens pensionering. Klagers verwijten de huisarts de overeenkomst onterecht en onzorgvuldig te hebben beëindigd. Aan de orde is allereerst de vraag of de instelling, voor zover zij namens zichzelf klaagt, in haar klacht kan worden ontvangen. Het college is van oordeel dat de instelling klachtgerechtigd is op grond van artikel 65 lid 1 sub c. Naar het oordeel van het college heeft de huisarts de overeenkomst met de instelling niet onterecht beëindigd. De huisarts heeft zich gehouden aan de overeengekomen opzegtermijn en hij had een gewichtige reden om op te zeggen, namelijk zijn aanstaande pensioen. Naar het oordeel van het college heeft de huisarts ook zorgvuldig gehandeld bij het opzeggen van de overeenkomst, daarbij kan het de huisarts niet worden aangerekend dat zijn opvolgers niet met de instelling in zee wilde gaan. De klacht wordt ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:140 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-268/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht over kwaliteit dienstverlening. Verweerder heeft namens klager een cassatieschriftuur opgesteld en met instemming van klager bij de Hoge Raad ingediend. Niet gebleken dat de cassatieschriftuur kwalitatief niet voldoet aan de eisen die daaraan redelijkerwijs mogen worden gesteld. Niet kan worden vastgesteld dat uit de inhoud van de volgens klager ontbrekende stukken de onschuld van klager blijkt. Het feit dat verweerder de kwestie over deze missende dossierstukken en het daarover tussen klager en verweerder ontstane verschil van inzicht niet in de schriftuur heeft willen vermelden, betekent niet dat verweerder klachtwaardig heeft gehandeld. Verweerder heeft bij de behandeling van het cassatieberoep de leiding en hij moet in dat kader bepalen met welke aanpak de belangen van klager het best zijn gediend. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:171 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4889

    Kennelijk ongegronde klacht tegen een huisarts. Klaagster is ontevreden over de behandeling door de (waarnemend) huisarts. Zij vindt dat hij haar klachten niet serieus heeft genomen, niet heeft geluisterd en ten onrechte geen neuroloog heeft geraadpleegd om haar beter te kunnen helpen. Ook verwijt zij de huisarts dat hij onvoldoende heeft gedaan om een afspraak van klaagster bij een neuroloog te vervroegen. Het college is van oordeel dat de huisarts tijdens het consult naar behoren heeft gereageerd op wat klaagster hem vertelde. Klaagster presenteerde zich met klachten aan haar linkerdijbeen en heup. De huisarts heeft haar behandeld met een injectie Kenacort, omdat hij dacht aan een slijmbeursontsteking. Het college kan deze handelswijze billijken. Verder heeft het college niet kunnen vaststellen dat klaagster aan de huisarts heeft gevraagd het consult bij de neuroloog te vervroegen. Voor zover klaagster dit verzoek wel heeft gedaan, gaven de door klaagster geuite klachten geen reden de verwijzing om te zetten in een spoedverwijzing. De klacht is kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:141 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-275/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht over kwaliteit dienstverlening. Verweerder kan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt ten aanzien van de voorbereiding van het hoger beroep en de zitting. Verweerder heeft toegelicht dat hij na zijn telefonisch contact met de griffie en zijn brief het dossier met een grootte van 200 pagina’s heeft ontvangen en dat hij ervan is uitgegaan dat hij over hetzelfde dossier beschikte als het gerechtshof en de advocaat-generaal. Deze gang van zaken in strafzaken is gebruikelijk. In een hoger beroep tegen een vonnis van een rechtbank behandelt het gerechtshof een strafzaak helemaal opnieuw. De opstelling van de officier van justitie in eerste aanleg is in beginsel geen onderwerp van discussie tijdens de behandeling in hoger beroep. Uit het klachtdossier, waaronder de pleitnotities van verweerder, kan niet worden afgeleid dat verweerder bij het voeren van de verdediging van klager in het hoger beroep steken heeft laten vallen. Klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TNORARL:2023:36 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/414323/ KL RK 23-4

    Artikel 93 lid 1 Wna. art 22 lid 1 Wna. Art 102 lid 1 Wna.Klager verwijt de notaris dat hij zich ten onrechte heeft beroepen op zijn geheimhoudingsplicht, dat de notaris niet is nagegaan wat de gevolgen zijn van het herroepen van eerdere testamenten en erflater hierover voldoende heeft geïnformeerd/geadviseerd.De kamer heeft als volgt overwogen. Uit de jurisprudentie blijkt dat de notaris weliswaar gehouden was om zijn gevolgde werkwijze toe te lichten, maar dat de notaris de inhoud van de besprekingen met erflater geheim dient te houden. Dit betreft immers informatie waarvan de notaris uit hoofde van zijn werkzaamheden als zodanig kennis heeft genomen. Naar het oordeel van de kamer kan en hoeft de notaris daarom niet aan klager toe te lichten wat hij concreet wel of niet met erflater heeft besproken ten aanzien van zijn eerdere testament en de overige zaken die hij al dan niet met erflater heeft besproken.De notaris is op basis van de gesprekken met erflater tot de conclusie gekomen dat erflater wilsbekwaam was, dat het gewijzigde testament de wil van erflater bevatte en dat erflater de inhoud en de rechtgevolgen ervan begreep. Naar het oordeel van de kamer zijn er onvoldoende aanknopingspunten dat de notaris tot een andere conclusie had moeten komen. Niet is gebleken dat de notaris de gevolgen van het herroepen van het testament niet voldoende heeft onderzocht en/of onvoldoende met erflater zou hebben besproken.De kamer heeft de klacht ongegrond verklaard.

  • ECLI:NL:TGZRZWO:2023:130 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle z2023/5304

    Klacht van de voormalig werkgever tegen verpleegkundige over grensoverschrijdend gedrag.Het college overweegt dat de verpleegkundige door het aangaan van een intieme relatie met patiënte hij de voor verpleegkundigen geldende beroepsnormen overschreden. De klacht is dan ook gegrond. Daarbij benadrukt het college dat de reden dat het aangaan van een intieme relatie met een (ex-)patiënt niet is toegestaan hierin is gelegen dat in een dergelijke relatie sprake is een ongelijkwaardige verhouding waarin de patiënt zich in een afhankelijke, kwetsbare positie bevindt. Wat bijdraagt aan de ernst van het tuchtrechtelijke verwijt, is het gegeven dat de verpleegkundige werkzaam is in de geestelijke gezondheidszorg en dat bij de aan zijn zorg toevertrouwde patiënte sprake is van verhoogde kwetsbaarheid.Voor wat betreft de op te leggen maatregel overweegt het college als volgt.Het college maakt zich op basis van alles wat hem nu bekend is ernstige zorgen over de verpleegkundige en acht hem op dit moment niet in staat om patiëntencontacten te hebben. Het college gunt de verpleegkundige echter wel de spreekwoordelijke tweede kans. Hierbij wordt meegewogen dat de verpleegkundige niet eerder met de tuchtrechter in aanraking is gekomen en dat hij na het bekend worden van de relatie heeft meegewerkt aan onderzoeken, zijn fout heeft erkend en daarvoor ook hulp heeft gezocht. Het college acht daarom een voorwaardelijke schorsing van 12 maanden een passende maatregel. Door voorwaarden te stellen aan de schorsing krijgt de verpleegkundige de kans om bij zijn huidige werkgever werkzaam te blijven in een administratieve functie, terwijl hij in therapie gaat werken aan zijn problematiek.

  • ECLI:NL:TACAKN:2023:46 Accountantskamer Zwolle 22/2209 Wtra AK

    Ongegronde klacht. Betrokkene is als gemachtigde van een onderneming in 2017 betrokken geweest bij de ontslagprocedure van een werkneemster van deze onderneming. Volgens klager heeft betrokkene bij de aanvraag om de ontslagvergunning bij het UWV en de daaropvolgende procedures bij de kantonrechter en het gerechtshof valsheid in geschrifte gepleegd en heeft hij daarbij samengespannen met anderen. Ook verwijt klager betrokkene dat hij zijn klachten niet in behandeling heeft willen nemen en dat hij heeft geweigerd om met klager over zijn klachten te overleggen. Naar het oordeel van de Accountantskamer heeft betrokkene tijdens de ontslagprocedure een verdedigbaar civielrechtelijk standpunt ingenomen. Ook kan betrokkene niet worden verweten dat hij de klachten van klager niet in behandeling heeft genomen of dat hij niet met klager heeft willen overleggen.

  • ECLI:NL:TACAKN:2023:47 Accountantskamer Zwolle 22/1961 Wtra AK

    Betrokkene heeft in verband met een gerechtelijke procedure in opdracht van een van de partijen in die procedure een rapport opgesteld. Betrokkene heeft in zijn rapport geschreven dat hij Standaard 4400N heeft toegepast. Hoewel volgens betrokkene alle personen in de procedure de beoogde gebruikers van zijn rapport zijn, heeft hij niet met al deze personen over de opdracht en de uit te voeren werkzaamheden overleg gevoerd. Feitelijk heeft betrokkene een rapport uitgebracht ter ondersteuning van een partij in een geschil (Handreiking 1127). Omdat betrokkene Standaard 4400N op zijn opdracht van toepassing acht, heeft de Accountantskamer het rapport aan deze Standaard getoetst. Het rapport doorstaat die toetsing niet en heeft op belangrijke onderdelen ook geen deugdelijke grondslag. Daarom legt de Accountantskamer de maatregel van berisping op.

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:169 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4551

    Deels gegronde klacht tegen een verpleegkundige. De schoonmoeder van klaagster verbleef in het verpleeghuis waar de verpleegkundige destijds werkzaam was. Klaagster heeft meerdere klachten over hoe haar schoonmoeder in de laatste weken van haar leven is verzorgd, onder andere door de verpleegkundige. De verpleegkundige voert verweer. Het college komt tot het oordeel dat één van de klachtonderdelen gegrond is, namelijk dat de verpleegkundige er onvoldoende zorg heeft verleend met betrekking tot het aanbieden van voeding en vocht en hierover onvoldoende heeft gecommuniceerd. Het overige van de klacht is ongegrond. Geen maatregel

  • ECLI:NL:TGZRAMS:2023:170 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4874

    Deels gegronde klacht tegen een specialist ouderengeneeskunde. Klaagster heeft meerdere klachten over de zorgverlening van de specialist ouderengeneeskunde aan haar schoonmoeder in de laatste weken van haar leven. De specialist ouderengeneeskunde voert verweer. Het college komt tot het oordeel dat de klacht gedeeltelijk gegrond is voor wat betreft de klachtonderdelen dat er onvoldoende toezicht zou zijn gehouden op de medicatie-inname en niet naar de wensen van de patiënte en de familie is geluisterd. De specialist ouderengeneeskunde krijgt een waarschuwing. Publicatie.

  • ECLI:NL:TNORARL:2023:35 Kamer voor het notariaat Arnhem-Leeuwarden C/05/414648 / KL RK 23-5 C/05/416131/ KL RK 23-15

    Artikel 99 lid 21 Wna.Klacht niet-ontvankelijk wegens overschrijding van de klachttermijn. Geen ruimte voor toepassing van uitzonderingstermijn van een jaar. Klaagster was zelf partij bij de akten en aanwezig bij het passeren van die akten, waarbij het handelen of nalaten waarover geklaagd wordt, heeft plaatsgevonden.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:138 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-301/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij in een echtscheidingszaak deels niet-ontvankelijk vanwege tijdsverloop en voor het overige kennelijk ongegrond.

  • ECLI:NL:TGZCTG:2023:113 Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Den Haag C2022/1631

    Klacht tegen een verzekeringsarts. Klager heeft in 2016 een verzoek gedaan om in aanmerking te komen voor een militair invaliditeitspensioen. Een verzekeringsarts heeft geconcludeerd dat bij klager geen sprake is van enige dienstverbandaandoening, waarna het verzoek van klager is afgewezen. In de bezwaarprocedure heeft de aangeklaagde verzekeringsarts op verzoek van de staatssecretaris van Defensie medisch commentaar gegeven op eerdere rapporten. De klacht houdt in dat de verzekeringsarts: 1. medische commentaren heeft opgesteld die niet voldoen aan de daaraan te stellen eisen, onder meer door onjuiste feiten en omstandigheden te vermelden die uitsluitend zijn gebaseerd op (verkeerd geïnterpreteerde) rapporten van derden, door een ontoereikende methode van onderzoek te gebruiken en door een ontoereikende onderbouwing van zijn bevindingen te geven; 2. buiten zijn deskundigheidsgebied als verzekeringsarts is getreden door zijn oordeel te geven over psychiatrische stoornissen en door zonder motivering af te wijken van de conclusie van een door hem ingeschakelde psychiater. Het Regionaal Tuchtcollege heeft de klacht in al beide onderdelen ongegrond verklaard. In beroep is de zaak in volle omgang nogmaals voorgelegd. Het Centraal Tuchtcollege verwerpt het beroep van klager.

  • ECLI:NL:TADRSGR:2023:139 Raad van Discipline 's-Gravenhage 23-304/DH/RO

    Voorzittersbeslissing. Klacht over een deken. Verweerster heeft ten aanzien van het onderzoek dat zij als deken naar de werkwijze van klager en zijn kantoor heeft gedaan en de procedure die zij daarbij heeft gevolgd, het vertrouwen in de advocaat niet geschaad. Geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond.