ECLI:NL:TGZRZWO:2025:104 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Zwolle Z2025/8171

ECLI: ECLI:NL:TGZRZWO:2025:104
Datum uitspraak: 15-09-2025
Datum publicatie: 18-09-2025
Zaaknummer(s): Z2025/8171
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen radioloog kennelijk ongegrond. De radioloog heeft een röntgenfoto van de borstkas (x-thorax) en een röntgenfoto van het borstbeen (x-sternum) van klager beoordeeld. De klacht heeft betrekking op deze beoordeling en de verslaglegging daarvan.


REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

ZWOLLE

Beslissing van 15 september 2025 op de klacht van:

A,

wonende in B,

klager,

tegen

C,

radioloog,

(destijds) werkzaam in B,

verweerder, hierna ook: de radioloog,

gemachtigde: mr. V.C.A.A.V. Daniels, werkzaam in Utrecht.

1. De zaak in het kort

1.1 De radioloog heeft een röntgenfoto van de borstkas (x-thorax) en een röntgenfoto van het borstbeen (x-sternum) van klager beoordeeld. De klacht heeft betrekking op deze beoordeling en de verslaglegging daarvan.

1.2 Het college komt tot het oordeel dat de klacht kennelijk ongegrond is. ‘Kennelijk’

betekent dat het niet nodig is om nog vragen aan de partijen te stellen en dat duidelijk is dat de klacht niet gegrond kan worden verklaard. Hierna licht het college toe hoe het tot deze beslissing is gekomen.

2. De procedure

2. 1 Het college heeft de volgende stukken ontvangen:

  • het klaagschrift met bijlagen, ontvangen op 14 februari 2025;
  • het verweerschrift, ontvangen op 11 april 2025;
  • de van klager op 19 mei 2025 ontvangen aanvullende stukken en beeldvormend materiaal.

2.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college met elkaar in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.

2.3 Klager heeft gelijktijdig met deze klacht ook klachten ingediend tegen andere zorgverleners. Deze zaken staan geregistreerd onder de nummers Z2025/8153, Z2025/8172, Z2025/8173, Z2025/8174 en Z2025/8175.

2.4 Het college heeft de klacht in raadkamer behandeld. Dit betekent dat het college de zaak beoordeeld heeft op basis van de stukken, zonder dat de partijen daarbij aanwezig waren.

3. De feiten

3.1 Vanwege een zwelling op het borstbeen heeft klagers huisarts hem op 2 februari 2024 naar de radioloog verwezen voor röntgenfoto’s van het borstbeen en de borstkas.


In de verwijzing heeft de huisarts het volgende vermeld:

“Reden van aanvraag Afwijkingen sternum tpv overgang corpus manubrium? Mediastinum afwijkend?

Reden: zwelling overgang corpus manubrium

Anamnese 02-02-2024, deze week ontdekt dat borstbeen iets dikker is,

deed ook zeer; vandaag re elleboog bultje ontdekt; temp is soms wat laag, niet koorts; afgelopen 4 weken wel een paar keer nachtzweten, pyama nat

Lichamelijk onderzoek 02-02-2024, overgang corpus manubrium iets dikker; hals/supra/infraclav en axilla geen klieren; keel gb, tonsillen goed; elleboog li tpv flexorpees med wat dikker; olecranon/epicondylen gb Op CT-beeld: tpv corpus/manubrium verdikking, zwarte cysteuse? structuur”

3.2 Diezelfde dag zijn röntgenfoto’s gemaakt en door de radioloog beoordeeld. Deze

heeft daarvan het volgende verslag gemaakt:

X sternum 02-02-2024, 12:24

Geen afwijkingen. Geen ossale pahtologie zichtbaar. Wellicht wordt de overgang zelf gevoeld.

X thorax 02-02-2024, 12:22

Alleen PA foto. Scoliotische standsafwijking. Aan hart en longen en skelet geen afwijkingen.”

3.3 Op 3 juli 2024 zijn nogmaals röntgenfoto’s gemaakt. Deze zijn beoordeeld door een collega-radioloog.

4. De klacht en de reactie van de radioloog

4.1 Klager maakt de radioloog de volgende verwijten:

1. Dat er op de eerste x-sternum geen adequate beschrijving van de bottumor wordt beschreven. De bottumor wordt niet benoemd en er wordt geen melding gemaakt van een zwelling. In een later stadium bleek er wel sprake te zijn van een zwelling op deze foto maar dan beoordeeld door een andere arts;

2. Dat er meerdere medewerkers op de afdeling Radiologie weet hebben van de fouten die opzettelijk worden gemaakt. Een meisje kwam naar klager toe en zei dat het niet eerlijk gaat, ze klager niet eerlijk willen helpen en allemaal correspondentie over klager hebben;

3. Dat op de tweede röntgenfoto bij L, beoordeeld door de collega-radioloog, geen melding wordt gemaakt van een aanwezige tumor en ook niet van de vergelijking die volgens klager laat zien dat er een minder prominente zwelling waarneembaar is zoals passend is bij het klinisch beloop;

4. Dat in de reactie van de radiologen op klagers vragen hierover ze hieraan blijven vasthouden en zeggen niets te weten van een voelbare en zichtbare bottumor op het borstbeen. Dit was wel zo geschreven in de verwijzing, volgens klager duidend op een ernstige leugen;

5. Dat in de e-mail van de klachtenfunctionaris staat dat de klachtenfunctionaris na een gesprek met klager hiervan melding maakt aan het ziekenhuis.

4.2 De radioloog heeft het college verzocht de klacht (kennelijk) ongegrond te verklaren.

4.3 Het college gaat hieronder verder in op de standpunten van partijen.

5. De overwegingen van het college


De criteria voor de beoordeling

5.1 De vraag is of de radioloog de zorg heeft verleend die van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een redelijk bekwame en redelijk handelende radioloog. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en andere professionele standaarden. Dat een zorgverlener beter anders had kunnen handelen is niet altijd genoeg voor een tuchtrechtelijk verwijt. Verder geldt het uitgangspunt dat zorgverleners alleen tuchtrechtelijk verantwoordelijk zijn voor hun eigen handelen.

Klachtonderdeel 1. geen adequate beschrijving bottumor eerste x-sternum
5.2 Klager verwijt de radioloog dat de bottumor niet wordt genoemd en dat evenmin melding wordt gemaakt van een zwelling.

5.3 De radioloog heeft hierover naar het oordeel van het college terecht opgemerkt dat op de beoordeelde foto’s geen sprake is van een bottumor dan wel van een andere afwijking behalve een scoliotische standsafwijking. Klachtonderdeel 1. is hiermee kennelijk ongegrond.


Klachtonderdeel 2. opzettelijke fouten afdeling radiologie

5.4 Volgens klager heeft “een meisje” hem verteld dat er niet eerlijk zou worden gehandeld, dat er correspondentie over hem is en dat meerdere medewerkers weet hebben van opzettelijke fouten.

5.5 Deze stelling van klager vindt geen steun in het dossier. Het college kan dan ook niet vaststellen dat de radioloog op dit punt tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

Klachtonderdeel 3. beoordeling tweede röntgenfoto

5.6 Deze klacht heeft betrekking op de röntgenfoto van 3 juli 2024, die is beoordeeld door de collega-radioloog. Nu verweerder hierbij niet betrokken is geweest, kan hem daarover om die reden al geen verwijt worden gemaakt. Daarmee is dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond.

Klachtonderdeel 4. reactie radiologen

5.7 Klager verwijt de radioloog dat hij blijft ontkennen dat sprake is van een voelbare en zichtbare bottumor.

5.8 Volgens de radioloog was de vraag van de huisarts of er op de te maken röntgenfoto’s een afwijking te zien is. Op de röntgenfoto van het sternum is geen afwijking zichtbaar. Dit neemt niet weg dat klager zelf iets voelt of ziet.

5.9 Het college volgt de radioloog in zijn uitleg. Klachtonderdeel 4. is daarmee eveneens ongegrond.

Klachtonderdeel 5. procedure klachtenfunctionaris

5.10 Voor zover klager met deze klacht heeft bedoeld dat sprake is van het uitblijven van een reactie van de klachtenfunctionaris na het melden van de klacht in het ziekenhuis, wordt als volgt overwogen. Dit verwijt ziet op de handelwijze van de klachtenfunctionaris. Niet valt in te zien wat de persoonlijke betrokkenheid van de radioloog hierbij is en wat de radioloog op dit punt valt te verwijten. Dat is door klager ook niet onderbouwd. Ook klachtonderdeel 5. is kennelijk ongegrond.


Slotsom

5.11 Uit de overwegingen hiervoor volgt dat alle onderdelen van de klacht kennelijk ongegrond zijn.

6. De beslissing

Het college verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Deze beslissing is gegeven op 15 september 2025 door M.J.C. Dijkstra, voorzitter,

B.A.A.M. van Hasselt en M. Kraai, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M.D. Moeke, secretaris.

secretaris voorzitter


Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

  1. Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als
  • het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, of
  • als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

  1. Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.
  1. Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.


U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.