ECLI:NL:TGZRAMS:2022:87 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2021/3709

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2022:87
Datum uitspraak: 24-06-2022
Datum publicatie: 24-06-2022
Zaaknummer(s): A2021/3709
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen een radioloog. Klager verwijt verweerster dat zij fraude heeft gepleegd bij het medisch onderzoek van klager door het achterhouden van beelden van de MRI-scan van de hersenen waarop ernstige functionele hersenklachten dan wel hersenletsel te zien is. Het college overweegt dat de lezing van klager over de gang van zaken geen bevestiging vindt in het dossier en zelfs als het uitgaat van de juistheid van die lezing, niet kan worden geconcludeerd dat verweerster beelden voor klager heeft achtergehouden. Het dossier biedt daarvoor geen enkel aanknopingspunt. Kennelijk ongegrond.


REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM


Beslissing van 24 juni 2022 naar aanleiding van de klacht van:


A,
wonende te B,
klager,


tegen


C,
radioloog,
werkzaam te D,
verweerster,
gemachtigde: E, werkzaam te F.


1. De procedure
Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 15 december 2021;
- het aanvullende klaagschrift met de bijlagen;
- de brief van klager van 11 januari 2022;
- het verweerschrift met de bijlagen;
- het proces-verbaal van het op 12 april 2022 gehouden vooronderzoek.

De klacht is in raadkamer behandeld.

2. De feiten
Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1. Verweerster is als radioloog werkzaam in het G (hierna: het ziekenhuis).

2.2. Klager bezocht op 29 augustus 2018 de SEH van het ziekenhuis in verband met oogletsel en is daarbij onder meer door een neuroloog onderzocht. Daarbij werd een CT-scan van de hersenen vervaardigd en de conclusie van de radioloog (een collega van verweerster) luidde:
Geen aanwijzingen voor een intracraniële bloeding of posttraumatische ossale pathologie. Geringe preseptaal hematoom rechts. Deformatie van de oogbol rechts met mogelijk enkele bloed componenten, beeld meest passend bij een oogbol ruptuur, advies consult oogarts. Geen retrobulbair hematoom aantoonbaar.


2.3. Op 1 november 2018 werd klager door op de polikliniek van het ziekenhuis door een neuroloog (verweerster in een andere ook door klager bij dit tuchtcollege ingediende klacht) gezien na een verwijzing van de huisarts in verband met rugpijn. Omdat klager tijdens dit bezoek aangaf ook nog ongerust te zijn over zijn hersenen c.q. hersenletsel dan wel -beschadiging heeft deze neuroloog met klager de beelden van de CT-scan hersenen van 29 augustus 2018 bekeken. Vanwege de hoofdpijnklachten en het eerdere trauma heeft zij een MRI-scan hersenen gepland voor 15 november 2018.


2.4. Deze MRI-scan is op 15 november 2018 vervaardigd en beoordeeld door verweerster. De conclusie van verweerster over deze MRI was: Geen intracerebrale pathologie. Met name geen bloedingen.

2.5. Op 22 november 2018 belde klager de polikliniek en is hem desgevraagd door de assistenten de uitslag van de MRI-scan medegedeeld. Omdat klager twijfels bleef houden bij de uitslag van de MRI-scan is hem het verslag meegegeven. Later zijn hem ook de beelden digitaal toegestuurd.

3. De klacht en het standpunt van klager
De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerster fraude heeft gepleegd bij het medisch onderzoek door het achterhouden van beelden van de MRI-scan van de hersenen van 15 november 2018 waarop ernstige functionele hersenklachten dan wel hersenletsel te zien is.

4. Het standpunt van verweerster
Verweerster heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Voor zover nodig wordt daarop hieronder ingegaan.


5. De beoordeling
5.1. Klager legt aan zijn klacht ten grondslag dat hij op 15 november 2018 met een neuroloog beelden van de (die dag gemaakte) MRI-scan heeft bekeken. Hij stelt dat hij toen andere beelden heeft gezien dan de beelden die te zien zijn op de MRI-scan die hem later zijn toegezonden. Hieruit concludeert klager dat verweerster, als de radioloog die de beelden beoordeelde, beelden voor hem heeft achtergehouden.


5.2. Hoewel de lezing van klager over de gang van zaken geen bevestiging vindt in het dossier is het college van oordeel dat, zelfs als het uitgaat van de juistheid van die lezing, niet kan worden geconcludeerd dat verweerster beelden voor klager heeft achtergehouden. Nog daargelaten de vraag of het voor verweerster feitelijk mogelijk was bij de verzending beelden achter te (laten) houden - zij is immers niet degene geweest die de beelden aan klager heeft gezonden - is er voor het college ook geen enkele reden te veronderstellen dat verweerster zich aan een dergelijk ernstig handelen zou hebben schuldig gemaakt. Het dossier biedt daarvoor geen enkel aanknopingspunt. Reeds om die reden kan de klacht niet slagen.

5.3. De conclusie van het voorgaande is dat de klacht kennelijk ongegrond is.


5.4. Verweerster kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.


6. De beslissing
Het college verklaart de klacht kennelijk ongegrond.


Deze beslissing is gegeven door A. van Maanen, voorzitter, J.A. Carpay en G.A. Hoffland, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door M.G. Verkerk, secretaris.