ECLI:NL:TGZRAMS:2022:169 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2022/4177

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2022:169
Datum uitspraak: 25-11-2022
Datum publicatie: 25-11-2022
Zaaknummer(s): A2022/4177
Onderwerp: Onheuse bejegening
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Kennelijk ongegronde klacht tegen een gynaecoloog. Klaagster verwijt de gynaecoloog dat hij haar onheus heeft bejegend waardoor zij zich tijdens het consult ongemakkelijk en niet veilig heeft gevoeld. Dat het verloop van het consult minder gebruikelijk is geweest blijkt uit het medisch dossier. Dit zegt echter niets over hetgeen zich heeft afgespeeld tijdens het consult. Het college kan niet vaststellen hoe het consult is verlopen. De klacht over het medische beleid is eveneens ongegrond. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.Kennelijk ongegronde klacht tegen een gynaecoloog. Klaagster verwijt de gynaecoloog dat hij haar onheus heeft bejegend waardoor zij zich tijdens het consult ongemakkelijk en niet veilig heeft gevoeld. Dat het verloop van het consult minder gebruikelijk is geweest blijkt uit het medisch dossier. Dit zegt echter niets over hetgeen zich heeft afgespeeld tijdens het consult. Het college kan niet vaststellen hoe het consult is verlopen. De klacht over het medische beleid is eveneens ongegrond. Klacht kennelijk ongegrond verklaard.

A2022/4177


REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG
AMSTERDAM


Beslissing van 25 november 2022 naar aanleiding van de klacht van:


A,
wonende te B,
klaagster,


tegen


C,
gynaecoloog,
werkzaam te D,
verweerder hierna ook: de gynaecoloog,
gemachtigde: mr. J.C.C. Leemans, werkzaam te Amsterdam.


1. De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het klaagschrift met de bijlagen, ontvangen op 14 april 2022;
- het verweerschrift met de bijlagen.


1.2 De partijen hebben de gelegenheid gekregen om onder leiding van een secretaris van het college in gesprek te gaan (mondeling vooronderzoek). Daarvan hebben zij geen gebruik gemaakt.


1.3 Het college heeft de klacht op 14 oktober 2022 op basis van de stukken beoordeeld.


2. Waar gaat de zaak over en wat is de beslissing?
2.1 Klaagster (geboren in 1990) was op haar verzoek door haar (waarnemend) huisarts doorverwezen naar de poli gynaecologie van ziekenhuis E te D, onder meer vanwege zeer hevige pijnklachten tijdens de menstruatie.
Op 23 februari 2022 is klaagster als nieuwe patiënt op het spreekuur van de gynaecoloog gezien. Na dit consult hebben klaagster en de gynaecoloog elkaar niet meer gezien of gesproken.


2.2 Klaagster is niet tevreden hoe dit eenmalige consult is verlopen en voelt zich onheus bejegend. De gynaecoloog heeft naar eigen zeggen geprobeerd het consult naar eer en geweten zo goed mogelijk te volbrengen. Hij betreurt dat dit volgens klaagster kennelijk niet gelukt is. De gynaecoloog betwist dat hij klaagster onheus zou hebben bejegend.

2.3 Het college komt tot het oordeel dat de gynaecoloog niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het college licht dat hierna toe.


3. Wat houdt de klacht in?
Klaagster verwijt de gynaecoloog dat hij haar onheus heeft bejegend door een negatieve mening te uiten over de geaardheid van klaagster en haar scheiding en door de kleinerende wijze hoe hij tegen klaagster sprak. Klaagster heeft zich niet veilig gevoeld tijdens het consult. Verder verwijt klaagster de gynaecoloog dat hij niet wilde luisteren naar haar en geen rekening heeft gehouden met haar medisch verleden betreffende negatieve bijwerkingen van hormonale anticonceptie.


4. Wat is het verweer?
De gynaecoloog heeft de klacht bestreden zowel ten aanzien van het niet goed luisteren naar klaagster, de bejegening, als ook ten aanzien van het geen rekening houden met haar medisch verleden. Hij betreurt het wel dat klaagster zijn spreekkamer niet tevreden heeft verlaten en het gevoel heeft gehad dat hij onderscheid heeft gemaakt op geaardheid. Hij trekt zich dat ook aan, maar betwist ten stelligste dat hij klaagster op welke wijze dan ook onheus zou hebben bejegend.
Het verweer wordt voor zover nodig hierna verder besproken.


5. Wat zijn de overwegingen van het college?
Welke criterium geldt bij de beoordeling?
5.1 De vraag is of de gynaecoloog heeft gehandeld zoals van hem verwacht mocht worden. De norm daarvoor is een ‘redelijk bekwame en redelijk handelende’ gynaecoloog. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de voor de zorgverlener geldende beroepsnormen en de wetenschappelijke inzichten ten tijde van het handelen.

Het consult van 23 februari 2022
5.2 Vast staat dat de lezing van beide partijen over wat er zich precies tijdens het bewuste consult heeft afgespeeld van elkaar verschilt.


5.3 Klaagster heeft verklaard dat zij zich zeer ongemakkelijk heeft gevoeld en niet veilig, door de manier waarop de gynaecoloog tegen haar heeft gesproken. Ze voelde zich ook veroordeeld door de gynaecoloog vanwege haar geaardheid. Verder voelde klaagster zich niet gehoord en niet serieus genomen, omdat de gynaecoloog geen boodschap had aan het feit dat zij aangaf dat zij in het verleden negatieve bijwerkingen had gehad van de medicijnen die hij wilde voorschrijven.
De gynaecoloog heeft naar hij heeft verklaard geprobeerd om niet alleen met behulp van de anamnese het medische gedeelte goed op tafel te krijgen maar ook goed contact te krijgen met klaagster. Hij betwist dat hij de privé situatie van klaagster zou hebben veroordeeld, laat staan dat hij haar zou hebben uitgelachen. De gynaecoloog heeft naar eigen zeggen in de 10 jaar dat hij werkzaam is nog nooit een onderscheid gemaakt op wat voor grond dan ook en zeker niet op geaardheid.


5.4 Het college stelt bij de beoordeling van de klacht voorop dat verwijten over de inhoud en wijze van communicatie zich moeilijk op hun juistheid laten beoordelen. Het college was immers niet bij het consult aanwezig en bovendien is het vaak de toon die de muziek maakt. Die toon is aan derden (zoals het college) niet goed over te brengen. Het college kan ook in dit geval niet exact vaststellen hoe de communicatie tijdens het consult is verlopen. Dat het verloop van het consult minder gebruikelijk is geweest blijkt uit het medisch dossier waarin de gyneacoloog heeft opgenomen: “Wonderlijk in het contact”. Dat zegt echter niets over hetgeen zich heeft afgespeeld tijdens het consult. Het is vaste rechtspraak dat in een geval als dit, waarbij sprake is van het woord van de één tegen dat van de ander, geen oordeel door het college kan worden gevormd. Aan het woord van de één kan immers niet meer waarde worden gehecht dan aan het woord van de ander.
Nu niet kan worden vastgesteld dat de gynaecoloog klachtwaardig heeft gehandeld door klaagster onheus te bejegenen is dat deel van de klacht kennelijk ongegrond.


5.5 Het college kan het behandelplan en advies van de gynaecoloog, om de cyclus van klaagster te onderdrukken via hormonale anticonceptie ondanks haar geuite bezwaren hiertegen, medisch technisch goed volgen. De gynaecoloog heeft naar eigen zeggen zijn best gedaan om zo goed mogelijk uit te leggen wat zijn ratio hierachter was. Verder heeft het college geconstateerd dat de gynaecoloog een vervolgafspraak na drie maanden had ingepland met dubbele tijd, om het effect te monitoren en de behandeling verder vorm te geven. Het college kan zich voorstellen dat klaagster het niet eens was met het behandelplan/advies van de gynaecoloog en dat zij daarom meent dat er niet naar haar is geluisterd. Echter, mede gelet op de diagnose en de ingeplande vervolgafspraak met extra tijd kan het college niet anders concluderen dan dat de gynaecoloog geen verwijt kan worden gemaakt. Ook dit deel van de klacht is daarom kennelijk ongegrond.


Conclusie
5.6 De conclusie is dat de klacht op alle onderdelen kennelijk ongegrond is.


6. De beslissing
De klacht is kennelijk ongegrond.


Deze beslissing is gegeven door J. Brand, voorzitter, P.F. Boekkooi en M.J.E. Mourits, leden-beroepsgenoten, bijgestaan door S.R.M.I. Roos-Bollen, secretaris.