ECLI:NL:TAHVD:2022:129 Hof van Discipline 's Gravenhage 220110

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2022:129
Datum uitspraak: 18-07-2022
Datum publicatie: 16-08-2022
Zaaknummer(s): 220110
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen: Beklag
Inhoudsindicatie: Artikel 13 beklag. Klager wenst bijstand van een advocaat voor twee bestuursrechtelijke kwesties. De deken heeft in dat verband terecht aangevoerd dat in beide gevallen geen sprake is van verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat. Het hof merkt daarbij op dat artikel 13 Advocatenwet een vangnetvoorziening is. Beklag ongegrond.

van 18 juli 2022
in de zaak 220110
 
naar aanleiding van het beklag van:

 
klager
 
tegen:
 
mr. G.H.H. Kerkhof
Deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Overijssel

de deken


1 HET BEKLAG

1.1 Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen met haar beslissing van 28 maart 2022. Klager heeft een beklag d.d. 29 maart 2022 tegen de beslissing van de deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof).


2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het beklag is op 31 maart 2022 (per mail) ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier het door deken toegezonden verweer van 30 mei 2022.

2.3 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.


3 FEITEN

Het hof stelt de volgende feiten vast.

3.1 Op 21 maart 2022 heeft klager bij de deken een verzoek ingediend om een advocaat aan te wijzen in verband met een afwijzend besluit van 17 maart 2022 inzake een aanvraag voor een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ). Daarnaast heeft klager ook verzocht om aanwijzing van een advocaat voor het indienen/aanvullen van een aanvraag in het kader van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz).

3.2 In een brief van 28 maart 2022 (die per e-mail aan klager is gestuurd) heeft de deken het verzoek om aanwijzing van een advocaat afgewezen, omdat voor beide kwesties geen verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven.

3.3 Op 30 maart 2022 heeft klager telefonisch contact opgenomen met het bureau van de orde van advocaten Overijssel, waarin hij heeft verzocht om een schriftelijke bevestiging dat in een bestuursrechtelijke procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging aan de orde is.

3.4 In een e-mail van 31 maart 2022 heeft de adjunct-secretaris van de deken aan klager bevestigd: ‘dat het in een bestuursrechtelijke procedure niet verplicht is om u te laten vertegenwoordigen door een advocaat’.


4 BEOORDELING

Beklag

4.1 Klager heeft – samengevat – aangevoerd dat hij de deken heeft ingeschakeld nadat meerdere advocaten hebben aangegeven dat zij klager niet konden bijstaan en nadat hij het Juridisch Loket heeft gebeld. Klager vindt het merkwaardig dat het in een bestuursrechtelijke procedure niet relevant is om een advocaat in te schakelen, terwijl juist in dergelijke situaties de wederpartij een bestuursorgaan is met veel financiën en dure advocaten om de eigen zaak te bepleiten. Dit werkt volgens hem rechtsongelijkheid in de hand.

Verweer deken

4.2 De deken heeft – samengevat – aangevoerd dat het is toegestaan om een advocaat in te schakelen bij zaken die spelen bij de bestuursrechter, maar dat het niet verplicht is. Nu deze verplichte procesvertegenwoordiging op grond van artikel 13 van de Advocatenwet een vereiste is om een advocaat aan te kunnen wijzen, is de deken van mening dat het voor hem niet mogelijk is om een advocaat aan te wijzen. Het beklag van klager moet dan ook ongegrond worden verklaard.

Toetsingskader

4.3 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

Beoordeling

4.4 Het hof leidt uit het voorgaande af dat klager bijstand wenst van een advocaat voor twee bestuursrechtelijke kwesties. De deken heeft in dat verband terecht aangevoerd dat in beide gevallen geen sprake is van verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat. Het hof merkt daarbij op dat artikel 13 Advocatenwet een vangnetvoorziening is, die is bedoeld voor rechtzoekenden die niet in staat zijn om zelf een advocaat te vinden, terwijl vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden. De verplichting voor de deken om op grond van artikel 13 Advocatenwet een advocaat aan te wijzen geldt dus alleen voor personen die een advocaat zoeken voor een procedure waarbij een advocaat verplicht is. Daarvan is hier geen sprake. De deken had dan ook gegronde redenen om het verzoek van klager af te wijzen. Het beklag van klager wordt daarom ongegrond verklaard. Ten overvloede merkt het hof op dat het klager alsnog vrij staat om zelf een advocaat te zoeken.


5 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 28 maart 2022 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel ongegrond.


Deze beslissing is gewezen door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mr. E.W. de Groot en mr. E.L. Pasma, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2022.
 
griffier  voorzitter

De beslissing is verzonden op 18 juli 2022.