ECLI:NL:TAHVD:2022:127 Hof van Discipline 's Gravenhage 220107

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2022:127
Datum uitspraak: 04-07-2022
Datum publicatie: 16-08-2022
Zaaknummer(s): 220107
Onderwerp: Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
Beslissingen: Beklag
Inhoudsindicatie: Artikel 13 beklag. Klager wenst bijstand van een advocaat tijdens de procedure bij de bestuursrechter. De deken heeft in dat verband terecht aangevoerd dat voor een dergelijke procedure geen sprake is van verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat. De verplichting voor de deken om op grond van artikel 13 Advocatenwet een advocaat aan te wijzen geldt alleen voor personen die een advocaat zoeken voor een procedure waarbij een advocaat verplicht is. Beklag ongegrond.

van 4 juli 2022
in de zaak 220107
 
naar aanleiding van het beklag van:

 
klager

tegen:
 
mr. E.A.C. van de Wiel
Deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement Noord-Nederland

de deken


1 HET BEKLAG

1.1 Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. De deken heeft dit verzoek afgewezen met zijn beslissing van 21 maart 2022. Klager heeft een beklag d.d. 29 maart 2022 tegen de beslissing van de deken ingediend bij het Hof van Discipline (hierna: het hof).


2 DE PROCEDURE BIJ HET HOF

2.1 Het beklag is op 29 maart 2022 per mail ontvangen door de griffie van het hof.

2.2 Verder bevat het dossier het verweerschrift van de deken van 23 mei 2022.

2.3 Het hof heeft het verzoek in raadkamer behandeld op basis van de stukken uit het dossier.


3 FEITEN

Het hof stelt de volgende feiten vast.

3.1 Op 18 maart 2022 heeft klager bij de deken een verzoek ingediend om een advocaat aan te wijzen in verband met het instellen van beroep tegen een beslissing van het Schadefonds Geweldsmisdrijven van 4 februari 2022.

3.2 In een brief van 21 maart 2022 (die per e-mail aan klager is gestuurd) heeft de deken het verzoek om aanwijzing van een advocaat afgewezen, omdat voor het indienen van een dergelijk beroep geen verplichte procesvertegenwoordiging is voorgeschreven. Daarnaast heeft klager zijn aanwijzingsverzoek pas op 18 maart 2022 ingediend, terwijl de termijn om beroep in te stellen afloopt op 22 maart 2022, waardoor het een onmogelijke opgave is om hiervoor nog een advocaat aan te wijzen.

3.3 In een e-mail van 22 maart 2022 heeft klager aangegeven dat hij het beroep al heeft ingediend, maar dat hij begeleiding van een advocaat nodig heeft tijdens de procedure van het beroep. Klager heeft de deken nogmaals gevraagd om hem een advocaat aan te wijzen.

3.4 In een e-mail van 23 maart 2022 heeft de adjunct-secretaris van de deken klager bericht dat voor de betreffende procedure geen rechtsbijstand door een advocaat verplicht is, klager niet in aanmerking komt voor een aanwijzing van een advocaat en dat de beslissing tot afwijzing van zijn verzoek niet zal veranderen.


4 BEOORDELING

Beklag

4.1 Klager heeft – samengevat – aangevoerd dat het noodzakelijk is dat hij een advocaat krijgt aangewezen, omdat hij niet beschikt over de kennis en expertise van een advocaat en vreest dat hij tijdens een hoorzitting hierdoor wordt benadeeld. Het is klager niet gelukt om een advocaat te vinden die hem wil bijstaan. Omdat zijn zaak te complex is om zonder een advocaat verder te gaan, dient hij beklag in tegen de weigering van de deken om een advocaat aan te wijzen.

Verweer deken

4.2 De deken heeft zich – samengevat – als volgt verweerd. Het feit dat voor de betreffende procedure geen vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven, is al voldoende reden om het verzoek van klager af te wijzen. Daarnaast heeft de voormalig advocaat van klager op 9 maart 2022 aan klager bericht dat hij geen beroep zal instellen, omdat hij de kans van slagen niet erg groot acht en hij niet langer op basis van toevoeging voor klager wil optreden. De deken is dan ook van mening dat het aanwijzingsverzoek wegens gegronde redenen is afgewezen. Het beklag moet daarom ongegrond worden verklaard.

Toetsingskader

4.3 Op grond van artikel 13 Advocatenwet kan een rechtzoekende die niet (tijdig) een advocaat bereid vindt hem bij te staan in een zaak waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven of bijstand uitsluitend door een advocaat kan geschieden, zich wenden tot de deken met het verzoek een advocaat aan te wijzen. De deken kan een verzoek op grond van dit artikel alleen wegens gegronde redenen afwijzen. Een dergelijke reden kan onder meer bestaan indien de door klager gewenste procedure geen verplichte procesvertegenwoordiging kent, of indien de procedure geen redelijke kans van slagen heeft.

Beoordeling

4.4 Het hof leidt uit het voorgaande af dat klager in beroep is gegaan tegen een beslissing van het Schadefonds Geweldsmisdrijven en dat hij bijstand wenst van een advocaat tijdens de procedure bij de bestuursrechter. De deken heeft in dat verband terecht aangevoerd dat voor een dergelijke procedure geen sprake is van verplichte procesvertegenwoordiging door een advocaat. De verplichting voor de deken om op grond van artikel 13 Advocatenwet een advocaat aan te wijzen geldt alleen voor personen die een advocaat zoeken voor een procedure waarbij een advocaat verplicht is of voor een procedure waarin zij uitsluitend door een advocaat kunnen worden bijgestaan. Daarvan is geen sprake. De deken had dan ook gegronde redenen om het verzoek van klager af te wijzen. Het beklag van klager wordt daarom ongegrond verklaard.


5 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van 21 maart 2022 van de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland ongegrond.


Deze beslissing is gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. W.F. Boele en L.H. Rammeloo, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 4 juli 2022.
         
griffier voorzitter

De beslissing is verzonden op 5 juli 2022.