ECLI:NL:TADRSHE:2022:9 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-491/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2022:9
Datum uitspraak: 17-01-2022
Datum publicatie: 18-01-2022
Zaaknummer(s): 21-491/DB/OB
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzetzaak. Klager had al eerder over dezelfde onderwerpen geklaagd en is dus terecht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Voor zover de klacht betrekking heeft op het verweer van verweerder tijdens de mondelinge behandeling van een eerdere klachtzaak is de klacht terecht kennelijk ongegrond verklaard. Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch van 17 januari 2022

in de zaak 21-491/DB/OB

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 13 juli 2021 op de klacht van:

klager

over:

verweerder

1 VERlOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 21 januari 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Op 3 juni 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 48|21|010K van de deken ontvangen.

1.3 Bij beslissing van 13 juli 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 13 juli 2021 verzonden aan partijen.

1.4 Op 16 juli 2021 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op 16 juli 2021 ontvangen.

1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 29 november 2021. Daarbij was alleen verweerder aanwezig. Klager heeft de raad bij mail van 20 oktober 2021 bericht niet bij de mondelinge behandeling aanwezig te zullen zijn.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2 VERZET

2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:

  • het dekenstandpunt is “dronkemansgelal” en kennelijk ingegeven ter vrijwaring van verweerder, en ondanks dat de Advocatenwet geen grondslag biedt voor dergelijk “dronkemansgelal” van de deken, heeft de voorzitter het dekenstandpunt niet uit het dossier verwijderd en is hij onterecht van het dekenstandpunt uitgegaan;
  • anders dan de voorzitter stelt, heeft klager zich niet afgemeld voor de zitting van 24 augustus 2020, maar belette overmacht (een defecte trein) klager om ter zitting aanwezig te zijn;
  • anders dan de voorzitter naar aanleiding van de beslissing van de raad van discipline van 5 oktober 2020 heeft overwogen, stond het klager vrij zich tot een andere advocaat dan verweerder te wenden;
  • anders dan het uitgangspunt van de voorzitter, die het vertrouwen in verweerder voorop heeft gesteld, stelt de Advocatenwet voorop dat de tuchtrechter dient te toetsen of verweerder heeft gehandeld in overeenstemming met de voor hem geldende normen;
  • aangezien het de verantwoordelijkheid van de advocaten als beroepsgroep betreft, had het op de weg van de raad van discipline gelegen om, net als in België, de toetsing te laten plaatsvinden zonder klager als procespartij bij de procedure te betrekken;
  • in de beslissing van de voorzitter ontbreekt een kenbare motivering;
  • de beslissing is nietig, aangezien deze in strijd met de Advocatenwet niet in het openbaar is gedaan, omdat:
  • de beslissing op www.tuchtrecht.nl is geanonimiseerd;
  • voorafgaand aan de beslissing de datum en locatie van de uitspraak bekend hadden moeten worden gemaakt, zodat bijwoning van de uitspraak mogelijk was geweest;
  • het doen van een uitspraak in het openbaar vastlegging in een afzonderlijk proces-verbaal behoeft, waarvan niet is gebleken.

2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3 FEITEN EN KLACHT

3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING

4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen, moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.

4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetsgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Zij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond bevonden.

4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING

De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.H. Brandts, voorzitter, mrs. M.M.C. van de Ven, E.J.M. Rosier, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 januari 2022.

Griffier                                                           Voorzitter