ECLI:NL:TADRSHE:2022:30 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-792/DB/ZWB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2022:30
Datum uitspraak: 21-02-2022
Datum publicatie: 01-03-2022
Zaaknummer(s): 21-792/DB/ZWB
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Dat de advocaat tegen de wil dan wel in strijd met het belang van klaagster, heeft aangedrongen op toebedeling van de woning aan de man of de verkoop van de woning aan een derde, om daarmee een voordeel voor zich zelf te behalen (honorering op basis van een uurtarief) is niet gebleken. Dat klaagster zich niet kon vinden in de adviezen van de advocaat betekent niet dat de advocaat hiervan tuchtrechtelijk een verwijt te maken valt. Uit de door klaagster bij de deken ingediende klacht volgt dat er sprake was van een vertrouwensbreuk. Advocaat heeft zich niet op onzorgvuldige wijze als advocaat onttrokken.Klacht ongegrond

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

aan 21 februari 2022

in de zaak 21-792/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE 

1.1 Op 27 januari 2021 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Op 4 oktober 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K21-013 van de deken ontvangen.

1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 10 januari 2022. Daarbij was klaagster aanwezig. Verweerster heeft de raad per email van 15 december 2021 bericht niet ter zitting aanwezig te zullen zijn. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 25. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mails van klaagster van 5 oktober, 18 en 19 november 2021, met bijlagen, de e-mail van verweerster van 15 december 2021 en de door klaagster overgelegde en voorgedragen spreekaantekeningen en van hetgeen overigens ter zitting naar voren is gebracht.

2 FEITEN

2.1 Verweerster heeft klaagster in de periode van 24 maart 2020 – 3 maart 2021 in een echtscheidingsprocedure bijgestaan. Verweerster heeft op 24 maart 2020 een opdrachtbevestiging met daarin de financiële afspraken aan klaagster toegezonden. Verweerster heeft klaagster erop gewezen dat de toevoeging na de verkoop van de woning in verband met gehaalde resultaat mogelijk achteraf zou worden ingetrokken.

2.2 Verweerster heeft op 30 maart 2020 namens klaagster een verzoekschrift tot  echtscheiding met nevenvoorzieningen bij de rechtbank ingediend. Hierna heeft veelvuldig overleg tussen (de advocaten van) partijen plaatsgevonden ten aanzien van een regeling van de gevolgen van de echtscheiding.

2.3 De rechtbank heeft bij beschikking van 7 juli 2020 een verzoek van de man om een voorlopige voorziening voor een zorgregeling betreffende het minderjarige kind van partijen vast te stellen afgewezen.

2.4 Op 17 december 2020 heeft de man opnieuw een verzoekschrift strekkende tot voorlopige voorzieningen bij de rechtbank ingediend. De man verzocht de rechtbank een zorgregeling te bepalen, waarbij het uitgangspunt was dat de minderjarige tijdens de vrije dagen van de man binnen zijn rooster twee aaneengesloten dagen bij de man zou verblijven.

2.5 Verweerster heeft bij brief van  15 januari 2021 aan klaagster bericht zich vanwege een verschil van inzicht over de aanpak van de zaak te zullen onttrekken als advocaat van klaagster. Zij stelde klaagster voor om een verweerschrift zoals klaagster ingediend wenste te zien aan haar toe te sturen. Verweerster zou, omdat klaagster zonder tussenkomst van een advocaat geen stukken bij de rechtbank kon indienen, het verweerschrift nog bij de rechtbank indienen.  Verweerster adviseerde klaagster zich zo snel mogelijk tot een andere advocaat te wenden.

2.6 Verweerster heeft de rechtbank bij brief van 19 januari 2021 bericht dat zij klaagster om haar moverende redenen tijdens de mondelinge behandeling op 26 januari 2021 niet zou bijstaan. Zij schreef voorts het volgende : “Bijgaand zend ik u een verweerschrift met bijlagen welke door de vrouw is opgesteld integraal door met het verzoek deze in behandeling te nemen. De vrouw zal zelf het woord voeren tijdens de mondelinge behandeling.”

2.7 Klaagster heeft op 19 januari 2021 bij het kantoor van verweerster een klacht over verweerster ingediend. De klacht is in behandeling genomen door de klachtenfunctionaris van het kantoor van verweerster. Verweerster heeft zich vervolgens bereid verklaard om ter zitting aanwezig te zijn voor de procesbewaking en het beantwoorden van eventuele juridische vragen.

2.8 Op 26 januari 2021 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek van de man bij de rechtbank plaatsgevonden. Klaagster heeft de zitting middels een video-verbinding bijgewoond. Verweerster is ter zitting verschenen en heeft aan het begin van de zitting de rechtbank geïnformeerd dat klaagster de inhoudelijke kant van de zaak voor haar rekening zou nemen en dat verweerster enkel aanwezig was in verband met procesbewaking en beantwoording van eventuele juridische vragen.

2.9 De rechtbank heeft bij beschikking van 9 februari 2021 bepaald dat de man en de minderjarige in het kader van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar éénmaal per week gedurende een dag in de week van 9.00 – 17.00 uur totdat in de bodemprocedure anders is beslist.

2.10 Verweerster heeft zich op 3 maart 2021 in de echtscheidingsprocedure als advocaat van klaagster onttrokken.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende:

  1. Verweerster heeft bij het maken van financiële afspraken bij aanvang van de zaak haar eigen belang laten prevaleren boven het belang van klaagster bij het recht op toevoeging;
  2. Verweerster heeft in de volgende kwesties de belangen van klaagster onvoldoende behartigd:
  • de taxatie van de woning
  • de omgang tussen het minderjarige kind van klaagster en de vader van het kind;
  • de verwijzing naar mevrouw B;
  • de algehele aanpak van de zaak;

c. Verweerster heeft klaagster onjuist geadviseerd;

d. Verweerster heeft zich zonder goede reden aan de zaak onttrokken;

e. Verweerster heeft zich onnodig grievend jegens klaagster uitgelaten;

f. Verweerster heeft de belangen van klaagster geschaad tijdens de zitting van 26 januari 2021.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5 BEOORDELING

Ad onderdeel a)

5.1 Verweerster heeft in de opdrachtbevestiging van 24 maart 2020 vastgelegd dat indien de toevoeging als gevolg van het behaald resultaat zou worden ingetrokken, klaagster voor de werkzaamheden van klaagster een uurtarief van € 260,- per uur verschuldigd was.  Ingevolge het bepaalde in de Wet op de Rechtsbijstand wordt, op het moment dat een advocaat overgaat tot de declaratie van een verleende toevoeging, op basis van het behaalde resultaat in de zaak waarop de toevoeging betrekking heeft, beoordeeld of de toevoeging in stand kan blijven of moet worden ingetrokken. Een advocaat is, om misverstanden te voorkomen, gehouden zijn cliënt erop te wijzen dat een afgegeven toevoeging kan worden ingetrokken, indien die cliënt als gevolg van het in de onderliggende zaak behaalde resultaat niet langer in aanmerking komt voor een toevoeging. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn bij een overwaarde na de verkoop van een woning. De advocaat is uit oogpunt van zorgvuldigheid gehouden het uurtarief te vermelden, dat in geval van intrekking van toevoeging aan de cliënt in rekening zal worden gebracht. Dat zoals klaagster stelt, verweerster tegen de wil dan wel in strijd met het belang van klaagster, heeft aangedrongen op toebedeling van de woning aan de man of de verkoop van de woning aan een derde, om daarmee een voordeel voor zich zelf te behalen (honorering op basis van een uurtarief) is niet gebleken. Klaagster heeft geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd noch bewijs overgelegd, waaruit de juistheid van de stelling van klaagster blijkt. Klachtonderdeel a) is ongegrond.  

Ad onderdeel b)

5.2 Klaagster was met de wederpartij verwikkeld in een geschil over de taxatiewaarde van de woning. Klaagster heeft conform de tijdens het viergesprek gemaakte afspraak een taxatierapport laten opstellen. Na ontvangst van het taxatierapport heeft de wederpartij een tweede taxatie laten uitbrengen, met een hogere taxatiewaarde tot gevolg. Niet gebleken is dat de eerste taxatie een bindende taxatie was. Dat de wederpartij van klaagster aanleiding zag om een tweede taxatie te laten uitbrengen, valt verweerster niet te verwijten. Het stond de wederpartij vrij hiertoe over te gaan en verweerster beschikte niet over middelen om dit tegen te gehouden. Het advies van verweerster aan klaagster om een oplossing in der minne, door de taxatiewaardes te middelen, te laten prevaleren boven een rechterlijke uitspraak is niet onbegrijpelijk. Verweerster heeft gemotiveerd aangegeven, op grond waarvan zij reden zag om klaagster te adviseren tot een minnelijke regeling over te gaan. Dat klaagster zich niet kon verenigen met dit advies betekent niet dat verweerster de belangen van klaagster onvoldoende zorgvuldig heeft behartigd.

5.3 Ook overigens volgt uit de overgelegde stukken niet dat verweerster de belangen van klaagster onvoldoende zorgvuldig heeft behartigd. De adviezen van verweerster aan klaagster om met gebruikmaking van mediation tot een omgangsregeling te komen en om zich daarbij te laten coachen door mevrouw Bax zijn evenmin onbegrijpelijke adviezen. Ook hier geldt dat klaagster deze adviezen, indien zij zich daarmee niet kon verenigen, naast zich neer had kunnen leggen, maar dat betekent niet dat verweerster daarvan tuchtrechtelijk een verwijt kan worden gemaakt. Evenmin valt verweerster te verwijten dat zij zich had moeten verzetten tegen de beslissing van de wederpartij om in kort geding een provisionele vordering in te stellen. Niet valt in te zien welk bezwaar verweerster hiertegen had moeten maken. Dat klaagster niet is aangesloten bij een specialistenvereniging betekent niet dat verweerster niet in staat is om de belangen van klaagster voldoende zorgvuldig te behartigen. Klaagster heeft bovendien zelf de keuze gemaakt zich door verweerster te laten bijstaan. Het had op de weg van klaagster zelf gelegen zich desgewenst tot een fas-advocaat te wenden.

Ad onderdeel c)

5.4 De raad volgt klaagster niet in haar stelling dat zij onjuist is geadviseerd door verweerster. Klaagster miskent in dit onderdeel van de klacht dat het instellen van een provisionele vordering andere mogelijkheden biedt dan een verzoek om voorlopige voorzieningen. Dat door de wederpartij een provisionele vordering is ingesteld valt verweerster niet te verwijten. Verweerster heeft steeds de standpunten van klaagster, waaronder haar wens om de woning toebedeeld te krijgen, naar voren gebracht.

Ad onderdeel d)

5.5 Klaagster verwijt verweerster dat zij zich zonder goede gronden heeft onttrokken als advocaat van klaagster. Uit de door klaagster, vier dagen na de onttrekking door verweerster, bij de deken ingediende klacht volgt dat klaagster onvoldoende vertrouwen had in de aanpak door verweerster. Klaagster beklaagt zich daarin ook over de door verweerster gegeven adviezen. De raad volgt klaagster daarom niet in haar stelling dat verweerster geen goede gronden had om zich vanwege een vertrouwensbreuk als haar advocaat te onttrekken.

Ad onderdeel e)

5.6 Dit onderdeel van klacht heeft betrekking op de stelling van verweerster dat zij zich niet kon verenigen met de aanpak van klaagster om de omgangsregeling tussen de wederpartij en haar dochter in te zetten als wisselgeld om de woning toegewezen te krijgen. Het is de taak van een advocaat om in overleg met de cliënt de aanpak van de zaak te bepalen. Het staat een advocaat vrij om zich te distantiëren van een door de cliënt gewenste en gekozen aanpak. Dat het standpunt van verweerster  klaagster niet welgevallig was, betekent niet dat verweerster zich nodeloos grievend over klaagster heeft uitgelaten en in strijd met de belangen van klaagster heeft gehandeld. Ter zake valt verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt te maken. Onderdeel e) is ongegrond.

Ad onderdeel f)

5.7 Verweerster heeft op 15 januari 2021 haar werkzaamheden voor klaagster beëindigd en klaagster geadviseerd zich tot een andere advocaat te wenden. Omdat klaagster er niet in slaagde om voor de zitting van 26 januari 2021 een andere advocaat te vinden, heeft verweerster besloten om ter zitting van 26 januari 2021 aanwezig te zijn voor procesbewaking en om eventuele juridische vragen te beantwoorden. Verweerster heeft voorts het verweerschrift van klaagster ingediend. Verweerster heeft de rechtbank geïnformeerd over de gewijzigde situatie, dat verweerster enkel aanwezig was om juridische vragen te beantwoorden en dat klaagster inhoudelijk verweer zou voeren. Uit de beslissing van de rechter volgt dat verweerster ter zitting door de rechter is gehoord. Naar het oordeel van de raad heeft verweerster zich, gelet op bovenstaande omstandigheden, niet onzorgvuldig en op een ongelegen moment als advocaat teruggetrokken. Ter zake valt haar tuchtrechtelijk geen verwijt te maken. Klachtonderdeel f) is ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.M.H. Schoenmakers, voorzitter, mrs. H.C.M. van den Dungen en R. van den Dungen, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 21 februari 2022.

Griffier                                                                            Voorzitter

Verzonden op: 21 februari 2022