ECLI:NL:TADRSHE:2022:155 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 22-759/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2022:155
Datum uitspraak: 07-11-2022
Datum publicatie: 08-11-2022
Zaaknummer(s): 22-759/DB/LI
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarbij klager geen belang heeft
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat van de wederpartij. Klager sub 2 is kennelijk niet-ontvankelijk vanwege het ontbreken van een eigen belang. Klager sub 1 is wel ontvankelijk, maar zijn klacht is kennelijk ongegrond. Niet gebleken dat verweerster feiten heeft geponeerd waarvan zij de onjuistheid kende of behoorde te kennen, noch dat zij aanleiding had om de aan haar verstrekte e-mailberichten te controleren op de echtheid en de verzending ervan. Toen verweerster erop werd gewezen dat de gewraakte e-mailberichten niet waren verzonden, heeft zij om intrekking van de bewuste e-mailberichten gevraagd.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch
van 7 november 2022

in de zaak 22-759/DB/LI


naar aanleiding van de klacht van:

klagers

over:

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van 23 september 2022 van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken), door de raad ontvangen per e-mail van 23 september 2022 met kenmerk K22-023, van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 15 en van de volgende nagekomen stukken:

  • e-mail van klagers d.d. 27 september 2022 met bijlagen;
  • e-mail van klagers d.d. 19 oktober 2022 met bijlagen.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1       Klager sub 1 is executeur in de nalatenschap van zijn moeder, wijlen mevrouw B-R. Klagers en hun zussen J en M en broer F zijn erfgenamen in deze nalatenschap.

1.2       Klager sub 1 is door zijn twee zussen J en M en broer F, alle drie bijgestaan door verweerster, betrokken in een procedure bij de kantonrechter. Verweerster heeft in die procedure namens haar cliënten het ontslag van klager sub 1 als executeur verzocht alsook de veroordeling van klager sub 1 tot het - op straffe van verbeurte van een dwangsom - afleggen van rekening en verantwoording en tot de afgifte van goederen. Klager sub 1, bijgestaan door mr. S, heeft in uitvoerig verweer gevoerd. Klager sub 2 was in deze procedure geen procespartij. 

1.3       Voorafgaand aan de mondelinge behandeling van 9 maart 2022 heeft verweerster namens haar cliënten producties overgelegd, waaronder e-mailberichten. Verweersters cliënte J heeft verweerster er vervolgens op gewezen dat enkele van die e-mailberichten abusievelijk niet waren verzonden, maar in de map “concepten” van het e-mailaccount van cliënte J waren blijven hangen.  Verweerster heeft daarop schriftelijk aan de kantonrechter medegedeeld dat de betreffende e-mailberichten niet waren verzonden en heeft verzocht om intrekking van deze producties.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klagers verwijten verweerster het volgende:

Verweerster heeft evidente onwaarheden verteld, bewust gelogen, bedrogen en klagers op kosten gejaagd. Verweerster heeft in de procedure vervalste e-mails en whatsapp-berichten overgelegd. Verweerster heeft de rechter verkeerd geïnformeerd over de reden van ontslag van de executeur. Verweerster heeft gelogen over het functioneren van de executeur en heeft gesteld dat de executeur alles verkeerd heeft gedaan terwijl uit de stukken iets anders blijkt. Met valse verklaringen, verdraaiingen, vervalste documenten, aanpassingen van eerder gedane verklaringen etc. heeft verweerster geprobeerd de executeur te ontslaan. Verweerster heeft voor haar cliënten een verdienmodel nagestreefd door disproportionele dwangsommen te eisen.

3 VERWEER

3.1 Verweerster heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING

4.1 Ontvankelijkheid

De voorzitter overweegt dat het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat niet aan eenieder toekomt, doch slechts aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke procedure is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken.

4.2      De wijze waarop verweerster haar cliënten bijstaat in de procedure tegen klager sub 1, is niet een aangelegenheid waarover klager sub 2 tuchtrechtelijk kan klagen tegen verweerster, omdat naar het oordeel van de voorzitter uit de overgelegde stukken en hetgeen partijen naar voren hebben gebracht niet is gebleken dat klager sub 2, die in die procedure geen procespartij is, door de wijze waarop verweerster is opgetreden rechtstreeks in zijn eigen belang is getroffen. De voorzitter zal de klacht, voor zover deze is ingediend door klager sub 2, met toepassing van artikel 46j  Advocatenwet kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.

4.3       Beoordeling

Voor zover de klacht is ingediend door klager sub 1 is deze wel ontvankelijk. De voorzitter overweegt als volgt. De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerster in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De voorzitter overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënte te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënte goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënte de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënte dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënte hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënte wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënte strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

4.4       Vast staat dat tussen klager sub 1 enerzijds en verweersters cliënten anderzijds  sprake is van een langslepend conflict waarin de standpunten van partijen vaak lijnrecht tegenover elkaar staan. De voorzitter overweegt dat het de taak van verweerster was om de belangen van haar cliënten te behartigen en om de standpunten van haar cliënten naar voren te brengen. Dat klager zich niet in die standpunten kan vinden betekent nog niet dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Indien en voor zover klager het met de door verweerster geponeerde stellingen niet eens was, is hij, alsook zijn advocaat, in de gerechtelijke procedure in gelegenheid gesteld om daarop in die procedure te reageren. De voorzitter overweegt voorts dat het tuchtrecht niet is bedoeld voor het (opnieuw) voeren van een discussie over de juistheid van de standpunten die partijen over en weer in de civiele procedure naar voren hebben gebracht. Het is aan de civiele rechter, en niet aan de tuchtrechter, om een oordeel te geven over de juistheid van de in de civiele procedure ingenomen standpunten, waaronder de vraag of sprake is van een gewichtige reden voor ontslag van klagers sub 1 als executeur.

4.5       Naar het oordeel van de voorzitter is niet gebleken dat verweerster feiten heeft geponeerd waarvan zij de onjuistheid kende of behoorde te kennen. Verweerster mocht vertrouwen op de juistheid van het door haar cliënten verstrekte feitenmateriaal, waaronder de gewraakte e-mailberichten. Dat verweerster aanleiding had om de door haar cliënten aan haar verstrekte e-mailberichten te controleren op de echtheid en de verzending ervan is bij gebreke van een nadere onderbouwing, die niet is gegeven, niet aannemelijk geworden. Toen verweerster door haar cliënte erop werd gewezen dat de gewraakte e-mailberichten niet waren verzonden, heeft zij dit aan de kantonrechter kenbaar gemaakt en heeft zij om intrekking van de bewuste e-mailberichten gevraagd. Naar het oordeel van de voorzitter kan verweerster niet worden verweten dat zij onzorgvuldig heeft gehandeld, terwijl ook niet is gebleken dat klager door overlegging van de bewuste e-mailberichten in zijn belangen is geschaad.

4.6       Verweerster heeft de verwijten, dat zij heeft geprobeerd om met valse verklaringen, verdraaiingen, vervalste documenten en aanpassingen van eerder gedane verklaringen de executeur te ontslaan en dat zij voor haar cliënten een verdienmodel heeft nagestreefd door disproportionele dwangsommen te eisen, uitdrukkelijk betwist. De raad overweegt dat het aan de klager is om een tuchtklacht voldoende feitelijk en concreet te omschrijven en met bewijs te onderbouwen, zodat de tuchtrechter de feiten die de klager aan de klacht ten grondslag legt, kan vaststellen en beoordelen. De voorzitter is van oordeel dat klager de hiervoor genoemde ernstige verwijten onvoldoende heeft onderbouwd en dat enig (begin van) bewijs van de juistheid van klagers stellingen ontbreekt.

4.7       De voorzitter komt tot de slotsom dat op basis van de overgelegde stukken niet is gebleken dat verweerster de grenzen van de aan haar, in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij, toekomende vrijheid heeft overschreden. Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, voor zover deze is ingediend door klager sub 1, kennelijk ongegrond verklaren. 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

  • de klacht, voor zover ingediend door klager sub 2, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet kennelijk niet-ontvankelijk;
  • de klacht, voor zover ingediend door klager sub 1, ontvankelijk en met toepassing van artikel 46j Advocatenwet kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. E. Loesberg, voorzitter, bijgestaan door mr. T.H.G. Huber – Van de Langenberg, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 7 november 2022.

Griffier                                                            Voorzitter

Verzonden op: 7 november 2022