ECLI:NL:TADRSHE:2022:13 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 21-991/DB/LI

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2022:13
Datum uitspraak: 11-01-2022
Datum publicatie: 19-01-2022
Zaaknummer(s): 21-991/DB/LI
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Wat nooit geoorloofd is
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Klacht tegen de advocaat van de wederpartij in een arbeidzaak kennelijk ongegrond.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch
van 11 januari 2022

in de zaak 21-991/DB/LI


naar aanleiding van de klacht van:

klager


over:

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg (hierna: de deken) van 2021 met kenmerk, door de raad per e-mail ontvangen op 2021, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 9.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1 Verweerder heeft opgetreden voor M(…), de voormalig werkgever van klager, in een arbeidsrechtelijk geschil.

1.2 Na een periode van ziekte of arbeidsongeschiktheid die in november 2016 begon is de arbeidsovereenkomst tussen klager en de werkgever geëindigd door middel van opzegging door de werkgever met een ontslagvergunning op grond van langdurige arbeidsongeschiktheid met ingang van 1 april 2019.

1.3 Op of omstreeks 11 juni 2019 heeft de heer G, gemachtigde van klager, de werkgever aansprakelijk gesteld voor de schade die het gevolg is van een ongeluk dat op 1 januari 2014 zou hebben plaatsgevonden. Op 24 juni 2019 heeft verweerder op de brief gereageerd. Hij heeft laten weten dat de aansprakelijkstelling aan de verzekeraar van de werkgever zal worden voorgelegd en hij heeft verder het volgende geschreven:

“(…) Ontbrekende informatie

In uw schrijven stelt u dat cliënte verzuimd zou hebben om passende maatregelen te treffen en dat [klager] door dit beweerdelijke verzuim ernstige gezondheidsschade zou hebben opgelopen. Uiteraard is het betreurenswaardig dat de gezondheid van [klager] thans niet meer is, zoals hij klaarblijkelijk ooit was. Echter, cliënte heeft tot op heden niet kunnen (laten) verifiëren of van gezondheidsschade en in een omvang zoals door [klager] wordt gesteld, ook daadwerkelijk sprake is, gelijk cliënte evenmin heeft kunnen (laten) verifiëren of die gestelde gezondheidsschade ook daadwerkelijk door toedoen van cliënte is veroorzaakt. Dit omdat [klager], ook in recente procedures, geen of slechts fragmentarisch inzage verstrekt in medische stukken. Cliënte heeft hierop in de procedures ook gewezen.

Ik benadruk dat deze opmerking niet bedoeld is om de medische klachten van [klager] te bagatelliseren, maar om duidelijk te maken dat [klager] toch echt (meer) openheid van zaken zal moeten verschaffen om cliënte in staat te stellen haar rechtspositie deugdelijk te kunnen beoordelen, na medisch en juridisch advies te hebben ingewonnen.

In mijn optiek hoeft de ontbrekende informatie niet per se tijdens een procedure door [klager] verstrekt te worden. Dit kan ook buiten rechte naar aanleiding van uw schrijven en mijn onderhavige reactie hierop. Vandaar dat ik hierbij een poging daartoe onderneem.

Teneinde cliënte in staat te stellen om haar rechtspositie te kunnen laten bepalen met betrekking tot de vraag of [klager] door toedoen van cliënte ernstige gezondheidsschade heeft opgelopen, verzoek ik u om te bewerkstelligen dat door of namens [klager] de onderstaande informatie integraal, dus zonderweglatingen en/of anonimiseringen, aan mijn kantoor wordt verstrekt, zodat deze kan worden bestudeerd en ook ter beoordeling voorgelegd kan worden aan de medisch adviseur(s) van [werkgever]:

* het complete volledig ongecensureerde huisartsjournaal van [klager] met ingang van 1 mei 2005 tot en met juni 2019; en

* een overzicht van alle medische behandelaren met vermelding van de medische discipline zowel in Nederland als in Duitsland, benevens alle informatie van deze behandelaren met daarbij een verklaring van [klager] dat dit een volledig overzicht is van zijn behandelaren; en

* alle documentatie/informatie, afkomstig van de behandelende sector, waaruit de medische klachten van [klager] blijken, compleet en volledig ongecensureerde; en

* het besluit respectievelijk de besluiten van UWV aangaande de arbeidsongeschiktheid van [klager], inclusief de onderliggende de verzekeringsgeneeskundige rapportage(s), de FML, en de rapportage(s) van de arbeidskundige(n), compleet en volledig ongecensureerde; en* de complete volledig ongecensureerde psychiatrische rapportage(s) die aangaande [klager] is/zijn vervaardigd, bijvoorbeeld door (…);

Indien zou blijken dat de medisch adviseur(s) van cliënte meer informatie nodig heeft/hebben, dan zullen de ontbrekende stukken bij u worden opgevraagd, en gaat cliënte er van uit dat [klager] alle noodzakelijke medewerking zal verlenen om die medisch adviseur(s) alsnog van de alsdan ontbrekende informatie te voorzien. (…)”

1.4 Op 15 juli 2019 heeft verweerder de heer G nogmaals gevraagd om toezending van medische informatie van klager. Verweerder heeft toen ook meegedeeld dat de verzekeraar van de werkgever aansprakelijkheid (nog) niet erkent.

1.5 Op 9 augustus 2019 heeft de heer G gereageerd. De heer G heeft, zakelijk weergegeven, geschreven dat hij ervan uitgaat dat de verzekeraar van de werkgever met hem contact zal opnemen, omdat de aansprakelijkstelling volgens mededeling van verweerder bij die verzekeraar is gemeld. Verweerder heeft op 15 augustus 2019 geantwoord en onder meer het volgende geschreven:

“Gelet op dit laatste, kan ik uw brief van 9 augustus 2019 niet plaatsen, daar waar u aangeeft er van uit te gaan, dat de verzekeraar zich bij u zal melden en u wacht op de reactie van de verzekeraar.

Nu alle correspondentie dus via ondergetekende verloopt, is het buitengewoon betreurenswaardig dat u aangeeft geen reden te zien om mij in het bezit te stellen van informatie. Want hierdoor ontstaat een impasse, nu cliënte - zoals hiervoor beschreven - de verlangde informatie nodig heeft, en zij - anders dan u thans schrijft - niet over dergelijke informatie beschikt.

Nu u aangeeft bereid te zijn om alle benodigde informatie aan de verzekeraar van cliënte te verstrekken -waarbij ik er gemakshalve van uitga dat u daarmee alle door cliënte verlangde informatie bedoelt - daar waar die verzekeraar thans "buiten beeld" is, maar cliënte die betreffende informatie graag wenst te ontvangen, geef ik u in overweging om de hiervoor bedoelde impasse te doorbreken en uw ingenomen standpunt terzake het niet aan mij verstrekken van informatie, te herzien. Temeer nu er van 'op 2 fronten' corresponderen over de aansprakelijkheid, waarvan u spreekt, thans helemaal géén sprake is.(…)”

1.6 Op 24 september 2019 heeft verweerder aan klager onder meer geschreven dat de verzekeraar zich op het standpunt stelt geen aansprakelijkheid te erkennen vanwege het ontbreken van voldoende informatie en bewijs. Verweerder heeft vervolgens geschreven dat de werkgever de correspondentie over de kwestie om die reden overlaat aan verweerder.

1.7 Op enig moment heeft mr. R, advocaat, de behandeling van de zaak van klager overgenomen van de heer G. Op 9 april 2020 heeft mr. R verweerder medische stukken toegestuurd. Op 27 mei 2020 heeft verweerder bij deze advocaat onder de aandacht gebracht dat voor de beoordeling van de aansprakelijkstelling meer informatie van de zijde van klager nodig is. In het bericht heeft verweerder het volgende geschreven:

“(…) De vorige gemachtigde van uw verzekerde heeft mij de toezending van die informatie ook toegezegd.(…)”

1.8 Bij bericht van 19 juni 2020 heeft klager aan de heer G (onder meer) gevraagd of hij toezending van informatie aan verweerder had toegezegd. De heer G heeft op 26 juni 2020 gereageerd en laten weten dat hij zo’n toezegging niet heeft gedaan aan verweerder.

1.9 Bij bericht van 20 november 2020 heeft klager aan verweerder gevraagd om medische stukken die volgens klager sinds april 2020 in het bezit van verweerder zijn aan klager te verstrekken.

1.10 Op 15 december 2020 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over het onderwerp dat hij in zijn brief van 20 november 2020 onder de aandacht van verweerder heeft gebracht

1.11 In een bericht van 16 december 2020 aan klager – mr. R was opgevolgd door mr. B en zij had zich als advocaat van klager teruggetrokken – heeft verweerder opnieuw gewezen op het belang van adequate informatie voor beoordeling van de aansprakelijkstelling en verzocht om toezending daarvan. Uit het bericht blijkt dat verweerder van mr. R informatie ontvangen heeft, maar dat deze onvoldoende is voor beoordeling van de vordering van klager. Verweerder heeft in het bericht geschreven dat hij klager niet telefonisch te woord kan staan.

1.12 Uit een bericht van 21 december 2020 van verweerder aan klager blijkt dat klager heeft ingestemd met “de teruggaaf van medische stukken”.

1.13 Klager heeft op 13 juni 2021 en 1 juli 2021 een klacht ingediend bij de deken.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende:

a)         Verweerder heeft bewust gebruik gemaakt van onjuiste gegevens dan wel onjuiste informatie.

b)         Verweerder heeft de vrijheid van zijn handelen overschreden dan wel inbreuk gemaakt op de belangen van zijn wederpartij.

2.2       De stellingen die klager aan de klacht ten grondslag heeft gelegd worden hierna, voor zover van belang, besproken.

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING

Toetsingskader

4.1 De klacht richt zich tegen de advocaat van de wederpartij van klager. Dit betekent dat de klacht moet worden beoordeeld aan de hand van de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten naar voren brengt waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet in ogenschouw worden genomen dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.

4.2 De voorzitter voegt verder toe dat het niet aan de tuchtrechter is om te oordelen over het onderliggende geschil dat tot de klacht heeft geleid, in dit geval de arbeidsrechtelijke kwestie tussen klager en de werkgever en het geschil over de door klager gestelde aansprakelijkheid van de werkgever. Het over en weer daarover gestelde zal daarom niet worden besproken in deze beslissing.

Klachtonderdeel a)

4.3 Klager heeft ter onderbouwing van dit klachtonderdeel, klager noemt het case 1, gesteld dat verweerder beweringen heeft gedaan waarvan hij weet of zou moeten weten dat deze niet waar zijn. Het gaat om de bewering van klager dat de heer G toezending van stukken zou hebben toegezegd. De heer G heeft echter ontkend dit te hebben toegezegd.

4.4 Verweerder heeft aangevoerd dat hij telefonisch overleg heeft gevoerd met de heer G en dat daarbij aan de orde is geweest dat de heer G met klager zou bespreken in welke vorm de informatie verstrekt zou worden. Verweerder verkeerde in de veronderstelling dat de heer G werkelijk de medische informatie van klager zou opsturen.

4.5 De voorzitter stelt voorop dat het verweerder vrij stond om (meerdere malen) aan te dringen op het verstrekken van medische informatie. Klager stelde letselschade te hebben geleden waarvoor de werkgever aansprakelijk zou zijn en het was dus in het belang van de werkgever om dit alles te kunnen (laten) beoordelen door een medisch adviseur aan de hand van medische documenten. Hiervoor was deze medische informatie volgens verweerder dus nodig. Verweerder heeft in zoverre in het belang van de werkgever en niet onbetamelijk jegens klager gehandeld.

4.6 In het debat over het verstrekken van stukken is bij verweerder kennelijk de indruk ontstaan dat de heer G bereid was om medische gegevens te verstrekken. Deze indruk was volgens klager onterecht en klager wordt hierin gesteund door de heer G. De voorzitter ziet echter niet in waarom een verschil van inzicht over dat wat telefonisch besproken zou zijn onbetamelijk is jegens klager. Klager is door het misverstand immers niet in zijn belangen geschaad; hij bleef beslissingsbevoegd ten aanzien van het wel of juist niet verstrekken van medische stukken. Dat verweerder zijn onterechte indruk op dit punt heeft gedeeld met mr. R is evenmin onbetamelijk, in aanmerking genomen dat de belangen van klager ook daarmee niet zijn geschaad. Klachtonderdeel a is kennelijk ongegrond.   

Klachtonderdeel b)

4.7 Klager heeft ter onderbouwing van dit klachtonderdeel gesteld dat verweerder zich schuldig maakt aan ongelijke behandeling van klager (case 2), dat hij onjuist handelt door uitspraken te doen namens de verzekeraar (case 3) en dat hij klager voor de tweede keer slachtoffer maakt (case 4). Klager heeft verder gesteld dat verweerder hem “voortdurend onder enorme druk [zet] om [klagers] medische documenten in handen te krijgen, soms met vreemde middelen” (case 5). Het heeft klager een klacht bij de deken gekost om zijn “medische gegevens terug te krijgen” (case 6).  

4.8 Volgens klager heeft verweerder met alle belangenbehartigers van klager een belafspraak gehad. Verweerder wil echter geen belafspraak maken met klager volgens de brief van verweerder van 16 december 2020 (case 2).

4.9 De voorzitter is van oordeel dat een advocaat vrij staat in de keuze om een wederpartij niet telefonisch te woord te staan en om slechts schriftelijk te communiceren. Het stond verweerder dus ook vrij om niet telefonisch te willen communiceren met klager. Deze keuze die verweerder op dit punt heeft gemaakt is jegens klager niet onbetamelijk en klachtonderdeel b (case 2) is in zoverre kennelijk ongegrond.

4.10 De voorzitter begrijpt dat klager zich op het standpunt stelt dat verweerder zich ten onrechte heeft voorgedaan als de advocaat van de verzekeraar van de werkgever. Uit de berichten van verweerder blijkt dat hij het standpunt van de verzekeraar dat hij als advocaat van en mogelijk ook via de werkgever heeft vernomen heeft gedeeld met (de gemachtigden van) klager. Verweerder heeft daarbij naar het oordeel van de voorzitter niet de suggestie gewekt dat hij (ook) de advocaat van de verzekeraar is. Van een onbetamelijk handeling op dit punt is geen sprake en klachtonderdeel b (case 3) is ook in zoverre kennelijk ongegrond.

4.11 Volgens klager had verweerder “een bijzondere zorgplicht in de omgang met [klager], gelet op zijn medische historie en zijn fysieke en psychische kwetsbaarheid” (case 4).

4.12 Verweerder is de advocaat van de werkgever en moet dus de belangen van de werkgever dienen en daarbij komt hem een grote mate van vrijheid toe. Het is de voorzitter niet gebleken dat verweerder daarbij de belangen van klager onnodig of onevenredig heeft geschaad. Klachtonderdeel b (case 4) is ook in zoverre kennelijk ongegrond.

4.13 De voorzitter heeft bij de beoordeling van klachtonderdeel a al vastgesteld dat het verweerder vrij stond om bij klager en zijn gemachtigden aan te dringen op het verstrekken van medische informatie omdat dit in het belang van de werkgever was. Verweerder heeft door dit te doen niet onbetamelijk of onzorgvuldig gehandeld jegens klager. Dat het door klager als vervelend is ervaren maakt dit niet anders. Dit betekent dat klachtonderdeel b (case 5) op dit punt kennelijk ongegrond is.

4.14 Volgens klager was verweerder pas na het indienen van een klacht bij de deken bereid om medische stukken aan hem te verstrekken (case 6).

4.15 Verweerder heeft aangevoerd dat het bericht van 20 november 2020 waarin klager vroeg om toezending van medische stukken pas omstreeks 10 december 2020 onder zijn aandacht kwam. Verweerder heeft vervolgens het nodige in gang gezet om de stukken aan klager te kunnen verstrekken. Hiervoor was overleg met mr. B noodzakelijk om te verifiëren of verweerder rechtstreeks met klager kon communiceren over het onderwerp. Daarnaast was overleg met de werkgever noodzakelijk. De werkgever wilde echter niet meteen instemmen met overdracht van de stukken aan klager. Verweerder heeft verder nog aangevoerd dat hij in de periode waarin dit alles speelde door privéomstandigheden minder werkte.

4.16 De voorzitter stelt vast dat klager op 20 november 2020 heeft gevraagd om het verstrekken van stukken en dat op 21 december 2020 tussen klager en verweerder een afspraak tot stand is gekomen met betrekking tot het verstrekken van die stukken. Het duurde dus ongeveer een maand voordat klager over de stukken kon beschikken. De door verweerder geschetste omstandigheden in aanmerking genomen heeft hij naar het oordeel van de voorzitter voldoende voortvarend gehandeld. De voorzitter heeft gelet op het verweer geen grond om aan te nemen dat verweerder pas in actie is gekomen nadat klager een klacht had ingediend. Dit alles leidt tot de conclusie dat ook dit onderdeel van klachtonderdeel b (case 6) kennelijk ongegrond is.

Slotsom

4.17 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht in alle onderdelen, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. S.H.L. Baggel, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. A. Tijs, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2022.

Griffier                                                            Voorzitter