ECLI:NL:TADRSHE:2022:125 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch 22-569/DB/OB

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2022:125
Datum uitspraak: 09-08-2022
Datum publicatie: 10-08-2022
Zaaknummer(s): 22-569/DB/OB
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Belangenconflict
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Betreft advocaat van de wederpartij. Advocaat heeft in twee kwesties opgetreden als advocaat van de wederpartij van klager en daarbij steeds de belangen van de wederpartij van klager behartigd. De gedragsregels 12 en 15 staan hieraan niet in de weg. Klager is nooit cliënt van verweerster geweest. Niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk  verwijt verweerster hiervan valt te maken. Gedragsregel 23 is evenmin van toepassing. Gedragsregel 23 ziet op het vervullen van een functie bij een college dat met geschillenbeslechting is belast. Hiervan is in deze geen sprake.Klacht kennelijk ongegrond

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  ‘s-Hertogenbosch
van 9 augustus 2022

in de zaak 22-569/DB/OB

naar aanleiding van de klacht van:

klager sub 1

en

klager sub 2 en tevens gemachtigde van klager sub 1

over:

verweerster

De [plaatsvervangend] voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant (hierna: de deken) van 13 juli 2022 met kenmerk 48/22/021K en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.

1.1 Verweerster trad in een arbeidsrechtelijk geschil tussen X en klager sub 1 op als advocaat van X. Verweerster heeft klager sub 2 op 8 maart 2021 hierover geïnformeerd.

1.2 Klager sub 2 heeft op 2 juni 2021 namens klager sub 1 een klacht ingediend over Y, in haar hoedanigheid van vertrouwenspersoon van X. Y heeft de klacht doorgestuurd naar de directie van X. Verweerster heeft in opdracht van de directie van X de directie over de klacht geadviseerd en per e-mail van 17 juni 2021  een reactie toegezonden aan klager sub 2. Verweerster heeft in haar advies aan de directie van X aangegeven dat de klacht in haar visie ongegrond is. Zij heeft klager sub 2 in haar email van 17 juni 2021 hierover geïnformeerd.

1.3 Klager sub 2 heeft op 15 februari 2022 mede namens klager sub 1 een klacht over verweerster ingediend.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende:

Verweerster heeft als advocaat van X de klacht van klager sub 1 over Y behandeld, terwijl zij ook in de arbeidsrechtelijke kwestie tussen klager sub 1 en X als advocaat van X optrad. Verweerster heeft aldus gehandeld in strijd met de gedragsregels 12,15 en 23.

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4 BEOORDELING

4.1 De klacht is door klager  sub 2 namens zichzelf en namens klager sub 1 ingediend. Klager sub 2 treedt op als belangenbehartiger van klager sub 1. De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerster in haar hoedanigheid van advocaat van X bij de behandeling van de door klager sub 2 namens klager sub 1 tegen de vertrouwenspersoon van X ingediende klacht. Verweerster wordt verweten tegenstrijdige belangen te hebben behartigd. Het klachtrecht is niet in het leven geroepen voor een ieder, doch slechts voor degenen die door een handelen of nalaten van een advocaat in zijn belang getroffen is of kan worden. Voor zover in het algemeen belang een tuchtrechtelijke toetsing is vereist, wordt het klachtrecht uitgeoefend door de deken. Omdat klager sub 2 door het optreden van verweerster niet in zijn eigen belang is getroffen zal de voorzitter de klacht voorzover ingediend door klager sub 2 niet-ontvankelijk verklaren. De voorzitter zal de klacht, voorzover ingediend door klager sub 1, verder te noemen klager, inhoudelijk beoordelen.

4.2 Klager verwijt verweerster dat zij in strijd met de gedragsregels 12, 15 en 23 heeft gehandeld. De tuchtrechter dient het handelen of nalaten van de advocaat over wie wordt geklaagd, te toetsen aan de norm van artikel 46 Advocatenwet. De gedragsregels voor advocaten kunnen daarbij een richtlijn vormen, maar de tuchtrechter is daaraan niet gebonden. Overigens kunnen die regels, gezien het open karakter van de wettelijke normen, daarbij wel van belang zijn. Of het niet naleven van een bepaalde gedragsregel ook tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen oplevert, hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.

4.3 De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerster in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.

4.4 De voorzitter zal de klacht met inachtneming van de onder randnummers 4.2 en 4.3 vermelde uitgangspunten beoordelen.

4.5 Verweerster treedt in meerdere kwesties op als advocaat van X, waaronder in een arbeidsrechtelijke kwestie tegen klager  en inzake een namens klager over de vertrouwenspersoon van X ingediende klacht. Niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk  verwijt verweerster hiervan valt te maken. Zij heeft in twee kwesties opgetreden als advocaat van de wederpartij van klager en daarbij steeds de belangen van de wederpartij van klager behartigd. Het staat een advocaat vrij om zijn cliënt in meerdere kwesties tegen een wederpartij bij te staan. De gedragsregels 12 en 15 staan hieraan niet in de weg. Deze gedragsregels zien immers op de verhouding tussen een cliënt en een advocaat.  Klager is nooit cliënt van verweerster geweest. Gedragsregel 23 is evenmin van toepassing. Verweerster heeft de klacht van klager tegen Y immers beoordeeld als advocaat van X en het bestuur vervolgens geadviseerd met betrekking tot een te nemen beslissing. Dat verweerster zelf – dus buiten het bestuur om – over de klacht zou hebben beslist blijkt niet. Gedragsregel 23 ziet op het vervullen van een functie bij een college dat met geschillenbeslechting is belast. Hiervan is in deze geen sprake. Tenslotte overweegt de voorzitter voor de volledigheid dat evenmin is gebleken dat verweerster door Y is ingeschakeld om een onafhankelijk onderzoek naar de klacht in te stellen.

4.6 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, voorzover ingediend door klager sub 1, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht voor zover ingediend door klager sub 2, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk niet-ontvankelijk

de klacht voor zover ingediend door klager sub 1, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond

Aldus beslist door mr. R.A.J. van Leeuwen, [plaatsvervangend] voorzitter, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 9 augustus  2022.

Griffier                                                            Voorzitter

Verzonden op: 9 augustus 2022