ECLI:NL:TADRSGR:2022:77 Raad van Discipline 's-Gravenhage 21-942/DH/RO

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2022:77
Datum uitspraak: 23-05-2022
Datum publicatie: 23-05-2022
Zaaknummer(s): 21-942/DH/RO
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 23 mei 2022 in de zaak 21-942/DH/RO naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 26 januari 2022 op de klacht van:

1.    (…)
2.    (…) 
wonende te
klagers

over:

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 7 september 2020 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2    Op 15 november 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk R 2021/81 van de deken ontvangen. 
1.3    Bij beslissing van 26 januari 2022 heeft de voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4    Op 14 februari 2022 hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op dezelfde datum ontvangen.
1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 11 april 2022. Daarbij was klager 2  aanwezig. Verweerder heeft de raad laten weten niet op de zitting te zullen verschijnen. 
1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift.

2    VERZET
2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in.
2.2    Volgens klagers heeft de voorzitter onjuiste waarde gehecht en conclusies verbonden aan de in de voorzittersbeslissing weergegeven feiten. 
2.3    De voorzitter heeft miskend dat de beschuldigingen die verweerder heeft geuit zo absurd waren dat hij van tevoren moet hebben geweten dat hiervoor nimmer bewijs zou kunnen worden aangevoerd. De voorzitter heeft de klacht van klagers te beperkt opgevat. 
2.4    Het oordeel van de voorzitter over de klacht is onjuist en ondeugdelijk. De voorzitter heeft miskend dat de stellingen van verweerder niet namens zijn cliënt zijn ingenomen, maar op eigen titel. De voorzitter heeft miskend dat verweerder de belangen van klagers heeft geschaad. De voorzitter heeft de klacht ten onrechte kennelijk ongegrond verklaard. 

3    FEITEN EN KLACHT
3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

4    BEOORDELING
4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2    De raad is met klagers van oordeel dat het beter was geweest als verweerder zijn boodschap voorzichtiger had geformuleerd in de eerste brief aan klagers. Verweerder was volgens zijn eigen brief immers nog doende om de vordering van zijn cliënt in kaart te brengen. Verweerder had kunnen schrijven dat zijn cliënt zich op het standpunt stelde dat klagers onduidelijke en ongespecificeerde rekeningen hadden gestuurd en dat zijn cliënt eraan twijfelde of de gefactureerde werkzaamheden werkelijk waren verricht. Deze formulering had beter gepast bij het prille stadium waarin de zaak zich bevond. Dit neemt niet weg dat de raad onvoldoende grond heeft om aan te nemen dat verweerder in zijn brief van 12 februari 2020 iets heeft gesteld waarvan hij op dat moment daadwerkelijk wist dat het feitelijk onjuist was. Dat klagers hier aanwijzingen voor zien omdat er eenvoudigweg geen ongespecificeerde facturen zijn geweest, is in dat verband onvoldoende. Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat het de kennelijke bedoeling was van verweerder om de vordering nog nader te onderbouwen; verweerder schrijft immers dat hij doende is de vordering in kaart te brengen. De raad heeft aldus onvoldoende grond om aan te nemen dat de voorzitter de beslissing heeft gegrond op onjuiste of onvolledige feiten. 
4.3    De raad is daarom alles overwegend van oordeel dat de door klagers aangevoerde verzetsgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden. 
4.4    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren. 

BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. A. van Luijck, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot en R. de Haan, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 mei 2022.