ECLI:NL:TADRSGR:2022:205 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-246/DH/DH

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2022:205
Datum uitspraak: 28-11-2022
Datum publicatie: 28-11-2022
Zaaknummer(s): 22-246/DH/DH
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond. 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 28 november 2022 in de zaak 22-246/DH/DH naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 22 juni 2022 op de klacht van:

klaagster

over:

verweerder


1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 14 mei 2021 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2    Op 23 maart 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K114 2021 ia/nm van de deken ontvangen. 
1.3    Bij beslissing van 22 juni 2022 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht deels (klachtonderdelen e en f) niet-ontvankelijk verklaard ingevolge artikel 46g lid 1 onder a van de Advocatenwet en voor het overige kennelijk ongegrond. Deze beslissing is op 23 juni 2022 verzonden aan partijen.
1.4    Op 22 juli 2022 heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. 
1.5    Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 17 oktober 2022. Daarbij was verweerder aanwezig.
1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de brief met bijlagen van 29 augustus 2022 van verweerder.

2    VERZET
2.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klaagster zich met de beslissing van de voorzitter en de gronden waarop deze berust, niet kan verenigen. 
2.2    Ten aanzien van de klachtonderdelen e) en f) stelt klaagster dat zij ruimschoots binnen de termijn van drie jaren geklaagd heeft, omdat zij pas van de situatie wist nadat zij het dossier had ontvangen dat in [plaats] werd behandeld. De termijn is daarom niet in 2012 of 2013 gaan lopen, maar pas in 2021. 
2.3    Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klaagster in verzet niet op. 


3    FEITEN EN KLACHT
3.1    Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. 

4    BEOORDELING
4.1    Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2    De raad is van oordeel dat de door klaagster aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De voorzitter heeft de klacht dus terecht deels, op grond van artikel 46g lid 1, aanhef en onder a van de Advocatenwet, niet-ontvankelijk geacht en voor het overige kennelijk ongegrond. 
4.3    Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren. 

BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. S.M. Krans, voorzitter, mrs. A. Schaberg en M.F. Laning, leden, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 november 2022.