ECLI:NL:TADRSGR:2022:185 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-324/DH/DH
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2022:185 |
---|---|
Datum uitspraak: | 07-11-2022 |
Datum publicatie: | 08-11-2022 |
Zaaknummer(s): | 22-324/DH/DH |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Regulier |
Inhoudsindicatie: | Klacht tegen de advocaat van de wederpartij in een familierechtelijke kwestie ongegrond. Verweerder heeft een brief waarin hij een kort geding aankondigde om verhuizing van klager te voorkomen in verband met een zorgregeling naar de makelaar gestuurd die door klager was ingeschakeld voor de verkoop van zijn huis. De raad acht dit geoorloofd. Klacht ongegrond. |
Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 7 november 2022 in de zaak 22-324/DH/DH naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 1 oktober 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het
arrondissement Den Haag (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 6 april 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk K230 20221 ia/ak
van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 26 september 2022. Daarbij
waren klager en verweerder aanwezig.
1.4 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de
op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5. Ook heeft de raad kennisgenomen
van de op 29 mei 2022 door klager nagezonden e-mail.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier
en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Verweerder heeft de ex-partner van klager bijgestaan in een familierechtelijke
kwestie. De cliënte van verweerder en klager waren woonachtig in Zoetermeer. Op enig
moment in 2021 heeft klager zijn woning te koop gezet omdat hij (volgens de cliënte
van verweerder) voornemens was naar Alphen aan den Rijn te verhuizen en die verhuizing
grote gevolgen zou hebben voor de uitgebreide zorgregeling die gold. De cliënte van
verweerder wilde dat deze verhuizing tegengehouden zou worden.
2.3 Op 30 september 2021 heeft verweerder aan klager de volgende e-mail gezonden:
“Van uw advocaat heb ik begrepen dat hij u niet langer bijstaat. Derhalve schrijf
ik u heden rechtstreeks aan. Hiermede bericht ik u dat ik vandaag een datum aanvraag
voor een kort geding, waarin ik vorder u te verbieden te verhuizen uit Zoetermeer.
Derhalve adviseer ik u dringend om de schade voor uzelf te beperken en de verkoop
van uw woning op te schorten totdat het kort geding heeft gediend en de voorzieningenrechter
een oordeel heeft geveld over de vraag of het u toekomt om te verhuizen. Ik ga ervan
uit dat u eventuele risico’s met betrekking tot de schadeplichtigheid ten aanzien
van de verkoop van uw woning wenst te voorkomen en mijn advies daarin opvolgt.
Volledigheidshalve stuur ik dit e-mailbericht eveneens aan uw makelaar, zodat ook
deze hiervan op de hoogte is.”
2.4 De onder 2.3 genoemde e-mail is door verweerder in kopie aan de verkopend makelaar
van klager gezonden.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij een e-mail die
hij aan klager heeft gezonden, in kopie heeft toegezonden aan de makelaar van klager.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De raad zal hierna, waar
nodig, op het verweer ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De raad stelt voorop dat voor zover klager met zijn e-mail van 29 mei 2022
heeft beoogd zijn klacht uit te breiden, deze uitbreiding door de raad niet wordt
beoordeeld aangezien die geen onderdeel heeft uitgemaakt van het dekenonderzoek. Ter
beoordeling ligt slechts de klacht over de door verweerder in kopie aan de makelaar
van klager gezonden e-mail voor.
5.2 Voorts stelt de raad voorop dat het oordeel over een eventuele schending van
de AVG en een schadevergoedingsvordering is voorbehouden aan respectievelijk de Autoriteit
Persoonsgegevens en de civiele rechter. De raad zal zich hierover derhalve niet buigen.
5.3 De klacht betreft het handelen van verweerder in zijn hoedanigheid van advocaat
van de wederpartij. Verweerder komt derhalve een grote mate van vrijheid toe om de
belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze
vrijheid mag niet ten gunste van een (processuele) wederpartij worden beknot, tenzij
de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad.
De advocaat dient de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van feitenmateriaal
dat zijn cliënt hem verschaft en hij mag in het algemeen afgaan op de juistheid van
die informatie. Verificatie door de advocaat van de hem door de cliënt verstrekte
informatie is slechts dan geboden, indien er aanwijzingen zijn dat de informatie onjuist
is. De advocaat dient zich uiteraard te allen tijde te gedragen zoals een behoorlijk
advocaat betaamt en hij mag bij het optreden namens zijn cliënt niet over de schreef
gaan.
5.4 Naar het oordeel van de raad is in het onderhavige geval noch uit de stukken,
noch anderszins gebleken dat verweerder de hiervoor bedoelde hem toekomende ruime
mate van vrijheid te buiten is gegaan dan wel zich in enig ander opzicht niet heeft
gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Verweerder heeft de belangen van zijn
cliënte behartigd, zoals ook zijn taak was, zonder dat de belangen van klager nodeloos
en op ontoelaatbare wijze zijn geschaad. Hij heeft uitvoerig toegelicht waarom hij
het in het belang van zijn cliënte noodzakelijk vond de e-mail in kwestie in kopie
aan de makelaar te zenden en die toelichting komt de raad niet onredelijk voor. De
inhoud van de e-mail als zodanig is naar het oordeel van de raad ook niet onbetamelijk;
er is geen onjuiste informatie verstrekt en er is niet meer dan een dringend advies
gegeven.
5.5 De klacht is derhalve ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.P.J.G. Göbbels, voorzitter, mrs. L.P.M. Eenens en M.A.M. Wagemakers, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken in het openbaar op 7 november 2022.