ECLI:NL:TADRSGR:2022:136 Raad van Discipline 's-Gravenhage 22-445/DH/RO
ECLI: | ECLI:NL:TADRSGR:2022:136 |
---|---|
Datum uitspraak: | 10-08-2022 |
Datum publicatie: | 05-09-2022 |
Zaaknummer(s): | 22-445/DH/RO |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. Klacht over de eigen advocaat kennelijk ongegrond, vanwege gebrek aan onderbouwing. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Den Haag van 10 augustus 2022 in de zaak 22-445/DH/RO naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam (hierna: de deken) van 12 mei 2022 met kenmerk R 2022/46 en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 12.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager heeft zich in april 2021 tot verweerder gewend voor juridische bijstand.
1.2 Verweerder heeft vervolgens werkzaamheden voor klager verricht en klager daarvoor
een factuur met specificatie gestuurd, gedateerd op 17 mei 2021. De factuur betreft
een bedrag van in totaal € 951,37, waarvan € 741,45 aan honorarium.
1.3 Op 18 oktober 2022 heeft klager bij de deken een klacht over verweerder ingediend.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet. Klager verwijt verweerder
het volgende.
a) Verweerder is niet bereikbaar, zowel telefonisch als persoonlijk. Ook door het
kantoor wordt niet gereageerd.
b) Verweerder heeft klagers zaak niet juist behandeld: klager moest voor het intakegesprek
een half uur wachten. Klager heeft tijdens het eerste gesprek aangegeven dat hij de
kosten beperkt wilde houden. Klager ging ervan uit dat het eerste gesprek niets zou
kosten, maar verweerder heeft dit wel in rekening gebracht. Ook is het uurtarief van
verweerder niet vooraf, maar pas na het gesprek besproken. Verder heeft verweerder
een fout gemaakt in de tenaamstelling van de factuur.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna,
waar nodig, op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
Klachtonderdeel a)
4.1 De voorzitter overweegt dat het aan klager is om de feiten waarop de klacht
wordt gebaseerd voldoende aannemelijk te maken en ten minste aanknopingspunten aan
te dragen voor de juistheid van stellingen. Dat heeft klager hier niet gedaan. Verweerder
heeft het hem verweten handelen bovendien uitdrukkelijk betwist. De voorzitter kan
de juistheid van klagers verwijt niet vaststellen. Dat verweerder op dit punt tuchtrechtelijk
verwijtbaar heeft gehandeld is de voorzitter dan ook op geen enkele wijze gebleken.
Dit klachtonderdeel is daarom kennelijk ongegrond.
Klachtonderdeel b)
4.2 De voorzitter stelt voorop dat de tuchtrechter volgens vaste jurisprudentie
niet oordeelt over declaratiegeschillen. De tuchtrechter moet echter wel beoordelen
of excessief is gedeclareerd. Of daarvan sprake is, hangt af van alle omstandigheden
van het geval. Dat door verweerder excessief is gedeclareerd, is de voorzitter niet
gebleken. Verweerders honorarium staat in redelijke verhouding tot de door hem verrichte
werkzaamheden, die door hem zijn gespecificeerd. Klager heeft dit zonder nadere onderbouwing
betwist.
4.3 Ook voor klagers verdere verwijten – dat het eerste gesprek gratis zou moeten
zijn, dat het uurtarief pas achteraf besproken is en dat er een fout is gemaakt in
de tenaamstelling van de factuur – geldt dat dit door hem niet is onderbouwd en daarmee
niet is komen vast te staan. Dat klager heeft moeten wachten op het intakegesprek
is vervelend, maar levert geen tuchtrechtelijk verwijt op. Ook dit klachtonderdeel
is daarom kennelijk ongegrond.
Conclusie
4.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van
artikel 46j van de Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond
Aldus beslist door mr. S.M. Krans, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. C.M. van de Kamp als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 augustus 2022.