ECLI:NL:TADRARL:2022:273 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-245/AL/OV

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2022:273
Datum uitspraak: 17-10-2022
Datum publicatie: 08-11-2022
Zaaknummer(s): 21-245/AL/OV
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in overige hoedanigheden
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzetbeslissing. Geen aanleiding om aan de juistheid van de beslissing van de voorzitter te twijfelen. Klager heeft niet duidelijk vermeld op welke specifieke punten de voorzittersbeslissing op een verkeerde grondslag en een verkeerde lezing van de feiten berust. Dat klager van mening is dat hij zijn klacht over verweerster wel voldoende heeft gespecificeerd en onderbouwd, betekent niet dat de voorzitter haar beslissing op onjuiste gronden heeft genomen. De voorzitter heeft de zeven klachtonderdelen op grond van het klachtdossier beoordeeld, waarbij de juiste maatstaf is toegepast en rekening is gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De door klager ter zitting gegeven toelichting dat verweerster niet integer heeft gehandeld wordt niet ondersteund door de stukken in het klachtdossier. Klacht is terecht en op juiste gronden in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 17 oktober 2022
in de zaak 21-245/AL/OV
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 19 juli 2021 op de klacht van:

klager
over:
verweerster
mr. S. van der T, in haar hoedanigheid van adjunct-secretaris van de raad van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 15 augustus 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht over verweerster ingediend.
1.2 Op 10 maart 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1238742 van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 19 juli 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4 Op 25 juli 2021 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift per e-mail op dezelfde datum ontvangen.
1.5 Het verzet is, gelijktijdig met de verzetten in de zaken 21-243/AL/OV, 21-244/AL/OV en 21-246/AL/OV, behandeld op de zitting van de raad van 22 augustus 2022. Daarbij was klager aanwezig, vergezeld door mr. B.M.J. A. Verweerster was met voorafgaand bericht niet aanwezig.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd, van het verzetschrift van klager en van de reactie van verweerster op het verzetschrift. Ook heeft de raad kennisgenomen van de door klager bij e-mail van 18 maart 2022 ingediende stukken en van hetgeen ter zitting naar voren is gebracht.

2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat klager het niet eens is met de beslissing van de voorzitter. In dat verband heeft klager in zijn verzetschrift gesteld dat de voorzitter in deze zaken nooit tot een beslissing had kunnen komen en dat de voorzitter niet onafhankelijk naar de zaken heeft gekeken en een tunnelvisie heeft gehanteerd om verweerster ten onrechte in bescherming te nemen. Volgens klager bestaat de redenering van de voorzitter uit juridische en feitelijke misslagen.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3 FEITEN EN KLACHT
3.1 Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad ziet op grond van de stukken en de door klager ter zitting gegeven toelichting geen aanleiding om aan de juistheid van de beslissing van de voorzitter te twijfelen. Klager heeft niet duidelijk vermeld op welke specifieke punten de voorzittersbeslissing op een verkeerde grondslag en een verkeerde lezing van de feiten berust. Dat klager van mening is dat hij zijn klacht over verweerster wel voldoende heeft gespecificeerd en onderbouwd, betekent niet dat de voorzitter haar beslissing op onjuiste gronden heeft genomen. De voorzitter heeft de zeven klachtonderdelen op grond van het klachtdossier beoordeeld, waarbij de juiste maatstaf is toegepast en rekening is gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. De door klager ter zitting gegeven toelichting dat verweerster niet integer heeft gehandeld wordt niet ondersteund door de stukken in het klachtdossier. Uit de stukken komt het beeld naar voren dat klager zich onheus bejegend voelt naar aanleiding van het besluit van de Haagse Orde van Advocaten om klagers verzoek om zijn stage voort te mogen zetten met mr. Y. als patroon niet goed te keuren. Verweerster kan hier in haar hoedanigheid van adjunct-secretaris van de raad van de Haagse Orde van Advocaten echter geen tuchtrechtelijk verwijt van worden gemaakt. De door klager ingediende aanvullende stukken maken dit oordeel niet anders. Ook op grond van deze stukken kan de raad niet vaststellen dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in de klachtomschrijving. De voorzitter heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard.  
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. J.U.M. van der Werff, voorzitter, mrs. F.E.J. Janzing en Y.M. Nijhuis, leden, bijgestaan door mr. A.E. van Oost als griffier en uitgesproken in het openbaar op 17 oktober 2022.


Griffier                                                                   Voorzitter

Verzonden d.d. 17 oktober 2022