ECLI:NL:TADRARL:2022:259 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-030/AL/OV

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2022:259
Datum uitspraak: 31-10-2022
Datum publicatie: 03-11-2022
Zaaknummer(s): 22-030/AL/OV
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Wat nooit geoorloofd is
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Klacht tegen de advocaat van de wederpartij in een familiezaak in alle onderdelen ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 31 oktober 2022
in de zaak 22-030/AL/OV
naar aanleiding van de klacht van:

klager
over
verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 19 mei 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 10 januari 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1443594 van de deken ontvangen.
1.3 De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 5 september 2022. Daarbij waren klager en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.1 De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5. Ook heeft de raad kennisgenomen van het e-mailbericht van verweerder van 24 augustus 2022.

2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2 Klager is verwikkeld (geweest) in een echtscheidingsprocedure. Klager wordt daarbij bijgestaan door mr. H. De ex-echtgenoot van klager (hierna: de vrouw) wordt (althans werd) bijgestaan door verweerder. Klager en de vrouw hebben een minderjarig kind.
2.3 In een e-mail van 15 september 2020 aan verweerder heeft de vrouw uiteengezet waarom zij het kind de dag ervoor niet heeft overgedragen aan klager. Zakelijk weergegeven heeft de vrouw geschreven dat het kind kampte met medische problemen, waarvoor hij een nacht opgenomen is geweest en waarvoor hij medicijnen voorgeschreven had gekregen. Het innemen van de medicijnen verliep moeizaam door weerstand van het kind. Het kind kwam verder terug van klager met “bulten en plekken en pleisters” en de vrouw wilde het kind in dit verband laten onderzoeken door de huisarts. Daarnaast had de vrouw zorgen over de psychische toestand van klager en was zij niet bekend met de “leefomgeving en hygiëne in de caravan” waar klager op dat moment woonde. De vrouw heeft tot slot geschreven dat de omgangsregeling hervat kan worden als het kind hersteld is van zijn medische problemen.
2.4 In een e-mail van 17 september 2020 aan verweerder heeft de vrouw geschreven dat zij heeft besloten het kind die dag bij zich te houden, omdat zij het onverantwoord vond om hem over te dragen aan klager. De vrouw heeft onder meer geschreven dat klager niet recht kon lopen en verwilderd overkwam, dat zij dit herkende van eerdere psychische problemen en dat zij niet kon uitsluiten dat klager onder invloed verkeerde.
2.5 Op 2 oktober 2020 heeft klager een verzoek voorlopige voorziening ingediend.
2.6 Verweerder heeft op 15 oktober 2020 namens de vrouw een zelfstandig verzoek ingediend. Bij het processtuk is medische informatie over klager gevoegd.
2.7 De op 19 oktober 2020 geplande mondelinge behandeling van de zaak is aangehouden in verband met ziekte van de vrouw. De mondelinge behandeling heeft uiteindelijk plaatsgevonden op 5 november 2020.
2.8 Bij beschikking van 19 november 2020 heeft de rechtbank het kind aan de vrouw toevertrouwd, bepaald dat de vrouw gerechtigd is tot het gebruik van de echtelijke woning, een omgangsregeling tussen klager en het kind vastgesteld en kinderalimentatie vastgesteld.
2.9 Bij brief van 29 december 2020 aan mr. H heeft verweerder gereageerd op voorgestelde wijzigingen en aanvullingen van het ouderschapsplan en kenbaar gemaakt dat de vrouw zich niet verzet tegen de tekstuele aanpassingen van het convenant. Aan het slot van de brief heeft verweerder het volgende geschreven:

“(…) Ik hoop en vertrouw erop dat op basis van het vorenstaande alsnog overeenstemming kan worden bereikt. Waar dit niet mogelijk zal de zorg- en contactregeling alsmede de wijze waarop de huwelijkse voorwaarden moeten worden afgewikkeld door de rechtbank worden vastgesteld. In dat geval blijft het bepaalde in de beschikking van 19 november jl. voorlopig van kracht en staat het de notaris niet vrij om tot uitkering van de overwaarde in de voormalige echtelijke woning over te gaan. Het komt mij voor dat dit niet in het belang van partijen is. (…)”

2.10 In zijn brief van 11 januari 2021 aan verweerder heeft mr. H gereageerd op de brief van verweerder van 29 december 2020. Mr. H stelt zich in de brief op het standpunt dat er, zakelijk weergegeven, geen grond is om de overwaarde van de woning niet uit te betalen. Mr. H heeft onder meer het volgende geschreven:

“(…) Intussen heb ik ook een mail ontvangen van de notaris waarin staat dat uw dreigement, want dat is het, de volledige verkoopopbrengst van de echtelijke woning wordt achtergehouden, is uitgevoerd. (…)”

3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende.
a) De omgang tussen klager en het kind is stopgezet en dit is vervolgens gebruikt als pressiemiddel om te komen tot ondertekening van het ouderschapsplan.
b) Verweerder heeft in de voorlopige voorzieningenprocedure medische gegevens van klager overgelegd.
c) Verweerder heeft het uitbetalen van de overwaarde van de woning geblokkeerd.
d) Verweerder is de afspraak van 2 februari 2021 niet nagekomen.
3.2 De stellingen die klager aan de klacht ten grondslag heeft gelegd worden hierna, voor zover van belang, besproken.

4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft  de klacht gemotiveerd weersproken. Het verweer zal hierna, voor zover van belang, worden besproken.

5 BEOORDELING
Toetsingskader
5.1 Uitgangspunt is dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid, die mede voortvloeit uit de kernwaarde partijdigheid als bedoeld in artikel 10a Advocatenwet, mag niet ten gunste van een tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Deze vrijheid vindt haar begrenzing in de plicht van de advocaat zich te onthouden van (feitelijke) stellingen waarvan hij de onjuistheid kent of redelijkerwijs kan kennen. De ratio van deze beperking van bedoelde vrijheid van de advocaat is, dat de rechter en de wederpartij door de onware feiten niet worden misleid. Daarbij moet wel in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. Daarnaast mag een advocaat zich niet onnodig grievend uitlaten over de wederpartij van zijn cliënt. Daarbij moet een advocaat in familiekwesties als de onderhavige in het algemeen waken voor onnodige polarisatie tussen de ex-echtelieden. Van een advocaat mag een bepaalde mate van terughoudendheid worden verwacht, juist omdat ook andere belangen in die procedure een grote rol kunnen spelen, met name belangen van kinderen.
Klachtonderdeel a)
5.2 Klager heeft gesteld dat verweerder het staken van de omgang van klager met het kind heeft bevorderd en dat verweerder dit heeft ingezet als pressiemiddel om klager tot ondertekening van het ouderschapsplan te bewegen.
5.3 Verweerder heeft aangevoerd dat het besluit om de omgang tussen klager en het kind op te schorten is genomen door de vrouw en dat zij hem pas achteraf van dat besluit in kennis heeft gesteld. Verweerder heeft betwist dat hij de vrouw heeft geadviseerd om de omgang te staken en ook dat hij de vrouw heeft geadviseerd om de sloten van de echtelijke woning te vervangen.
5.4 De raad overweegt dat uit de hiervoor in 2.3 en 2.4 weergegeven berichten van de vrouw aan verweerder blijkt dat het de beslissing was van de vrouw om de omgang tussen klager en het kind te staken. De raad heeft geen grond aan te nemen dat verweerder de vrouw heeft geadviseerd dit te doen. Verweerder heeft dit ook betwist en klager heeft zijn stelling op dit punt onvoldoende feitelijk onderbouwd. Reeds op deze grond is klachtonderdeel a ongegrond. De raad voegt hieraan nog toe dat hij ook geen grond heeft aan te nemen dat verweerder de staking van de omgang tussen klager en het kind op ongeoorloofde wijze heeft gebruikt als pressiemiddel om klager te bewegen tot ondertekening van het convenant en het ouderschapsplan. Volgens de verklaring van klager op de zitting was het de vrouw die hem liet weten dat hij zijn kind weer zou mogen zien als hij het convenant zou ondertekenen. De raad kan begrijpen dat klager zich hierdoor onder druk gezet voelde, maar deze gedraging van de vrouw valt verweerder niet aan te rekenen. Klachtonderdeel a is in zoverre dan ook ongegrond.
5.5 Klager lijkt verweerder te verwijten dat hij ervoor heeft gezorgd dat de aanvankelijk op 19 oktober 2020 geplande mondelinge behandeling is aangehouden, teneinde de omgang tussen klager en het kind nog langer te staken. Verweerder heeft in dit verband aangevoerd dat hij op 18 november 2020 vernam dat de vrouw in het ziekenhuis was opgenomen met ernstige longklachten en dat hij daarom om aanhouding van de mondelinge behandeling heeft gevraagd. Het aanhoudingsverzoek is door de rechtbank gehonoreerd. Kort nadien werd de vrouw overgebracht naar de intensive care in kritieke toestand. Hoewel verweerder het belang van omgang tussen klager en het kind zag, kon hij dat op dat moment niet bespreken met de vrouw. Op 5 november 2020 was de vrouw voldoende hersteld om via videoverbinding deel te nemen aan een zitting.
5.6 De raad is van oordeel dat verweerder met zijn verzoek tot aanhouding de belangen van de vrouw diende. Dat met het gehonoreerde aanhoudingsverzoek het belang van klager bij spoedige hervatting van de omgang met zijn kind in het geding kwam, maakt niet dat het verzoek van verweerder jegens klager onbetamelijk was. Een dergelijk verzoek past overigens binnen de kaders van datgene wat een behoorlijk advocaat bij de behandeling van een zaak voor zijn cliënt behoort te doen. Klachtonderdeel a is ook in zoverre ongegrond.
Klachtonderdeel b)
5.7 Klager heeft gesteld dat de door verweerder overgelegde medische gegevens uit zijn persoonlijke bezittingen zijn gehaald die in de echtelijke woning aanwezig waren. Klager kon daar niet meer bij nadat de vrouw de sloten van deze woning had veranderd. Klager stelt dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de Algemene verordening gegevensbescherming (Avg).
5.8 Verweerder heeft aangevoerd dat de vrouw zich zorgen maakte over de psychische conditie van klager en in verband daarmee over de veiligheid van het kind. De vrouw legde een verband met de eerdere psychische klachten van klager en om haar standpunt te onderbouwen was het overleggen van medische gegevens van klager volgens verweerder noodzakelijk. Verweerder heeft naar voren gebracht dat de medische informatie bij de vrouw bekend was, omdat klager deze met haar besproken heeft toen zij nog bij elkaar waren. De vrouw heeft verweerder laten weten dat klager de overgelegde medische stukken in de woning heeft achtergelaten. Naar het oordeel van de raad mocht verweerder uitgaan van de juistheid van deze mededeling van de vrouw.
5.9 De raad voegt daaraan toe dat het overleggen van een medisch stuk dat de wederpartij betreft, gerechtvaardigd kan zijn voor zover in de gegeven omstandigheden een reëel belang bij adequate rechtsbijstand daartoe noopt. Verweerder heeft naar het oordeel van de raad voldoende aannemelijk gemaakt dat de vrouw een reëel belang had om de medische gegevens van klager aan de rechtbank te overleggen. Dat de medische gegevens het belang van klager niet dienden in de procedure maakt dit oordeel niet anders, in aanmerking genomen dat klager in de procedure verweer heeft kunnen voeren tegen de stelling van de vrouw dat hij kampte met psychische problemen. Klachtonderdeel b is ongegrond.
5.10 De raad voegt verder nog toe dat de tuchtrechter toetst of een advocaat zorgvuldig en betamelijk handelt. De tuchtrechter beoordeelt niet zelfstandig of een handeling van een advocaat past binnen de kaders van de Avg. De stellingen van klager zijn in ieder geval onvoldoende om vast te stellen dat verweerder persoonsgegevens heeft verwerkt op een wijze die niet past binnen de kaders van de Avg.
Klachtonderdeel c)
5.11 Klager heeft gesteld dat verweerder de uitbetaling van de overwaarde van de woning door de notaris heeft tegengehouden. Verweerder gebruikte dit als pressiemiddel om overeenstemming te bereiken over het ouderschapsplan.
5.12 Verweerder heeft aangevoerd dat hij in de brief van 29 december 2020 aan mr. H heeft geschreven dat uitbetaling van de overwaarde van de woning alleen kan op gezamenlijk verzoek van partijen. Verweerder stelt dat hij geen contact heeft gehad met de notaris over uitbetaling van de overwaarde en betwist dat hij de vrouw heeft geadviseerd om uitbetaling van de overwaarde tegen te houden. Verweerder kan de reactie van mr. H van 11 januari 2021 daarom niet plaatsen. Verweerder heeft de vrouw na de brief van 11 januari 2021 niettemin bereid gevonden de overwaarde voorlopig bij helfte te verdelen en uit te keren.
5.13 De raad stelt vast dat verweerder aan het slot van zijn brief van 29 december 2020 slechts heeft geschreven dat het de notaris niet vrij staat om de overwaarde van de uitkering aan partijen uit te keren, als zij geen overeenstemming bereiken. Uit deze correcte mededeling spreekt naar het oordeel van de raad geen druk, laat staan ongeoorloofde druk. Verder blijkt noch uit de brief, noch uit andere informatie, dat verweerder de uitkering van de overwaarde op ongeoorloofde wijze heeft tegengehouden. Klachtonderdeel c is bij gebrek aan een voldoende feitelijke onderbouwing ongegrond.
Klachtonderdeel d)
5.14 Klager stelt dat zijn advocaat met verweerder heeft afgesproken dat klager op 2 februari 2021 om 16.00 uur om “alle stukken te tekenen”. Toen klager zich op het afgesproken tijdstip op het kantoor van verweerder meldde, was verweerder niet aanwezig.
5.15 Verweerder heeft aangevoerd dat hij, bij wijze van uitzondering, met mr. H heeft afgesproken dat klager het ouderschapsplan en het echtscheidingsconvenant op het kantoor van verweerder zou ondertekenen. Afgesproken was dat klager op 2 februari 2021 na het werk zou komen. Een tijdstip was niet afgesproken. Verweerder had die dag om 15.15 uur een zitting die uitliep tot 16.45 uur. Verweerder arriveerde pas na 17.00 uur op kantoor. Klager was toen al tevergeefs bij het kantoor geweest. Volgens verweerder is sprake van een ongelukkige samenloop van omstandigheden, die hij betreurt.
5.16 De gang van zaken is naar het oordeel van de raad wat ongelukkig. Het heeft echter niet geleid tot een onevenredige benadeling van de belangen van klager, in aanmerking genomen dat de stukken de volgende ochtend alsnog door klager ondertekend zijn. Het verwijt is naar het oordeel van de raad van onvoldoende gewicht om te leiden tot gegrondheid van klachtonderdeel d.

BESLISSING
De raad van discipline verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, voorzitter, mrs. K.F. Leenhouts en E.J.C. de Jong, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2022.

Griffier                                                            Voorzitter

Bij afwezigheid van mr. A. Tijs
is deze beslissing ondertekend door
mr. M.M. Goldhoorn (griffier)

Verzonden d.d 31 oktober 2022