ECLI:NL:TADRARL:2022:256 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-160/AL/OV

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2022:256
Datum uitspraak: 31-10-2022
Datum publicatie: 03-11-2022
Zaaknummer(s): 22-160/AL/OV
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Dreigementen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzet niet-ontvankelijk.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 31 oktober 2022
in de zaak 22-160/AL/OV
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 9 mei 2022 op de klacht van:

klager
over
verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 29 augustus 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Overijssel (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2 Op 24 februari 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 1511645 van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 9 mei 2022 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 9 mei 2022 door middel van een aangetekende e-mail verzonden aan partijen.
1.4 Op 6 juni 2022 om 20.43 uur heeft klager het volgende geschreven aan de griffie van de raad:

“Per email d.d. 9 mei 2022 is een aangetekende uitspraak opvraagbaar gesteld. Deze uitspraak heeft mij echter niet bereikt en is niet langer beschikbaar. Gelet hierop verzoek ik toezending van de uitspraak d.d. 9 mei 2022. Voor zover de uitspraak een beslissing in de zin van artikel 46j Advocatenwet inhoud dan teken ik met dit schrijven verzet aan. Ik verzoek na toezending van de uitspraak een termijn voor aanvulling van de inhoudelijke gronden van het verzet.”

1.5 Op 7 juni 2022 is de voorzittersbeslissing nog eens via een aangetekende e-mail naar klager gestuurd. In een separate e-mail van de raad aan klager is verder het volgende geschreven:

“(…) Ik verwijs u naar de mededelingen van de griffier op pagina 7 van de beslissing waarin wordt uitgelegd hoe u in verzet kunt gaan, waaruit het verzetschrift moet voldoen en binnen welke termijn het gemotiveerde verzetschrift bij de griffie moet zijn ontvangen. De 30 dagen termijn begint vanaf 10 mei jl. Verlenging van deze termijn is niet mogelijk. (…)”

1.6 Op 8 juni 2022 heeft klager aan de raad geschreven dat hij niet heeft verzocht om verlenging van de termijn van verzet en dat indiening van een pro forma verzetschrift in de rechtspraak gebruikelijk is.
1.7 Op 13 juni 2022 heeft klager “de gronden van het verzet d.d. 6 juni 2022” ingediend.
1.8 De ontvankelijkheid van het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 5 september 2022. Daarbij was verweerder aanwezig. Klager is zonder bericht aan de raad niet op de zitting verschenen.
1.9 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift en de hiervoor genoemde stukken.

2 BEOORDELING ONTVANKELIJKHEID VERZET
2.1 Klager is niet ontvankelijk in zijn verzet. Hij heeft niet voldaan aan de wettelijke vereisten die gelden voor het indienen van verzet. Op grond van artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet dient verzet tegen een voorzittersbeslissing namelijk binnen 30 dagen na de dag van verzending van de voorzittersbeslissing schriftelijk en gemotiveerd te worden gedaan.
2.2 De termijn voor het instellen van verzet liep tot en met 8 juni 2022. De raad stelt vast dat klager op 6 juni 2022, binnen de termijn, heeft laten weten dat hij verzet wenst in te stellen. De gronden van het verzet heeft klager buiten de hiervoor genoemde termijn van verzet ingediend. Dit betekent dat klager niet tijdig een gemotiveerd verzetschrift heeft ingediend. De stelling van klager dat het indienen van pro forma verzet in de rechtspraak gebruikelijk is brengt de raad niet tot een ander oordeel. Het uit het bestuursrecht bekende pro forma beroep of beroep op nader aan te voeren gronden wordt in het advocatentuchtrecht niet geaccepteerd. Op grond van de mededeling van de griffier onder de voorzittersbeslissing en het bericht van de raad van 7 juni 2022 wist klager dit ook, althans had hij dit kunnen weten. In beide berichten wordt immers meegedeeld dat binnen de termijn van verzet een gemotiveerd verzetschrift ingediend moet worden.

BESLISSING
De raad van discipline verklaart het verzet niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. M.H. van der Lecq, voorzitter, mrs. E.J.C. de Jong en K.F. Leenhouts, leden, bijgestaan door mr. A. Tijs als griffier en uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2022.

Griffier                                                              Voorzitter

Bij afwezigheid van mr. A. Tijs
is deze beslissing ondertekend door
mr. M.M. Goldhoorn (griffier)

 
Verzonden d.d. 31 oktober 2022