ECLI:NL:TADRARL:2022:254 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 22-676/AL/NN
ECLI: | ECLI:NL:TADRARL:2022:254 |
---|---|
Datum uitspraak: | 31-10-2022 |
Datum publicatie: | 03-11-2022 |
Zaaknummer(s): | 22-676/AL/NN |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing. De voorzitter verklaart een klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden
van 31 oktober 2022
in de zaak 22-676/AL/NN
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
over
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland (hierna: de deken) van 25 augustus 2022 met kenmerk 2021KNN165/1642002, door de raad ontvangen op diezelfde datum en van de in de aanbiedingsbrief en op de inventarislijst genoemde bijlagen. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail van klaagster met bijlage van 2 oktober 2022.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klaagster was als docent geschiedenis in dienst bij Stichting O2G2 (hierna: de
school). De school heeft in 2018 besloten om aan klaagster ontslag wegens plichtsverzuim
te verlenen. De docenten in dienst bij O2G2 waren destijds ambtenaren en het betrof
daarom een bestuursrechtelijke beslissing tot ontslag wegens plichtsverzuim.
1.2 Klaagster heeft vervolgens diverse procedures aangespannen omdat zij het niet
eens was met de beslissing van de school om haar te ontslaan wegens plichtsverzuim.
1.3 Verweerder stond bij deze procedures de school bij. Klaagster werd in de procedures
ook bijgestaan door een advocaat.
1.4 Zowel de onafhankelijke bezwarencommissie, de (bestuursrechtelijke) voorzieningenrechter,
de meervoudige kamer van de rechtbank Groningen als de Centrale Raad van Beroep hebben
zich over de kwestie gebogen en het ontslagbesluit in stand gehouden.
1.5 Op 14 december 2021 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet omdat hij ongepaste, onjuiste,
onzorgvuldige, onnodig grievende, meinedige, smadelijke en lasterlijke uitlatingen
heeft gedaan en ongerechtvaardigd de belangen klaagster heeft geschaad door (onder
andere):
- ten onrechte te stellen dat de ziekmelding van klaagster op 12 juli 2017 ongeloofwaardig
was;
- de bezwarencommissie en daarna de rechter(s) onjuist voor te lichten over de normale
gang van zaken op de school met betrekking tot het rooster van de surveillance uren;
- de bezwarencommissie en daarna de rechter(s) onjuist voor te lichten over de zogenaamde
zelfwerkzaamheidslessen die klaagster gaf;
- ten onrechte te stellen dat er sprake was van berispingen en loonsancties, terwijl
het maar om één berisping en één loonsanctie ging;
- ten onrechte te stellen dat klaagster de hoofdrol speelde in spanningen in de sectie.
Deze speelden al voordat klaagster aan het werk ging bij de school;
- ten onrechte te stellen dat de kinderen geen enkel werkstuk hadden ingeleverd en
dat er geen duidelijke opdracht aan de kinderen was verstrekt. De kinderen hebben
zo’n 600-700 A4tjes aan werkstukken en opdrachten ingeleverd, die stukken liggen op
school;
- ten onrechte te stellen dat klaagster structureel lessen niet door liet gaan;
- de bezwarencommissie en daarna de rechter(s) onjuist voor te lichten over de leraarfunctieschaal
LD en over de reden dat klaagster naar deze schaal is bevorderd.
3 VERWEER
3.1 Verweerder heeft tegen de klacht onder meer het volgende verweer gevoerd. Verweerder
heeft zich in deze zaak steeds beperkt tot de feiten en heeft op geen enkele manier
grievende, laat staan onnodig grievende, uitlatingen gedaan. Het feit dat klaagster
het oneens is met de stellingen die verweerder namens zijn cliënte heeft geponeerd
maakt dat niet onnodig grievend. De feiten die verweerder heeft geponeerd zijn door
zijn cliënte aan hem meegedeeld en deze feiten heeft verweerder als zodanig gepresenteerd.
Verweerder heeft tot op heden geen enkele reden of aanleiding om te veronderstellen
dat deze feiten verzonnen zouden zijn. Bovendien zijn deze feiten uitgebreid behandeld
bij zowel de bezwarencommissie, de voorzieningenrechter, de meervoudige kamer van
de rechtbank Groningen en de Centrale Raad van Beroep en in geen enkele procedure
is het klaagster gelukt om deze feiten te weerleggen.
4 BEOORDELING
4.1 De voorzitter stelt voorop dat de klacht betrekking heeft op het handelen van
de advocaat van de wederpartij van klaagster. Volgens vaste rechtspraak van het Hof
van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen
van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt, goeddunkt.
Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden ingeperkt als de advocaat
a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij
weet of redelijkerwijs kan weten dat deze in strijd met de waarheid zijn dan wel c)
(anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de
wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt
gediend. Het optreden van verweerder dient aan de hand van deze maatstaf beoordeeld
te worden.
4.2 Klaagster stelt dat verweerder een aantal keer de bezwarencommissie en de rechter
onjuist heeft voorgelicht. De voorzitter is van oordeel dat op grond van de stukken
niet is gebleken van omstandigheden waaruit blijkt dat verweerder bewust onwaarheden
te berde heeft gebracht, noch dat hij had moeten weten dat de informatie die hij namens
zijn cliënte in het geding heeft gebracht onjuist zou zijn. Hij hoefde niet de twijfelen
aan de juistheid van de van zijn cliënte afkomstige informatie. Ook is niet gebleken
van uitlatingen die onnodig grievend zijn. De voorzitter overweegt voorts dat het
aan de bezwarencommissie en de (bestuurs)rechter is om een oordeel te geven over de
door de beide partijen ingenomen standpunten; niet aan de tuchtrechter. Op grond van
het voorgaande zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart: de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk
ongegrond.
Aldus beslist door mr. O.P. van Tricht, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. W.B. Kok als griffier en uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden d.d. 31 oktober 2022