ECLI:NL:TADRARL:2022:104 Raad van Discipline Arnhem-Leeuwarden 21-334/AL/MN

ECLI: ECLI:NL:TADRARL:2022:104
Datum uitspraak: 25-04-2022
Datum publicatie: 10-06-2022
Zaaknummer(s): 21-334/AL/MN
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
Beslissingen: Beslissing op verzet
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden van 25 april 2022
in de zaak 21-334/AL/MN
naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 26 juli 2021 op de klacht van:

klager
over
verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Op 7 oktober 2020 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.
1.2 Op 13 april 2021 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk Z 1261817/DB/SD van de deken ontvangen.
1.3 Bij beslissing van 26 juli 2021 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna ook: de voorzitter) de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond verklaard. Deze beslissing is op dezelfde datum verzonden aan partijen.
1.4 Op 30 juli 2021 heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter. De raad heeft het verzetschrift op diezelfde datum digitaal ontvangen.
1.5 Het verzet is behandeld op de zitting van de raad van 21 februari 2022. Partijen zijn niet verschenen.
1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet is gericht, van de stukken waarop de voorzittersbeslissing is gebaseerd en van het verzetschrift met bijlagen.

2 VERZET
2.1 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, het volgende in:
a) de voorzitter heeft miskend dat klager niet manisch depressief is, zoals blijkt uit de bij het verzetschrift gevoegde verklaringen van zijn behandelaren, maar dat nadrukkelijk sprake was van een eenmalige episode bij klager. Met haar handelwijze heeft verweerster zich schuldig gemaakt aan smaad en laster;
b) de voorzitter heeft miskend dat zijn ex-vrouw in strijd met de waarheid tegenover de rechters en deze raad blijft verkondigen dat klager naast zijn eigen dochtertje ook zijn ex-vrouw en haar dochtertje kust. Zijn ex-vrouw heeft echter geen dochtertje. Verweerster had deze ook strafbare uitlatingen vooraf moeten verifiëren en dat heeft zij tuchtrechtelijk verwijtbaar niet gedaan.
2.2 Tegen de vaststaande feiten en de klachtomschrijving komt klager in verzet niet op.

3 FEITEN EN KLACHT
Voor de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

4 BEOORDELING
4.1 Voordat de raad de klacht inhoudelijk kan beoordelen moet sprake zijn van een gegrond verzet. Een verzet is alleen gegrond als in redelijkheid moet worden betwijfeld of de beslissing van de voorzitter juist is. Twijfel kan bijvoorbeeld bestaan als de voorzitter een verkeerde maatstaf (toetsingsnorm) heeft toegepast of de beslissing heeft gebaseerd op onjuiste of onvolledige feiten.
4.2 De raad is van oordeel dat de door klager aangevoerde verzetgronden niet slagen; de voorzitter heeft bij de beoordeling de juiste maatstaf toegepast en heeft rekening gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Hij heeft de klacht dus terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.
4.3 Omdat het verzet tegen de beslissing van de voorzitter ook verder geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor nader onderzoek naar de klacht. De raad zal het verzet daarom ongegrond verklaren.

BESLISSING
De raad van discipline: verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. P.F.A. Bierbooms, voorzitter, mrs. A.C.H. Jansen, P.Th. Mantel, A.W. Siebenga, M.W. Veldhuijsen, leden, bijgestaan door mr. M.M. Goldhoorn als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 april 2022.

Griffier                                           Voorzitter
 
Verzonden d.d. 25 april 2022