ECLI:NL:TADRAMS:2022:7 Raad van Discipline Amsterdam 21-959/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2022:7
Datum uitspraak: 10-01-2022
Datum publicatie: 17-01-2022
Zaaknummer(s): 21-959/A/NH
Onderwerp:
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht is niet-ontvankelijk. De klacht is buiten de termijn van 46g lid 1 onder a Advocatenwet ingediend. Niet gebleken is van feiten en omstandigheden die aanleiding geven de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam van 10 januari 2022
in de zaak 21-959/A/NH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

over:

verweerder


De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 30 november 2021 met kenmerk td/ns/1500370, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Tevens heeft de voorzitter kennisgenomen van de op 7 december en 21 december 2021 namens klager nagezonden stukken.  

1    FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1    Klager is, tezamen met de broer en zussen van zijn overleden vader (hierna: de mede-erfgenamen), erfgenaam van de nalatenschap van zijn op 4 februari 2013 overleden oma. Verweerder heeft de mede-erfgenamen bijgestaan in een geschil over de verdeling van deze nalatenschap. Verweerder heeft klager namens de mede-erfgenamen gedagvaard ter zake van de afwikkeling van de nalatenschap.    
1.2    Bij vonnis van 30 november 2016 heeft de rechtbank Overijssel de vorderingen van de mede-erfgenamen bij verstek toegewezen, de verdeling van de tot de nalatenschap behorende tegoeden vastgesteld en klager bevolen medewerking te verlenen aan de uitvoering van de verdeling. Verweerder heeft het vonnis bij e-mail van dezelfde datum aan klager toegezonden. 
1.3    Namens klager is op 7 augustus 2021 bij de deken een klacht ingediend over verweerder. 

2    KLACHT
2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder dat hij de dagvaarding en het vonnis heeft vervalst en valsheid in geschrifte heeft gepleegd in de afwikkeling van de nalatenschap van zijn oma.

3    VERWEER
3.1    Verweerder heeft tegen de klacht verweer gevoerd. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING
4.1    De voorzitter stelt vast dat klager op 13 september 2021 zijn moeder heeft gemachtigd namens hem op te treden in de klachtprocedure. De voorzitter ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of klager kan worden ontvangen in zijn klacht. 
4.2    Ingevolge artikel 46g, lid 1, onder a, Advocatenwet wordt een klacht niet-ontvankelijk verklaard indien de klacht wordt ingediend na afloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. Ingevolge lid 2 blijft ten aanzien van een na afloop van de in het eerste lid, onder a, bedoelde termijn ingediende klacht niet-ontvankelijkheid op grond daarvan achterwege indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden.
4.3    De ratio van artikel 46g, lid 1, onder a, Advocatenwet is dat de rechtszekerheid meebrengt dat een advocaat niet tot in lengte van dagen bedacht hoeft te zijn op tuchtklachten over gedragingen in het verleden. Op deze regel bevat lid 2 een uitzondering voor het geval de gevolgen van het handelen of nalaten van de advocaat pas later bekend zijn geworden. Alleen onder (zeer) bijzondere omstandigheden kan een overschrijding van deze termijn verschoonbaar zijn (Hof van Discipline van 7 december 2020, ECLI:NL:TAHVD:2020:256). 
4.4    De voorzitter stelt vast dat de klacht betrekking heeft op het handelen van verweerder in 2016. Door over dit handelen pas op 7 augustus 2021 een klacht in te dienen heeft klager de in artikel 46g, lid 1, onder a, Advocatenwet genoemde termijn van drie jaar overschreden. Niet gesteld of gebleken is van omstandigheden die aanleiding geven de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. De conclusie is dan ook dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht. 
4.5    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46g, lid 1, Advocatenwet, daarom niet-ontvankelijk verklaren.

BESLISSING
De voorzitter verklaart: 
de klacht, met toepassing van artikel 46g, lid 1, onder a, Advocatenwet, niet-ontvankelijk.

Aldus beslist door mr. C. Kraak, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2022. 


Griffier         Voorzitter

Verzonden op: 10 januari 2022