ECLI:NL:TADRAMS:2022:222 Raad van Discipline Amsterdam 22-758/A/NH

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2022:222
Datum uitspraak: 31-10-2022
Datum publicatie: 08-11-2022
Zaaknummer(s): 22-758/A/NH
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Grievende uitlatingen
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Tijdverloop tussen gewraakte gedraging en indienen van de klacht
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over de advocaat van de wederpartij deels niet-ontvankelijk vanwege tijdsverloop en voor het overige kennelijk ongegrond. De brief van verweerder is niet als een bedreiging aan te merken. Dat er onjuistheden in de brief staan heeft klager onvoldoende onderbouwd.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam
van  31 oktober 2022
in de zaak 22-758/ANH

naar aanleiding van de klacht van:


klager

over:
   
verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland (hierna: de deken) van 21 september 2022 met kenmerk am/ds/1892392, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 7. 

1    FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1    Klager woont sinds 2003 in de Verenigde Staten. In januari 2016 heeft hij een procedure tegen zijn ex-partner (hierna: mevrouw C) aanhangig gemaakt bij de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank). In die procedure heeft hij terugbetaling van een tweetal geldleningen gevorderd. Verweerder heeft mevrouw C in die procedure bijgestaan.
1.2    Bij vonnis van 21 juni 2017 heeft de rechtbank Amsterdam de vorderingen van klager afgewezen. Op 19 september 2017 heeft de advocaat van klager namens klager hoger beroep ingesteld tegen voornoemd vonnis en op 8 mei 2018 een memorie van grieven ingediend.
1.3    Op 28 augustus 2018 heeft verweerder namens mevrouw C een memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in voorwaardelijk incidenteel appel ingediend. Op 20 november 2018 heeft de advocaat van klager een memorie van antwoord in voorwaardelijk incidenteel appel ingediend. Het gerechtshof heeft het vonnis van 21 juni 2017 bekrachtigd.
1.4    Bij brief van 20 januari 2021 heeft verweerder klager onder meer geschreven:
“Cliënte heeft geconstateerd dat U zich onjuist en onnodig grievend uitlaat over cliënte jegens derden.
(…)
U beticht cliënte ten onrechte van onder meer diefstal en het zich inlaten met criminele Marokkanen. Dit zijn zeer ernstige beschuldigingen, die aantoonbaar onjuist zijn en waardoor cliënte ernstig in haar eer en goede naam wordt aangetast.
Tussen cliënte en U heeft een procedure gespeeld, waarbij U heeft gevorderd cliënte te veroordelen tot betaling van substantiële bedragen.
Zowel in eerste aanleg als in appel zijn Uw vorderingen afgewezen. (..)
De door U gedane mededelingen zijn dan ook feitelijk onjuist en onnodig grievend.
Met genoemde uitlatingen maakt U zich schuldig aan laster c.q. smaad (…)
Bovendien handelt U onrechtmatig jegens cliënte.
(…)
Hierbij verzoek ik  en zo nodig sommeer ik U om zich niet meer op een dergelijke wijze uit te laten over cliënte.” 
1.5    Op 15 maart 2022 heeft de Amerikaanse advocaat van klager mevrouw C een brief gestuurd. In die brief heeft hij onder meer het volgende geschreven:
“He [klager, vzt] further contends that while transitioning to the United States to pursue his profession in education, he granted you power-of-attorney over some of his affairs, during which time you illegally converted for your personal benefit two pieces of real estate and an automobile to be destroyed by your brother while he was using the automobile without his permission and in violation of your fiduciary duties as his agent.”
1.6    Bij e-mail van 21 maart 2022 heeft verweerder de advocaat van klager onder meer geschreven:
“My client (…) contacted me after receiving your letter of 15 March 2022.
The subject matter you mention was dealth with some time ago by the competent court in the Netherlands.
Your client first instituted these proceedings by a writ of summons dated 13 January 2016.
After lengthy hearings and mediation proceedings, judgement was given in this case on 18 January 2017. The final judgement was rendered on 21 June 2017.
All of your client’s claims were rejected since your client dud not have a cause of action against my client.
Your client appealed against this judgement by a writ of summons dated 19 September 2017. The appeal was the subject of extensive proceedings. Both parties entered pleas in the proceedings.
The appeal court also ruled that your client did not have a cause of action against my client.
In short, the case was dealth with by the competent courts in two instances, and your client’s alleged cause of action against my client was dismissed.
Therefore, your client was wrong in stating that it had claims against my client.”
1.7    Op 18 april 2022, aangevuld op 18 mei 2022, heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder. 
2    KLACHT
2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder het volgende. 
a)    Verweerder heeft een onethische houding ten aanzien van het recht.
b)    Verweerder heeft de waarheid verdoezeld.
c)    Verweerder omzeilt gerechtigheid.

3    VERWEER
3.1    Verweerder voert tegen de klacht verweer. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING
4.1    De verschillende klachtonderdelen lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.
4.2    De klacht ziet op het handelen van verweerder als advocaat van de wederpartij. Uitgangspunt is dat die advocaat een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. 
4.3    De voorzitter ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of klager kan worden ontvangen in zijn klacht. Ingevolge artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet wordt een klacht niet-ontvankelijk verklaard indien de klacht (bij de deken) wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. 
4.4    Als de voorzitter het goed begrijpt dan klaagt klager er in de verschillende klachtonderdelen over dat verweerder in procedure bij de rechtbank Amsterdam actief heeft meegewerkt aan het vervalsen van de waarheid en de waarheid heeft omzeild, onder meer met betrekking tot het archief van mevrouw C, het Grootboek, de door klager verrichte werkzaamheden, de huur die mevrouw C aan klager zou hebben moeten betalen en de aan mevrouw C verleende volmacht. De procedure bij de rechtbank Amsterdam is echter geëindigd met het vonnis van 21 juni 2017. Door hierover pas op 18 april 2022 een klacht in te dienen, heeft klager de termijn van artikel 46g, lid 1 onder a Advocaten overschreden. Voor zover klager verweerder dezelfde verwijten maakt ten aanzien van de procedure in hoger beroep geldt hiervoor hetzelfde. Van bijzondere omstandigheden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten is niet gebleken. 
4.5    Klager klaagt ook over de brief van verweerder aan klager van 20 januari 2021 en de e-mail van verweerder aan de advocaat van klager van 21 maart 2022. Volgens klager is de eerste brief aan te merken als een bedreiging en getuigt het van onbehoorlijk gedrag en heeft verweerder in de tweede brief dezelfde leugens geschreven als de leugens die hij heeft gebruikt in de procedure bij de rechtbank Amsterdam. Dit onderdeel van de klacht is wel ontvankelijk, maar kennelijk ongegrond. Anders dan klager kennelijk van oordeel is, heeft verweerder met de brief en/of e-mail de grenzen van de aan hem als advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid niet overschreden. Dat er onjuistheden in de brief en/of e-mail staan en dat verweerder dat wist of redelijkerwijs kon weten heeft klager onvoldoende onderbouwd. De brief van 20 januari 2021 is niet als een bedreiging aan te merken. 
4.6    Voor zover klager er ook nog over klaagt dat verweerder bevriend is met mevrouw C en dat zijn ex-partner de beste vriendin is van mevrouw C valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien waarom dit tuchtrechtelijk verwijtbaar zou zijn. Voor zover klager bedoelt dat verweerder onvoldoende onafhankelijk van zijn cliënte is, heeft klager dit, daargelaten de vraag of hij daarover als wederpartij kan klagen, onvoldoende onderbouwd.
4.7    De conclusie uit het voorgaande is dat de klacht deels niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond is.

BESLISSING
De voorzitter verklaart: 
de klacht, met toepassing van artikel 46g, lid 1 onder a Advocatenwet, deels niet-ontvankelijk en deels, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, plaatsvervangend voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 31 oktober 2022.


Griffier         Voorzitter


Verzonden op: 31 oktober 2022