ECLI:NL:TADRAMS:2022:21 Raad van Discipline Amsterdam 21-999/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2022:21
Datum uitspraak: 24-01-2022
Datum publicatie: 31-01-2022
Zaaknummer(s): 21-999/A/A
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Fouten
Beslissingen: Voorzittersbeslissing
Inhoudsindicatie: Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat wederpartij, kennelijk ongegrond. Verweerder mocht de belangen van zijn cliënt behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschafte.

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 24 januari 2022 
in de zaak 21-999/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager
gemachtigden: mr. J. Stikkelbroeck en mr. S. Knottnerus

over:

verweerder
gemachtigde: mr. P.J. Soede


De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 15 december 2021 met kenmerk 1004726/EJH/AS, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 5. Verder heeft de voorzitter kennisgenomen van de op 10 januari 2022 namens klager nagezonden stukken.

1    FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier, uit van de volgende feiten.
1.1    In 2016 heeft klager een civiele procedure tot schadevergoeding aangespannen tegen een accountancy- en advieskantoor (hierna: het accountantskantoor) op grond van een ontoelaatbare truststructuur die het accountantskantoor hem had geadviseerd. Verweerder is de advocaat van het accountantskantoor.
1.2    Op 6 september 2019 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder. 

2    KLACHT
2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerder dat hij in de procedure feitelijke onjuistheden heeft verkondigd.

3    VERWEER
3.1    Verweerder voert verweer tegen de klacht. De voorzitter zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

4    BEOORDELING
4.1    De klacht ziet op het handelen van verweerder als advocaat van de wederpartij. Partijdigheid is één van de kernwaarden waaraan de advocaat dient te voldoen; de advocaat is partijdig bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt. Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. 
4.2    Voorts geldt dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen.
4.3    Verweerder mag in principe uitgaan van de juistheid van de hem door het accountantskantoor verstrekte feiten en hij heeft alleen dan tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld als komt vast te staan dat hij in zijn processtukken doelbewust feitelijke onjuistheden heeft gepresenteerd aan de rechtbank. Daarvan is de voorzitter niet gebleken. Klager geeft in zijn klacht een opsomming van passages uit de processtukken van verweerder die volgens hem feitelijke onjuistheden bevatten. Nu verweerder in zijn verweer gemotiveerd heeft betwist dat hij op het moment dat hij, namens het accountantskantoor, de feiten weergaf waarvan hij een eventuele onwaarheid niet kende of redelijkerwijs kon kennen, lag het op de weg van klager om in zijn repliek concreet te benoemen en te onderbouwen waar in de processtukken verweerder feitelijke onjuistheden heeft gedebiteerd. Een dergelijke onderbouwing ontbreekt in het klachtdossier. Ook de nagezonden stukken bevatten een dergelijke onderbouwing onvoldoende. De door klager over de passages ingenomen standpunten en interpretaties van de stukken, kunnen niet als zodanig gelden. Overigens geldt dat, voor zover klager klaagt over inhoudelijke stellingen die verweerder in de procedure namens het accountantskantoor heeft ingenomen, het niet aan de tuchtrechter maar aan de civiele rechter is om daarover te oordelen. De voorzitter acht de klacht dan ook kennelijk ongegrond.
4.4    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING
De voorzitter verklaart: 
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond.


Aldus beslist door mr. J.H. Dubois, (plaatsvervangend) voorzitter, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2022.


Griffier         Voorzitter

Verzonden op: 24 januari 2022