ECLI:NL:TADRAMS:2022:172 Raad van Discipline Amsterdam 22-316/A/A/D

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2022:172
Datum uitspraak: 29-08-2022
Datum publicatie: 30-08-2022
Zaaknummer(s): 22-316/A/A/D
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Niet voldoen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Niet voldoen
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Gegrond dekenbezwaar. Verweerster is EU-advocaat en heeft niet voldaan aan de herhaalde verzoeken van de deken tot het doen van de CCV-opgave over het jaar 2021 en evenmin aan de verzoeken tot het aanleveren van de financiële kengetallen over 2020 (en de vergelijkende cijfers over 2019).  Op verweerster rust de betamelijkheidsverplichting de CCV-opgave tijdig te doen (zie ook beslissing van de raad van 28 oktober 2016, ECLI:NL:TADRAMS:2016:216). Daarnaast staat met de beslissing van het Hof van Discipline van 15 november 2021 (ECLI:NL:TAHVD:2021:214) verweersters verplichting de kengetallen aan te leveren vast. De raad komt tot de slotsom dat verweerster door niet te voldoen aan de CCV-opgave en evenmin aan de uitvraag van de kengetallen in strijd met de betamelijkheid als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet en gedragsregel 29 heeft gehandeld. De raad ziet echter in dit geval geen aanleiding om een maatregel op te leggen. Verweerster heeft slechts een korte periode als EU-advocaat op het Nederlandse tableau ingeschreven gestaan en is inmiddels uitgeschreven. Bovendien heeft zij erkend dat zij de regels niet heeft nageleefd en hiervoor haar verontschuldigingen aangeboden. Nu van verkeerde intenties van de kant van verweerster geen sprake lijkt te zijn, maar het niet-naleven van de regels veeleer verband lijkt te houden met een taalbarrière en onbekendheid met de geldende regels en verplichtingen, dient oplegging van een maatregel in dit geval geen redelijk (tuchtrechtelijk) doel.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 29 augustus 2022 
in de zaak 22-316/A/A/D
naar aanleiding van het bezwaar van:


deken

over:

   
verweerster


1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Bij brief aan de raad van 7 april 2022 met kenmerk 1875332/EJH/BRC, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, heeft de deken zijn bezwaar ter kennis van de raad gebracht. Het bezwaar is behandeld op de zitting van de raad van 4 juli 2022 in aanwezigheid van de deken en zijn stafmedewerker. Verweerster heeft zich bij e-mail van 4 juli 2022 afgemeld voor de zitting. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.2    De zaak is op zitting aangehouden tot 15 augustus 2022 met het verzoek aan de deken om na te gaan of verweerster zich, conform haar mededeling aan de deken, heeft laten uitschrijven als EU-advocaat. De deken heeft de raad bij e-mail van 9 augustus 2022 bericht dat verweerster zich met ingang van 8 augustus 2022 heeft uitgeschreven als EU-advocaat. Dit heeft verweerster ook zelf rechtsreeks aan de raad bericht. Met voorafgaand bericht aan partijen heeft de raad de uitspraakdatum bepaald op heden. 
1.3    De raad heeft kennisgenomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 9. 

2    FEITEN
2.1    Voor de beoordeling van het bezwaar gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2    Verweerster stond van 28 november 2018 tot 8 augustus 2022 op grond van artikel 16h Advocatenwet (hierna ook Aw) als EU-advocaat ingeschreven op het tableau.

Centrale Controle Verordening 2021 
2.3    Op 19 januari 2022 is verweerster verzocht binnen vier weken, en dus uiterlijk op 15 februari 2022, in het kader van de Centrale Controle Verordening (CCV) opgave te doen van haar scholingsactiviteiten over het jaar 2021. 
2.4    Op 17 februari 2022 heeft de deken verweerster opnieuw verzocht om alsnog haar opgave binnen drie weken, en dus uiterlijk op 10 maart 2022, te doen. 
2.5    Op 22 maart 2022 heeft de deken verweerster een laatste maal verzocht om uiterlijk voor 30 maart 2022 haar CCV-opgave te doen. 
2.6    Verweerster heeft aan deze verzoeken geen gehoor gegeven.
Kengetallen opgave
2.7    Sinds 2020 vragen de lokale dekens bij alle advocaten (en hun kantoren) op wie zij toezicht houden, de zogenaamde kengetallen uit (hierna ook: de Uitvraag). De Uitvraag is een vorm van preventief toezicht waardoor op een objectieve en uniforme wijze inzicht wordt verkregen in de financiële positie en daaraan verbonden (potentiële) risico’s voor advocaten (kantoren) en hun cliënten. De opgevraagde financiële gegevens worden drie jaar bewaard. 
2.8    Op 15 juli 2021 heeft de deken verweerster verzocht uiterlijk 31 augustus 2021 de financiële kengetallen over het boekjaar 2020 (en de vergelijkende cijfers over het boekjaar 2019) op de daarvoor ingerichte website aan te leveren.
2.9    Aangezien verweerster niet heeft voldaan aan dit verzoek, heeft de deken op 16 september 2021 een eerste rappelbrief en op 26 oktober 2021 een tweede rappelbrief aan verweerster gestuurd. Op 25 november 2021 heeft de deken een laatste rappelbrief aan verweerster gestuurd.  
2.10    Bij brief van 17 februari 2022 heeft de deken verweerster nog eenmaal de mogelijkheid geboden mee te werken aan de Uitvraag door uiterlijk op 22 februari 2022 de verzochte financiële kengetallen te verstrekken. Daarbij heeft de deken verweerster laten weten dat wanneer zij geen gehoor geeft aan dit laatste verzoek, hij zonder nader bericht een dekenbezwaar bij de raad zal indienen. 
2.11    Verweerster heeft hier niet op gereageerd.
2.12    Alvorens het dekenbezwaar in te dienen heeft de deken conform artikel 46fa Aw de deken in Polen op de hoogte gebracht van zijn voornemen een tuchtrechtelijke procedure te starten.

3    BEZWAAR
3.1    Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster in strijd met de betamelijkheid heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Aw door ondanks herhaalde aanmaningen van de deken niet te voldoen aan de CCV-opgave en aan het verstrekken van de financiële kengetallen.

4    VERWEER 
4.1    Verweerster heeft tegen het dekenbezwaar geen verweer gevoerd. Bij e-mail van 4 juli 2022 heeft zij de raad laten weten dat zij inderdaad niet heeft voldaan aan de verzoeken van de deken en hiervoor haar verontschuldigingen aangeboden. 

5    BEOORDELING
5.1    Ter beoordeling ligt voor of verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door niet te voldoen aan de verzoeken van de deken tot het doen van de CCV-opgave over het jaar 2021 en het eveneens niet te voldoen aan de verzoeken tot het aanleveren van de financiële kengetallen over 2020 (en de vergelijkende cijfers over 2019).   
5.2    De deken heeft allereerst aangevoerd dat op verweerster de betamelijkheidsverplichting rust de CCV-opgave tijdig te doen. De deken heeft in dat verband verwezen naar de beslissing van de raad van 28 oktober 2016 (ECLI:NL:TADRAMS:2016:216), waarin is geoordeeld dat het niet voldoen aan dit verzoek in strijd is met de betamelijkheidsnorm. Daarnaast heeft de deken verwezen naar de beslissing van het Hof van Discipline (hierna: het hof) van 15 november 2021 (ECLI:NL:TAHVD:2021:214) waarmee verweersters verplichting de kengetallen aan te leveren vaststaat. Hoewel verweerster meermaals in de gelegenheid is gesteld aan haar verplichtingen ten aanzien van de CCV-opgave en het aanleveren van de financiële kengetallen te voldoen, heeft verweerster nagelaten de vereiste acties te ondernemen. Verweersters nalaten de kengetallen te verstrekken belemmert de deken in het adequaat preventief toezicht houden en het verkrijgen van inzicht in de financiële positie van verweerster en haar kantoor. Met het niet voldoen aan de CCV-opgave ontneemt verweerster de deken inzicht te verkrijgen in zaken zoals het voldoen aan regelgeving voor onder meer derdengelden, verzekering en opleidingspunten. Bovendien legt verweersters nalaten een onnodig tijdsbeslag op de medewerkers van het bureau van de Amsterdamse Orde van Advocaten, alsmede op de raad en op de deken. Tot slot dragen de advocaten die de kengetallen wél aanleveren de (onnodige) kosten die in verband met dit dekenbezwaar worden gemaakt, omdat deze (via de bijdrage van de NOvA) aan hen worden doorbelast.
5.3    De raad overweegt het volgende. De deken is op grond van de Advocatenwet belast met het toezicht op de naleving door advocaten in zijn arrondissement van de voor hen geldende de regels (artikel 35 lid 4 en artikel 45a Aw). De handelwijze van advocaten wordt getoetst aan de normen als omschreven in artikel 46 Aw, waarbij de gedragsregels van belang kunnen zijn. Gedragsregel 29 bepaalt in dit verband dat de betrokken advocaat verplicht is alle gevraagde inlichtingen aanstonds aan de deken te verstrekken. 
5.4    De raad stelt vast dat verweerster, ondanks herhaalde verzoeken van de deken hiertoe, niet heeft voldaan aan het verzoek met betrekking tot de CCV-opgave. De raad stelt ook vast dat verweerster, ondanks daartoe herhaaldelijk te zijn aangemaand, evenmin heeft voldaan aan het verzoek van de deken de financiële kengetallen te verstrekken. 
5.5    De raad komt op grond van deze omstandigheden tot de slotsom dat verweerster door niet te voldoen aan de CCV-opgave en aan de Uitvraag in strijd met de betamelijkheid als bedoeld in artikel 46 Aw en Gedragsregel 29 heeft gehandeld. Gelet hierop zal de raad het dekenbezwaar gegrond verklaren. 

6.    MAATREGEL
6.1.    Een gegronde klacht rechtvaardigt in beginsel het opleggen van een maatregel. De raad ziet echter in de volgende redenen aanleiding geen maatregel aan verweerster op te leggen. Verweerster heeft slechts een korte periode als EU-advocaat op het Nederlandse  tableau ingeschreven gestaan en is inmiddels uitgeschreven. Bovendien heeft zij erkend dat zij de regels niet heeft nageleefd en hiervoor haar verontschuldigingen aangeboden. Nu van verkeerde intenties van de kant van verweerster geen sprake lijkt te zijn, maar het niet-naleven van de regels veeleer verband lijkt te houden met een taalbarrière en onbekendheid met de geldende regels en verplichtingen, dient oplegging van een maatregel in dit geval geen redelijk (tuchtrechtelijk) doel.  

BESLISSING
De raad van discipline:
-    verklaart het dekenbezwaar gegrond;
-    bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd.  

Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, mrs. M.W. Schüller en N.M.K. Damen, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2022.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 29 augustus 2022