ECLI:NL:TADRAMS:2022:162 Raad van Discipline Amsterdam 22-329/A/A

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2022:162
Datum uitspraak: 15-08-2022
Datum publicatie: 16-08-2022
Zaaknummer(s): 22-329/A/A
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Gegronde klacht over de advocaat van de wederpartij. Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door het bedrag dat hij ten behoeve van klaagster in depot had aan de wederpartij van klaagster te retourneren, waardoor klaagster schade heeft geleden. Hiermee heeft verweerder de kernwaarde financiële integriteit geschonden. Verweerder heeft geen enkel inzicht getoond in zijn eigen handelen. Dit baart de raad zorgen. De raad acht een berisping daarom passend en geboden.

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 15 augustus 2022
in de zaak 22-329/A/A
naar aanleiding van de klacht van:


klaagster
gemachtigde: H. Abadi

over:

      
verweerder


1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Op 16 juni 2021 heeft de gemachtigde van klaagster namens klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.
1.2    Op 13 april 2022 heeft de raad het klachtdossier met kenmerk 2021-1467334/EJH/RAB van de deken ontvangen. 
1.3    De klacht is behandeld op de zitting van de raad van 18 juli 2022. Daarbij waren de gemachtigde van klaagster, bijgestaan door haar partner, en verweerder aanwezig. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4    De raad heeft kennisgenomen van het in 1.2 genoemde klachtdossier en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de raad kennisgenomen van de e-mail met bijlagen van klaagster aan de raad van 15 mei 2022.

2    FEITEN
2.1    Voor de beoordeling van de klacht gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2    Klaagster huurde een bedrijfsruimte waarin zij een concept store exploiteerde. Omstreeks september 2020 is zij op zoek gegaan naar een kandidaat die de huurovereenkomst van de bedrijfsruimte van haar wilde overnemen. Zij heeft daarover met de eenmanszaak Tiny Vintage onderhandeld. 
2.3    In een e-mail van 11 november 2020 met als onderwerp “Tiny vintage Overname huurovereenkomst” heeft verweerder aan klaagster geschreven:
“Hierbij bevestig ik inzake bovenstaande een bedrag van 3000 euro in depot te hebben.
Na afwikkeling is dat morgenmiddag beschikbaar”
2.4    Klaagster en de verhuurder van de bedrijfsruimte (hierna: de verhuurder) hebben op 16 november 2020 een beëindigingsovereenkomst gesloten, waarna Tiny Vintage omstreeks 23 november 2020 een huurovereenkomst met de verhuurder heeft gesloten. Klaagster heeft verweerder gevraagd of zij het in depot gestorte bedrag van € 3.000,- (de overnamesom) kon ophalen of dat hij het bedrag kon overmaken, waarop verweerder klaagster heeft meegedeeld dat hij het bedrag op verzoek van Tiny Vintage aan haar heeft teruggestort.
2.5    Op 15 oktober 2021 hebben de voormalige eigenaren van klaagster Tiny Vintage gedagvaard voor de kantonrechter en betaling van een bedrag van (in hoofdsom) € 3.000,- gevorderd. Bij vonnis van 10 mei 2022 heeft de kantonrechter de vordering toegewezen. In het vonnis heeft de kantonrechter onder meer de volgende feiten vastgesteld:
“Feiten
(…)
1.8 Tussen 4 en 11 november 2020 heeft telefonisch contact plaatsgevonden tussen partijen, waarbij partijen zijn overeengekomen dat de overnamesom wordt verlaagd naar € 3.000,-. Dit bedrag is door [de partner] op 11 november 2020 in depot gegeven bij [verweerder]. [Verweerder] heeft diezelfde dag per e-mail aan partijen bevestigd dat hij het bedrag in depot heeft en dat het bedrag na afwikkeling morgenmiddag (…) beschikbaar is.
(…)
1.10 Op 18 november 2020 is namens [klaagster] contact gezocht met [verweerder] om het in depot gestorte bedrag van € 3.000,00 op te halen of te laten overmaken. [Verweerder] heeft daarop medegedeeld dat door [de partner van de zoon van de heer S] is verzocht het bedrag aan haar terug te storten.” 

3    KLACHT
3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij tegen de afspraken in het bedrag dat hij in depot hield heeft terugbetaald aan zijn cliënte waardoor klaagster schade heeft geleden. 

4    VERWEER 
4.1    Verweerder voert tegen de klacht verweer. De raad zal hierna, waar nodig, op het verweer ingaan.

5    BEOORDELING
5.1    Tussen partijen is allereerst in geschil of verweerder is opgetreden als advocaat van de wederpartij van klaagster, Tiny Vintage. 
5.2    Verweerder voert aan dat een bevriende cliënt van hem (hierna: S) een bedrag van € 3.000,- aan hem in bewaring heeft gegeven tijdens verkennende gesprekken tussen klaagster en de partner van de zoon van S, de eigenaresse van Tiny Vintage. Bij die gesprekken is verweerder niet betrokken geweest. Het enige wat verweerder heeft gedaan is op verzoek van S een bedrag van € 3.000,- in bewaring nemen ter bescherming van de belangen van de zoon van S. Verweerder heeft nooit gesteld dat hij derdengeld in depot had en als hij dat wel heeft gedaan dan heeft hij zich vergist, aldus verweerder.
5.3    Klaagster voert aan dat verweerder een e-mail heeft gestuurd waarin hij heeft bevestigd dat hij een bedrag van € 3.000,- in depot heeft en dat hij dit bedrag beschikbaar zou maken (aan klaagster) na afwikkeling. Deze e-mail is gestuurd nadat klaagster zelf had voorgesteld om haar eigen advocaat het bedrag in bewaring te laten nemen. De door verweerder genoemde personen wilden liever gebruik maken van hun eigen advocaat, verweerder. Klaagster heeft daarmee ingestemd en daarbij gevraagd om een schriftelijke bevestiging. Dat die bevestiging per ongeluk is verstuurd, is onwaarschijnlijk, aldus klaagster. 
5.4    De raad overweegt als volgt. In de e-mail van 11 november 2020, die verweerder vanaf zijn zakelijke e-mailadres heeft gestuurd en heeft ondertekend als advocaat, heeft verweerder aan klaagster bevestigd dat hij een bedrag van € 3.000,- in depot heeft en dat dit bedrag na afwikkeling de volgende middag beschikbaar is. Verweerder heeft niet betwist dat hij de e-mail heeft gestuurd nadat klaagster zelf had voorgesteld om haar eigen advocaat het bedrag in depot te laten nemen. Met zijn e-mail heeft verweerder op zijn minst genomen bij klaagster de indruk gewekt dat hij als advocaat van Tiny Vintage een bedrag ten behoeve van klaagster in depot had. Klaagster mocht er dan ook redelijkerwijs op vertrouwen dat verweerder de regels die gelden voor een depot in acht zou nemen en het bedrag na afwikkeling van de overname aan haar beschikbaar zou stellen. Door dit niet te doen maar het bedrag te retourneren aan de wederpartij van klaagster, heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De klacht is dan ook gegrond.
    
6    MAATREGEL
6.1    Verweerder heeft tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door het bedrag dat hij ten behoeve van klaagster in depot had aan de wederpartij van klaagster te retourneren, waardoor klaagster schade heeft geleden. Hiermee heeft verweerder de kernwaarde financiële integriteit en het gerechtvaardigd vertrouwen in de advocatuur geschonden. In de klachtprocedure bij de deken en op de zitting van de raad heeft verweerder, die al 43 jaar advocaat is, geen enkel inzicht getoond in zijn eigen handelen. Integendeel, hij heeft zijn handelen afgedaan als een vriendendienst waarin hij geen enkel kwaad ziet en hij heeft klaagster beschuldigd van een poging tot oplichting en afpersing. Verweerder heeft aldus geen enkel besef getoond van de financiële regels die gelden voor advocaten. Dit baart de raad zorgen. Gelet hierop en gelet op de ernst van de verweten gedraging acht de raad een berisping passend en geboden.  

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING 
7.1    Omdat de raad de klacht gegrond verklaart, moet verweerder op grond van artikel 46e lid 5 Advocatenwet het door klaagster betaalde griffierecht van € 50,- aan haar vergoeden binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden. Klaagster geeft binnen twee weken na de datum van deze beslissing haar rekeningnummer schriftelijk aan verweerder door.
7.2    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder daarnaast op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat. 

7.3    Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.2 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING
De raad van discipline:
-    verklaart de klacht gegrond;
-    legt aan verweerder de maatregel van berisping op;
-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,- aan klaagster;
-veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.3.


Aldus beslist door mr. E.J. van der Molen, voorzitter, mrs. J.C. Ellerman en G. Kaaij, leden, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2022.


Griffier    Voorzitter


Verzonden op: 15 augustus 2022