ECLI:NL:TADRAMS:2022:157 Raad van Discipline Amsterdam 22-280/A/A/D

ECLI: ECLI:NL:TADRAMS:2022:157
Datum uitspraak: 15-08-2022
Datum publicatie: 16-08-2022
Zaaknummer(s): 22-280/A/A/D
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Niet voldoen
Beslissingen: Regulier
Inhoudsindicatie: Dekenbezwaar in beide onderdelen gegrond. Verweerder heeft niet voldaan aan het verzoek van de deken om de financiële kengetallen over het boekjaar 2020 (en de vergelijkende cijfers over 2019) aan te leveren. Evenmin heeft verweerder over het boekjaar 2020 een jaarrekening  vastgesteld. Op grond van de beslissing van het Hof van Discipline van 15 november 2021 (ECLI:NL:TAHVD:2021:214) zijn advocaten gehouden medewerking te verlenen aan het in de vorm van preventief toezicht door de deken collectief uitvragen van de financiële kengetallen. Tevens rust op advocaten gelet op de administratieplicht uit artikel 2:10 en 3:15i BW en artikel 6.5, lid 1, onder b, van de Voda de plicht binnen zes maanden na afloop van een boekjaar een jaarrekening of balans en staat van baten en lasten vast te stellen.  Door hier niet aan te voldoen heeft verweerder gehandeld in strijd met de betamelijkheid als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet en gedragsregel 29.  De raad ziet in de gegeven omstandigheden aanleiding verweerder een voorwaardelijke boete op te leggen van € 2.500,-  en daarbij te bepalen dat deze boete verschuldigd is indien hij niet uiterlijk vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de deken de gevraagde informatie heeft verstrekt. Daarnaast ziet de raad aanleiding verweerder een onvoorwaardelijke maatregel op te leggen. Gelet op de ernst van de aan verweerder gemaakte verwijten en zijn antecedentenlijst, acht de raad de maatregel van berisping passend en geboden.  

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
Van 15 augustus 2022  
in de zaak 22-280/A/A/D
naar aanleiding van het bezwaar van:


deken

over:

      
verweerder


1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1    Bij brief aan de raad van 18 maart 2022 met kenmerk EJH/BRC/kb, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, heeft de deken zijn bezwaar ter kennis van de raad gebracht. Het bezwaar is behandeld op de zitting van de raad van 4 juli 2022 in aanwezigheid van verweerder, de deken en zijn stafmedewerkster mevrouw R. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.2    De raad heeft kennisgenomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 6. 

2    FEITEN
2.1    Voor de beoordeling van het bezwaar gaat de raad, gelet op het klachtdossier en de op de zitting afgelegde verklaringen, uit van de volgende feiten.
2.2    Sinds 2020 vragen de lokale dekens bij alle advocaten (en hun kantoren) op wie zij toezicht houden, de zogenaamde financiële kengetallen uit (hierna ook: de Uitvraag). De Uitvraag is een vorm van preventief toezicht waardoor op een objectieve en uniforme wijze inzicht wordt verkregen in de financiële positie en daaraan verbonden (potentiële) risico’s voor advocaten (kantoren) en hun cliënten. De opgevraagde financiële gegevens worden drie jaar bewaard. 
2.3    Op 15 juli 2021 heeft de deken verweerder verzocht uiterlijk 31 augustus 2021 de financiële kengetallen over het boekjaar 2020 (en de vergelijkende cijfers over het boekjaar 2019) op de daarvoor ingerichte website aan te leveren.
2.4    Aangezien verweerder de financiële kengetallen niet binnen de gestelde termijn op de daartoe bestemde website heeft ingevuld, heeft de deken op 16 september 2021 een eerste rappelbrief en op 26 oktober 2021 een tweede rappelbrief aan verweerder gestuurd. Op 25 november 2021 heeft de deken een laatste rappelbrief aan verweerder gestuurd.  
2.5    Nadat verweerder, ook na verleend uitstel, niet had voldaan aan de verplichting om de kengetallen aan te leveren over 2020/2019, heeft de deken verweerder bij brief van 17 februari 2022 nog een laatste maal, tot uiterlijk 22 februari 2022, in de gelegenheid gesteld de kengetallen te verstrekken. Daarbij heeft de deken verweerder laten weten dat wanneer hij geen gehoor zou geven aan dit laatste verzoek, hij zonder nader bericht een dekenbezwaar bij de raad zou indienen. 
2.6    Verweerder heeft bij e-mailbericht van 22 februari 2022 laten weten dat hij de cijfers over 2020 nog niet kon aanleveren vanwege het overlijden van zijn boekhouder. 
2.7    Verweerder heeft over het boekjaar 2020 ook geen jaarrekening vastgesteld. 
2.8    De deken heeft op 18 maart 2022 zijn dekenbezwaar bij de raad ingediend.

3    BEZWAAR
3.1    Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. De deken verwijt verweerder het volgende.
a)    Door - ondanks herhaaldelijke aanmaningen - niet te voldoen aan de Uitvraag, handelt verweerder in strijd met de betamelijkheid als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. 
b)    Door over het boekjaar 2020 niet uiterlijk 30 juni 2021 een jaarrekening, of balans en staat van baten en lasten te hebben vastgesteld, maakt verweerder inbreuk op artikel 6.5 Verordening op de advocatuur (Voda). 
3.2    Ter toelichting heeft de deken het volgende aangevoerd. Verweerder is meermaals in de gelegenheid gesteld aan zijn verplichtingen te voldoen, maar heeft nagelaten de vereiste acties te ondernemen. De termijn voor het meewerken aan de Uitvraag is inmiddels ruimschoots verstreken. Voorts heeft de deken geconstateerd dat de jaarrekening over het boekjaar 2020 niet is vastgesteld (en evenmin over dat boekjaar een balans en staat van baten en lasten is opgesteld). Advocaten zijn op grond van artikel 2:10 en 3:15i BW en artikel 6.5 van de Voda verplicht een behoorlijke administratie te voeren en binnen zes maanden na afloop van het boekjaar de jaarrekening, althans de balans en de staat van baten en lasten op schrift te stellen. Het nalaten van verweerder belemmert de deken in een adequaat preventief toezicht omdat hij op deze manier geen inzicht verkrijgt in de financiële positie van verweerder (en zijn kantoor) en de aan die financiële positie verbonden (potentiële) risico’s. Bovendien legt verweerders nalaten een onnodig tijdsbeslag op de medewerkers van het bureau van de Amsterdamse Orde van Advocaten, alsmede op de raad en op de deken. Tot slot dragen de advocaten die de kengetallen wél aanleveren de (onnodige) kosten die in verband met dit dekenbezwaar worden gemaakt, omdat die (via de bijdrage van de NOvA) aan hen worden doorbelast.

4    VERWEER 
4.1    Verweerder heeft gesteld niet aan de verzoeken van de deken te hebben voldaan om redenen gelegen in een overmachtsituatie. Verweerders boekhouder is in het voorjaar van 2021 vrij plotseling komen te overlijden. Verweerder moest zijn stukken, die op het kantoor van zijn boekhouder lagen, zien terug te krijgen van de weduwe van de boekhouder. De boekhouder had zijn kantoor namelijk aan huis. Hij kon niet zomaar naar het huis toe gaan om de stukken op te halen. Uiteindelijk heeft hij de stukken via de zoon van zijn boekhouder ontvangen. Vervolgens moest hij de stukken aan een nieuwe boekhouder geven, die hij door Corona ook niet zo snel had gevonden. Verweerder heeft verder aangevoerd dat hij de cijfers over 2019 wel reeds gereed had en hij de deken had gevraagd om deze alvast in het systeem te zetten. Dit bleek echter niet mogelijk te zijn. 

5    BEOORDELING
Dekenbezwaar - onderdelen a) en b)
5.1    Ter beoordeling ligt voor of verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door niet te voldoen aan de herhaaldelijke verzoeken van de deken de financiële kengetallen over 2020 (en de vergelijkende cijfers over 2019) te verstrekken (bezwaaronderdeel a) en over het boekjaar 2020 niet uiterlijk op 30 juni 2021 een jaarrekening of een balans en  staat van baten en lasten te hebben vastgesteld (onderdeel b).
   
5.2    De deken is op grond van de Advocatenwet belast met het toezicht op de naleving door advocaten in zijn arrondissement van de voor hen geldende de regels (artikel 35 lid 4 en artikel 45a Advocatenwet). De handelwijze van advocaten wordt getoetst aan de normen als omschreven in artikel 46 Advocatenwet, waarbij de gedragsregels van belang kunnen zijn. Gedragsregel 29 bepaalt in dit verband dat de betrokken advocaat verplicht is alle gevraagde inlichtingen aanstonds aan de deken te verstrekken. 

5.3    De raad overweegt dat in de beslissing van het Hof van Discipline van 15 november 2021 (ECLI:NL:TAHVD:2021:214) is geoordeeld dat advocaten gehouden zijn medewerking te verlenen aan het in de vorm van preventief toezicht collectief uitvragen van de financiële kengetallen. Tevens rust op advocaten gelet op de administratieplicht uit artikel 2:10 en 3:15i BW en artikel 6.5, lid 1, onder b, van de Voda de plicht binnen zes maanden na afloop van een boekjaar een jaarrekening of balans en staat van baten en lasten vast te stellen.  
5.4    De raad stelt vast dat verweerder, ondanks daartoe herhaaldelijk te zijn aangemaand, niet heeft voldaan aan het verzoek van de deken de kengetallen over 2020 (en de vergelijkende cijfers over 2019) te verstrekken en evenmin heeft voldaan aan het vereiste om over het boekjaar 2020 uiterlijk op 30 juni 2021 een jaarrekening of balans en de staat van baten en lasten vast te stellen. De door hem omschreven overmachtssituatie verontschuldigt hem naar het oordeel van de raad niet voor dit nalaten. Het had op de weg van verweerder gelegen om, toen zijn boekhouder ziek werd, gepaste maatregelen te treffen zodat hij tijdig aan de verplichtingen van de deken kon voldoen. Hiervoor heeft hij van de deken vervolgens ook ruimschoots de gelegenheid gehad.
5.5    De raad komt op grond van het voorgaande tot de slotsom dat verweerder in strijd met de betamelijkheid als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet en gedragsregel 29 heeft gehandeld en zal gelet hierop het dekenbezwaar in beide onderdelen gegrond verklaren. 

6.    MAATREGEL
6.1.    Verweerder heeft, zoals uit het voorgaande blijkt, gehandeld zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt. Het feit dat verweerder de deken in zijn toezichthoudende taak heeft belemmerd, valt hem zwaar aan te rekenen. De raad ziet in de gegeven omstandigheden aanleiding verweerder een voorwaardelijke boete op te leggen van € 2.500,-. Verweerder is deze boete verschuldigd indien hij niet uiterlijk vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de deken de gevraagde informatie (zijnde de zogenoemde kengetallen over het jaar 2020 en de vergelijkende cijfers over 2019 en een jaarrekening of balans en staat van baten en lasten over het boekjaar 2021) heeft verstrekt. Daarnaast ziet de raad aanleiding verweerder een onvoorwaardelijke maatregel op te leggen. Gelet op de ernst van de aan verweerder gemaakte verwijten en zijn antecedentenlijst, acht de raad de maatregel van berisping passend en geboden.

7.    KOSTENVEROORDELING
7.1.    Nu de raad een maatregel oplegt, zal de raad verweerder op grond van artikel 48ac lid 1 Advocatenwet veroordelen in de volgende proceskosten:
a) € 750,- kosten van de Nederlandse Orde van Advocaten en
b) € 500,- kosten van de Staat. 

7.2.    Verweerder moet het bedrag van € 1.250,- (het totaal van de in 7.1 onder a en b genoemde kosten) binnen vier weken nadat deze beslissing onherroepelijk is geworden, overmaken naar rekeningnummer lBAN: NL85 lNGB 0000 079000, BIC: INGBNL2A, Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling raad van discipline" en het zaaknummer.

BESLISSING
De raad van discipline:
-    verklaart het dekenbezwaar, in beide onderdelen, gegrond;
-    legt aan verweerder de maatregel van berisping op;
- legt aan verweerder de maatregel van een geldboete op van € 2.500,-; 
- bepaalt dat de maatregel van een geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerder de navolgende bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verweerder binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing de gevraagde informatie (zoals benoemd in rechtsoverweging 6.1) alsnog aan de deken verstrekt;
-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.250,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de manier en binnen de termijn als hiervóór bepaald in 7.2. 

Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, mrs. M.W. Schüller en N.M.K. Damen, leden, bijgestaan door mr. N. Borgers-Abu Ghazaleh als griffier en uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2022.

Griffier    Voorzitter

Verzonden op: 15 augustus 2022