ECLI:NL:TADRAMS:2022:113 Raad van Discipline Amsterdam 22-343/A/A
ECLI: | ECLI:NL:TADRAMS:2022:113 |
---|---|
Datum uitspraak: | 20-06-2022 |
Datum publicatie: | 28-06-2022 |
Zaaknummer(s): | 22-343/A/A |
Onderwerp: |
|
Beslissingen: | Voorzittersbeslissing |
Inhoudsindicatie: | Voorzittersbeslissing, Klacht over de advocaat van de wederpartij kennelijk ongegrond. Geen sprake van onnodig grievende uitlatingen. De overige verwijten heeft klager niet onderbouwd. |
Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam
van 20 juni 2022
in de zaak 22-343/A/A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
over:
verweerster
De voorzitter van de raad van discipline (hierna ook: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 21 april 2022 met kenmerk 2021-1605110/EJH/AS, digitaal door de raad ontvangen op dezelfde datum, en van de op de inventarislijst genoemde bijlagen 1 tot en met 4. Ook heeft de voorzitter kennisgenomen van de e-mail van klager van 20 mei 2022.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht gaat de voorzitter, gelet op het klachtdossier,
uit van de volgende feiten.
1.1 Klager heeft een relatie gehad met de cliënte van verweerster (hierna: de vrouw).
Zij hadden samen een woning. Nadat de relatie tussen klager en de vrouw is geëindigd,
heeft de voorzieningenrechter op vordering van de vrouw bij vonnis in kort geding
van 5 februari 2021 onder meer een contactverbod aan klager opgelegd, bepaald dat
de vrouw voor de duur van zes maanden bij uitsluiting van klager gerechtigd is tot
het gebruik van de woning en klager verboden de woning gedurende die periode te betreden
en klager veroordeeld om mee te werken aan de verkoop van de woning, bij gebreke waarvan
het vonnis in de plaats treedt van de wilsverklaring en handtekening van klager.
1.2 Op 4 augustus 2021 heeft de vrouw verweerster gevraagd haar bij te staan bij
de afwikkeling van de verkoop van de woning en de verrekening van de overwaarde. De
woning was verkocht met vervangende toestemming van de voorzieningenrechter en diende
leeg opgeleverd te worden. Verweerster heeft in overleg met de advocaat van klager
data afgesproken in oktober 2021 waarop klager zijn spullen zou kunnen ophalen.
1.3 In een e-mail van 14 oktober 2021 heeft verweerster de advocaat van klager
onder meer geschreven:
“Uw cliënt is psychiatrisch, houdt u daar wel rekening mee.
Cliënte wordt weer overspoeld met vervelende mails en berichten van uw cliënt.”
1.4 Op 19 november 2021 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in
het arrondissement Noord-Holland een klacht ingediend over verweerster. Aangezien
verweerster advocaat is in het arrondissement Amsterdam, heeft klager op 1 december
2021, aangevuld op 13 december 2021, zijn klacht opnieuw ingediend bij de deken Amsterdam.
1.5 Verweerster heeft aangifte jegens klager gedaan van bedreiging. Naar aanleiding
van die aangifte heeft de politie een zogenaamd stopgesprek met klager gevoerd.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar
heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster
het volgende.
a) Verweerster heeft zich in haar e-mailbericht van 14 oktober 2021 onnodig grievend
over klager uitgelaten.
b) Verweerster heeft in haar communicatie feiten opgenomen waarvan zij weet dat
deze onjuist zijn.
c) Verweerster heeft meerdere verzoeken van klager om privézaken op te laten halen
genegeerd of verhinderd. Verweerster heeft klager onder druk gezet door aan te geven
dat de vrouw in de woning zou blijven als er door hem geen bedrag van € 30.000,- zou
worden toegezegd. Ook is klagers verhuizing bemoeilijkt. Na een jaar wachten op privézaken
moest hij in enkele dagen restanten opruimen terwijl het ondoenlijk was om op een
dergelijk korte termijn in te pakken.
d) Verweerster heeft onder haar toezicht persoonlijke erfstukken van klager laten
verduisteren en ontvreemden. Bovendien heeft zij diverse zaken ontvreemd zoals de
auto- en/of motorsleutels.
3 VERWEER
3.1 Verweerster voert tegen de klacht verweer. De voorzitter zal hierna, waar nodig,
op het verweer ingaan.
4 BEOORDELING
4.1 De klacht ziet op het handelen en/of nalaten van verweerster als advocaat van
de wederpartij. Uitgangspunt is dat die advocaat een ruime mate van vrijheid geniet
om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn
cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden
doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij,
(b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs
kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de
belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk
doel.
Klachtonderdeel a)
4.2 Klager verwijt verweerster in dit klachtonderdeel dat zij zich in haar e-mail
aan de advocaat van klager van 14 oktober 2021 onnodig grievend over klager heeft
uitgelaten door daarin te schrijven “uw cliënt is psychiatrisch, houdt u daar wel
rekening mee.”. Anders dan klager is de voorzitter van oordeel dat dit niet als onnodig
grievend is aan te merken. Vast staat immers (volgens het ingebrachte kortgedingvonnis)
dat klager vanaf 2019 in ieder geval twee keer opgenomen is geweest in een psychiatrische
instelling. Bovendien was het functioneel om dit aan de advocaat van klager te schrijven,
nu verweerster hem in het belang van de vrouw wilde attenderen op het gedrag van klager.
Klachtonderdeel a) is dan ook kennelijk ongegrond.
Klachtonderdelen b), c) en d)
4.3 Klager verwijt verweerster in deze klachtonderdelen dat zij in haar communicatie
feiten heeft opgenomen waarvan zij weet dat deze onjuist zijn, klagers verzoeken om
privézaken op te laten halen heeft genegeerd of verhinderd, klager onder druk heeft
gezet door € 30.000,- te eisen, klagers verhuizing heeft bemoeilijkt en persoonlijke
erfstukken van klager en diverse andere zaken heeft laten verduisteren en ontvreemden.
4.4 De voorzitter overweegt dat het aan de klager is om de feiten waarop hij zijn
klacht baseert voldoende aannemelijk te maken en ten minste aanknopingspunten aan
te dragen voor de juistheid van zijn stellingen. Dat heeft klager ten aanzien van
klachtonderdelen b), c) en d) niet gedaan. Klager heeft bijvoorbeeld niet geconcretiseerd
welke door verweerster gestelde feiten onjuist zijn en ook niet in welke stukken verweerster
die feiten heeft gesteld. Ook de overige verwijten heeft klager niet onderbouwd. Klager
heeft weliswaar een aantal e-mails van verweerster aan zijn advocaat overgelegd, maar
hij heeft die e-mails bewerkt en bovendien niet toegelicht waarom die e-mails relevant
zijn voor de beoordeling van de verschillende klachtonderdelen.
4.5 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van
artikel 46j Advocatenwet, daarom kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, in alle onderdelen kennelijk
ongegrond.
Aldus beslist door mr. M.V. Ulrici, voorzitter, bijgestaan door mr. S. el Bouazzati-van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 20 juni 2022.
Griffier Voorzitter
Verzonden op: 20 juni 2022