ECLI:NL:TGZRGRO:2021:43 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Groningen G2021/09

ECLI: ECLI:NL:TGZRGRO:2021:43
Datum uitspraak: 03-12-2021
Datum publicatie: 06-12-2021
Zaaknummer(s): G2021/09
Onderwerp: Overige klachten
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klacht tegen psychiater. Klager verwijt de psychiater dat zij - toen zij klagers behandelaar werd - hem niet langer het middel Efexor wilde voorschrijven, terwijl klager dat een goed medicijn vindt. Klager verwijt de psychiater ook dat zij hem antipsychotica heeft voorgeschreven. Klager wil geen antipsychotica gebruiken, omdat deze medicatie volgens hem leidt tot gewichtstoename en via dwang wordt toegediend. Het college is van oordeel dat uit het dossier in deze zaak niet blijkt dat de verwijten van klager terecht zijn. De klacht wordt daarom kennelijk ongegrond verklaard.  

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG GRONINGEN

Beslissing in raadkamer d.d. 3 december 2021 naar aanleiding van de op 5 februari 2021 bij het Regionaal Tuchtcollege te Groningen ingekomen klacht van

A , wonende te B,

k l a g e r

-tegen-

C , psychiater, (destijds) werkzaam te B,

b e k l a a g d e

  1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:

  • het klaagschrift;
  • het verweerschrift met de bijlagen.

Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid mondeling gehoord te worden in het vooronderzoek.

2. DE FEITEN

Op grond van de stukken dient, voor zover van belang voor de beoordeling van de klacht, van het volgende te worden uitgegaan.

Beklaagde is werkzaam als psychiater bij D, een instelling voor geestelijke gezondheidszorg. Van 5 maart 2012 tot 1 januari 2014 was zij de hoofbehandelaar van klager bij het E te B, een onderdeel van D. Klager is bekend met de diagnose schizofrenie van het paranoïde type.

3. HET STANDPUNT VAN KLAGER EN DE KLACHT

Klager verwijt beklaagde – zakelijk weergegeven – dat hij het middel Efexor niet meer krijgt, terwijl hij dat een goed medicijn vindt. Beklaagde schreef hem antipsychotica voor. Deze medicatie leidt tot gewichtstoename en mensen zitten aan gedwongen injecties vast. 

4. HET STANDPUNT VAN BEKLAAGDE

Beklaagde voert – zakelijk weergegeven – het volgende aan. Toen beklaagde de hoofdbehandelaar van klager werd, gebruikte hij clozapine (een antipsychoticum) en venlafaxine (merknaam Efexor). Tegen het advies in bouwde klager de clozapine geleidelijk af. Met het afbouwen ging het geleidelijk slechter met klager. Klager veroorzaakte in toenemende mate overlast voor de omgeving en begon dreigende

e-mails naar zijn familie te sturen. In december 2013 werd daarom besloten een rechterlijke machtiging (RM) aan te vragen. Tijdens de RM-zitting stemde klager weer in met het gebruik van clozapine. De rechter hield om die reden de uitspraak enige tijd aan. Het gebruik van clozapine werd hervat. Voor het gebruik van venlafaxine wordt geen indicatie gezien en klager vroeg er ook niet om. Aangezien klager volgens afspraak clozapine bleef gebruiken, ondanks dat hij zei dat eigenlijk niet te willen, wordt besloten de aanvraag voor een RM niet voort te zetten. Op dat moment was beklaagde al niet meer zijn hoofdbehandelaar.   

5. DE OVERWEGINGEN VAN HET COLLEGE

5.1

Het college wijst er in algemene zin op dat het er bij het beoordelen van een tuchtklacht niet om gaat of het handelen waarop de klacht betrekking heeft beter had gekund. Het gaat om het beantwoorden van de vraag of de aangeklaagde bij het beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Hierbij wordt rekening gehouden met de stand van wetenschap ten tijde van het handelen waarop de klacht betrekking heeft en met wat op dat moment in de betreffende beroepsgroep als norm of standaard werd aanvaard.

5.2

Het college ziet in het handelen van beklaagde geen enkel aanknopingspunt voor een tuchtrechtelijk verwijt. Dat het voorschrijven van de clozapine niet geïndiceerd was bij klager, is niet gebleken. Daarnaast gebruikte klager het middel – ondanks dat het kan leiden tot gewichtstoename – vrijwillig in de periode dat beklaagde zijn hoofdbehandelaar was. Niet valt in te zien dat beklaagde hieromtrent iets verweten kan worden.

Voorts geldt dat klager het college er niet van heeft overtuigd dat aan hem venlafaxine dient te worden voorgeschreven. Het enkele feit dat hij het een ‘goed medicijn’ vindt, is als onderbouwing onvoldoende. Overigens is niet gebleken dat klager überhaupt om het voorschrijven van dit middel heeft gevraagd bij beklaagde. En zelfs als dat wel het geval was geweest, was beklaagde hier niet toe gehouden geweest als er geen indicatie voor was. Een en ander maakt dat de klacht kennelijk ongegrond is.

5.3

Gelet op het voorgaande dient als volgt te worden beslist.

6.    DE BESLISSING

Het college verklaart:
- de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gegeven in raadkamer door P.A.H. Lemaire, voorzitter, A.J.K. Hondius en

A.C.M. Kleinsman, leden-beroepsgenoten, in tegenwoordigheid van L.C. Commandeur, secretaris.

                                                                                                                 voorzitter

                                                                                                                  secretaris

 

Tegen deze beslissing kan in de volgende gevallen schriftelijk beroep worden ingesteld bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg:

a.         Heeft u de klacht ingediend? Dan kunt u in beroep als

- het college u of uw klacht geheel of gedeeltelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard of

- als de klacht geheel of gedeeltelijk ongegrond is verklaard.

Bij een gedeeltelijke niet-ontvankelijkverklaring of een gedeeltelijke ongegrondverklaring kan uw beroep alleen betrekking hebben op dat deel van de beslissing.

b.         Is de klacht tegen u gericht? Dan kunt u altijd in beroep.

c.         Ook de inspecteur van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd kan beroep instellen.

U moet het beroepschrift richten aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg, maar opsturen naar de secretaris van het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Zwolle. Daar moet het zijn ontvangen binnen zes weken nadat de beslissing aan u is verstuurd.

Als u beroep instelt, moet u € 50,- griffierecht betalen aan het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. U ontvangt hierover bericht. Als u geheel of gedeeltelijk in het gelijk wordt gesteld, wordt het griffierecht aan u terugbetaald.