ECLI:NL:TGZRAMS:2021:114 Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg Amsterdam A2021/2305-A2021/052

ECLI: ECLI:NL:TGZRAMS:2021:114
Datum uitspraak: 12-10-2021
Datum publicatie: 03-12-2021
Zaaknummer(s): A2021/2305-A2021/052
Onderwerp: Onjuiste behandeling/verkeerde diagnose
Beslissingen: Ongegrond, kennelijk ongegrond
Inhoudsindicatie: Klager verwijt de arts die werkzaam was op de huisartsenpost dat hij 1) zeer nalatig en onzorgvuldig heeft gehandeld, 2) zeer slecht heeft gecommuniceerd en hij geen inlevingsvermogen heeft laten zien. Klager heeft zich op geen enkel moment serieus genomen gevoeld en moest naar eigen zeggen aandringen op een verwijzing naar de SEH. De arts heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Het doen van nader onderzoek had volgens de arts geen meerwaarde. Hij heeft klager zo spoedig mogelijk doorverwezen, alleen twijfelde hij over verwijzing naar de MDL-arts of de chirurg.Het college heeft de klacht kennelijk ongegrond verklaard. Nu het college niet heeft kunnen vaststellen hoe de communicatie tijdens het consult precies is verlopen, aangezien de lezing van partijen van elkaar verschilt, heeft het college niet kunnen vaststellen dat de arts klachtwaardig heeft gehandeld. Ook anderszins heeft het college niet kunnen vaststellen dat de arts klachtwaardig heeft gehandeld. De arts heeft klager onderzocht en hem daarna doorverwezen naar de SEH. De arts heeft op goede gronden betoogd dat het doen van nader onderzoek niet zinvol was.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

AMSTERDAM

Beslissing naar aanleiding van de op 19 maart 2021 binnengekomen klacht van:

A,

wonende in B,

k l a g e r ,

tegen

C,

arts,

werkzaam in D,

v e r w e e r d e r , 

gemachtigde: mr. M.E.M. van Eeden, verbonden aan VvAA Rechtsbijstand in Utrecht.             

1.          De procedure

1.1       Het college heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

  • het klaagschrift;  
  • het verweerschrift met de bijlage;
  • de correspondentie met betrekking tot het vooronderzoek;
  • het proces-verbaal van het op 27 juli 2021 gehouden vooronderzoek.

1.2       De klacht is in raadkamer behandeld.

2.          De feiten

Op grond van de stukken kan van het volgende worden uitgegaan:

2.1.      Klager heeft zich op 17 januari 2021 aan het einde van de ochtend gemeld bij de huisartsenpost in E met klachten van hevige buikpijn. De pijn was erger dan tijdens de bij hem enkele weken eerder geconstateerde diverticulitis. De op dat moment dienstdoende arts heeft aan klager morfine voorgeschreven.

2.2.      Rond 19:30 uur heeft klager zich wederom bij de huisartsenpost gemeld, waar verweerder op dat moment werkzaam was. De buikpijn was op dat moment nog heviger geworden en de morfine hielp niet goed. Ook was de temperatuur van klager gestegen.

2.3.      Verweerder heeft klager lichamelijk onderzocht. In het waarneembericht staat:

Objectief: pijnlijke man, temp 38.4 abd.: drukpijn links en rechts in de buik. Abd.: spaarzame peristaltiek, bolle buik, hevige drukpijn. Bewegne is pijnlijk, bij stilliggen zakt het minimaal af.

Plan:

Dreigende gecompliceerde diverticulitis, verwijzing SEH.”

2.4.      Bij aankomst op de SEH is klager onderzocht. Er bleek sprake van een (gecompliceerde) diverticulitis met perforatie van de dikke darm. Klager is direct geopereerd.

3.          De klacht en het standpunt van klager

De klacht houdt zakelijk weergegeven in dat verweerder zeer nalatig, zeer onzorgvuldig en duidelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Bovendien heeft verweerder zeer slecht gecommuniceerd en ontbrak het hem aan inlevingsvermogen. Klager heeft zich op geen enkel moment serieus genomen gevoeld. Verweerder reageerde niet op de verandering in de door klager benoemde pijnklachten en nam geen pro-actieve houding aan. Zo zag hij geen meerwaarde in het controleren van ontstekingswaarden en heeft hij geen enkele vraag gesteld over de geconstateerde diverticulitis van enkele weken eerder. Ook communiceerde hij niet over eventuele vermoedens of diagnoses en moest klager aandringen op een verwijzing naar de SEH.

4.          Het standpunt van verweerder

Verweerder heeft de klacht en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden. Hij heeft aangegeven dat hij, mede gelet op de voorgeschiedenis van klager, en op basis van de status van klager tijdens het consult, er juist geen seconde over heeft getwijfeld of hij klager moest doorverwijzen. Hij heeft er slechts over getwijfeld of klager naar de MDL-arts of naar de chirurg moest worden verwezen. Verweerder heeft klager zo spoedig mogelijk doorverwezen. Het doen van nader onderzoek naar ontstekingswaarden had geen meerwaarde, omdat dat zijn beleid (verwijzing) toch niet zou veranderen. Van onzorgvuldig, verwijtbaar of nalatig handelen is volgens hem dan ook geen sprake. Volgens hem is er sprake geweest van een miscommunicatie.

5.          De beoordeling

5.1.      De toets is of verweerder bij zijn beroepsmatig handelen is gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Daarbij gaat het niet om de vraag of dat handelen beter had gekund, maar om de vraag of het beter had gemoeten, rekening houdend met de stand van de wetenschap ten tijde van het klachtwaardig geachte handelen en met hetgeen toen in de beroepsgroep ter zake als norm was aanvaard.

5.2.      Vast staat dat de lezing van beide partijen, over wat er zich precies tijdens het consult heeft afgespeeld, van elkaar verschilt. Klager heeft het gevoel gekregen dat verweerder klagers klachten niet serieus nam, geen nader onderzoek deed, en zelfs twijfelde over een doorverwijzing naar de spoedeisende hulp, terwijl verweerder zich hierin absoluut niet herkent en juist stelt dat hij er geen enkele twijfel over had om klager door te verwijzen en dat ook heeft gedaan (na slechts te hebben getwijfeld naar welke afdeling doorverwezen moest worden). Het college stelt bij de beoordeling van de klacht voorop dat verwijten over de inhoud en wijze van communicatie zich moeilijk op hun juistheid laten beoordelen. Het college was immers niet bij het consult aanwezig en bovendien is het vaak de toon die de muziek maakt. Die toon is aan derden (zoals het college) niet goed over te brengen. Daarbij komt dat bij communicatie tussen enerzijds leken en anderzijds professionals het misverstaan van elkaar een voortdurend actueel gevaar is, dat nog toeneemt naarmate deelnemers aan die communicatie bij het onderwerp ervan emotioneel betrokken zijn. Omdat door het college niet kan worden vastgesteld hoe de communicatie tijdens het consult precies is verlopen, kan niet worden vastgesteld dat verweerder – op het gebied van communicatie - klachtwaardig heeft gehandeld zodat dat deel van de klacht ongegrond dient te worden verklaard.
 

5.3.      Ook anderszins kan niet worden vastgesteld dat klager klachtwaardig heeft gehandeld. Verweerder heeft klager onderzocht en hem na het doen van onderzoek doorverwezen naar de spoedeisende hulp. Hij heeft daarmee gehandeld zoals van een redelijk handelend arts mocht worden verwacht. Verweerder heeft op goede gronden betoogd dat het doen van nader onderzoek (naar bijvoorbeeld ontstekingswaarden) niet zinvol was, omdat dat zijn beleid (spoedverwijzing naar de spoedeisende hulp) niet zou veranderen.

5.4.      De conclusie van het voorgaande is dan ook dat de klacht kennelijk ongegrond is.

Verweerder kan met betrekking tot de klacht geen verwijt als bedoeld in artikel 47 lid 1 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg worden gemaakt.

6. De beslissing

Het college verklaart de klacht (kennelijk) ongegrond.

Aldus beslist op 12 oktober 2021 door:

A. van Maanen, voorzitter,

A. Wewerinke en D.E. de Jong, leden-arts,

bijgestaan door M.G. Verkerk, secretaris.


   WG                                                                                                    WG

secretaris                                                                                       voorzitter